64 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 13 Juni 1893. Wordt conform dit voorstel besloten den gemeente-ontvanger te machtigen het bedrag der over 1892 onbetaald gebleven schoolgelden ad 76.75 als oninvor- derbaar in zijne rekening over dat dienstjaar te verantwoorden. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder- baar ver klaring van posten uegens de belasting op het houden van honden over 1892 Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten den gemeente-ontvanger te machtigen de onbetaald geble ven aanslagen wegens belasting op het houden van honden over 1892 tot een bedrag van f 142.50 en aangeduid op den overgelegden staat, als oninvorderbaar in zijne rekening over 1892 te verantwoorden. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een verzoek van A. M. Turksma om het gebruik van gemeentegrond Achter de Witte hand voor het plaatsen van zijne karren. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te be sluiten het verzoek van M. Turksmabij adres van 25 April 1893om eene plek gemeentegrond Achter de Witte hand gratis of tegen een billijken huurprijs aan hem in gebruik af te staan voor het bergen van handkarrente wijzen van de hand. De beraadslagingen worden geopend. De lieer van Sloterdijck /.al zich gaarne met dit voor stel vereenigen. Met voldoening kan hij de aandacht vestigen op het motiefdoor burgemeester en wethouders voor hun advies aangevoerd dat het n.l. niet is aan te bevelen de pu blieke straat aan hare bestemming te onttrekken om den daar door vrijvallenden grond te verhuren. Zij schijnen dus vast te staan in de overtuigingdat het niet wenschelijk is de pu blieke straat te doen gebruiken voor particuliere doeleinden. Hij neemt hier gaarne acte van maar moet toch wijzen op het nog veelvuldig misbruik maken van de openbare straat. De bedoeling van burgemeester en wethouders is goed maar of hunne maatregelen wel geheel effect sorteeren of de ver ordening goed wordt nageleefd en er behoorlijk wordt gesur veilleerd moet spr. betwijfelen. Hoe kan men niet dagelijks waarnemendat op vele plaatsen in de stad een overgroot ge bruik van de straat wordt gemaakt hoevele karren staan des nachts niet onbeheerd? Sedert geruimen tijd is het Zuider- pleir. tot de Potmargebrug voor een groot deel bezet met bouw materialen en andere voorwerpen welke verzameling nu eerst in den laatslen tijd eenigszins in omvang is afgenomen. Het gebruik van de openbare straat voor rijtuigen vooral bij her bergen breidt zich uit. Dit een en ander doet spr. aan burgemeester en wethouders in ernstige overweging geven er voor te zorgen dat er van de straat niet meer gebruik wordt gemaaktdan waartoe zij vergunning hebben gegeven en in ieder geval tegen misbruik te waken. De Voorzitter kan als oudste wethouder den geachten spreker een minder volledig antwoord geven daar het hier een politiezaak betreft. Hij meent echter, dat de burgemees ter den heer van Sloterdyck naar aanleiding van diens op merking, waarschijnlijk zou hebben geantwoord, dat de ge achte spreker in het algemeen terecht heeft opgemerktdat er van de openbare straat nog misbruik wordt gemaakt, maar ook dat in den laatsten tijd door de politie beter toezicht ge houden en beter gewaakt wordt tegen misbruik. Men heeft hier te doen met oude toestandenzoodat het moeielijk is daaraan in eens een einde te maken. De heer van Sloterdijck zegtdatindien de mede- leeling van den voorzitter juist is waaraan hij niet twij- elt zijne opmerking dan kan dienen als eene opwekking )m in dien geest voort te gaan. Hij gelooft echter niet, dat iet hier eene aangelegenheid betreftdie speciaal tot den werkkring van den burgemeester behoortwant het toestaan van een eenigszins duurzaam gebruik van de openbare straat behoort aan burgemeester en wethouders. Om die reden heeft spr. zich tot dat college gewend. Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het voorstel van burgemeester en wethouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verdaging van hel nemen van een beslissing op het verzoek van P. At- tema Dz. e. a. tot verlaging van den gasprijs. Hierbij wordt voorgesteldte besluiten I. het nemen van eene beslissing omtrent het verzoek van P. Attema Dz. e. a. tot verlaging van den gasprijs te verdagen tot de behandeling der gemeentcbegrootiug voor het dienst jaar 1894; II. burgemeester cn wethouders diligent te verklaren ten opzichte van het uitbrengen van praeadvies op het sub l om schreven verzoek. De beraadslagingen worden geopend. De heer Duparc leest in de toelichting op dit voorstel dat burgemeester en wethouders het nemen van eene beslis sing wenschen te verdagen tot de behandeling van de ge meente-begrooting voor 1894, omdat dan eerst met juistheid de gevolgen kunnen worden beoordeeld die eene eventueele verlaging van den gasprijs voor de gemeente-financiön kan hebbenterwijl de begrooting alsdan in verband daarmede kan worden vastgesteld. Spr.( veroorlooft zich de meening uit te spreken, dat het standpunt, waarop burgemeester en wtt- houders zich in dezen hebben geplaatstminder juist is. In hun stelsel toch zou het winstcijfer van de gasfabriek de sluit post van de gemeentebegrooting moeten zijn. Dit acht spr. verkeerd. Bij verlaging van den gasprijs mag alleen de vraag gelden of daartoe kan worden overgegaan met het oog op de factoren, die alleen vooi de berekening van dezen prijs in aan merking kunnen komen n.l. de prijzen der grondstoffen en der nevenproducten niet echter of de gemeente-financiën eene verlaging kunnen verdragen. Over deze eerste vraag hadden burgemeester en wethouders praeadvies kunnen uitbrengen. Spr. zal dus niet met het voorstel medegaan. Hij zal den loop der discussiën afwachten teneinde dan een voorstel in te dienen om het adres aan burgemeester en wethouders te rug te zenden met uitnoodiging, alsnog over hetverzoek te die nen van praeadvies. De heer Bekhuis heeft met leedwezen van dit voorstel kennis genomen en wel om twee redenen. In de eerste plaats, omdat het bij spr. vaststaatdat nu juist het oogenblik is aan gebroken, om tot eene verlaging van den gasprijs over te gaan, en in de tweede plaats, omdat aanleiding tot dit vooi- stel is geweest een adres van eenige gasverbruikers. Hij had er zich mede gevleid dat van burgemeester en wethouders van de raadscommissie voor de gasfabriekof van een lid van deze vergadering een zelfstandig voorstel tot verlaging van den gasprijs zou zijn uitgegaan. Spr. is van oordeeldat eene beweging buiten den raad in dezen niet noodig moest zijn. Om dit duidelijk te maken wenscht hij eene mededeeling te doen. Zoodra de uitslag der aanbesteding van de levering van kolen voor de gasfabriek voor den dienst van 1893/94 bekend was, heeft spr. met kracht Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1893. en klem bij de gascommissie het denkbeeld verdedigdom verlaging van den gasprijs in overweging te geven. De com missie begroette het denkbeeld wel met ingenomenheiddoch was niet eenstemmig. Zij kwam niet tot eene beslissing. In de daaropvolgende raadsvergadering kwam een adres van gasverbruikers in met het verzoek, om den gasprijs te verla gen welk adres om bericht en raad in handen van burge meester en wethouders werd gesteld. Deze hebben het advies der commissie der gasfabriek ingewonnen en dit ontvangen doch het niet bij het voorstel overgelegd. Zij wmschen nu het nomen van eene beslissing omtrent dit adres te verdagen Maar waarom? De heer Duparc haalde reeds hun motief aan dat hij de behandeling van de gemeente begrooting de gevolgen van eene verlaging van den gasprijs beter kunnen worden beoordeeld. Spr. moet erkennendat hij dit motief niet begrijpt. Om tot dit resultaat te komen behoeft men niet te wachten tot de behandeling der gemeente begrooting. Gesteld, dat men een verbruik van 11 millioen M*. gas heeft, dan heeft eene verlaging van den prijs met 1 cent per M*. eene vermindering van ontvangst van f 15.000 ten gevolge, indien de prijzen der nevenproducten gelijk blijven. Hebben de woorden van burgemeester en wethouders deze beteekenis: wanneer de cijfers der gemeente-begrooting be kend zijn dan kan beter de invloed van eene gasprijs-veila ging worden beoordeelddan begrijpt spr. ze nog minder. Let men op de gemeente-financiën jadan komt men niet licht tot eene verlaging. Die financiën eischen eene versterking, maar deze moet niet worden verkregen door een te hoogen gasprijs. In 1888 bij de behandeling der gemeente-begrooting voor 1889, is zeer piincipieel de beteekenis van den gasprijs be sproken en aangetoonddat de geineente-begrooting en de gasprijs twee geheel van elkaar afgescheiden zaken zijn. De laatste moet bepaald worden door den prijs der grondstoffen en deze juiste opvatting heeft den raad toen geleid tot eene verlaging van den gasprijs. De uitkomsten dier verlaging wa ren gunstighet gasverbruik nam toe en daarom ging men in 1890, toen de kolenprijs steeg tot 61 cent per hectoliter, niet tot eene verhooging over. In 1891 steeg de kolenprijs tot ruim 90 cent. In Juni van dat jaar werd een voorstel van burgemeester en wethouders om in verband daarmede den gasprijs weder met 2 cent per stère te verhuogen zonder eenige discussie algemeen aange nomen. Hierdoor sprak de raad wederom zijne meening uit de kolenprijs beheerscht den gasprijs. Na dien tijd daalde ten gevolge van omstandigheden de ko lenprijs eerst tot 72 later tot 68 cent pei hectoliter. Dit had in het vorige jaar weder een drang tot verlaging van den gas prijs ten gevolge. Spr. toonde toen aan dat de kolenprijs nog te hoog was om tot verlaging van den gasprijs over te gaan. Het is billijk, dat de gasfabriek een behoorlijke winst verkrijgtmaar juist om die winst te blijven verzekeren, dringt spr. nu op verlaging van den gasprijs aan. Bij den tegenwoordigen prijs der kolen, die met Juli tegen lager prijs, 0.601 per H.L.zullen worden geleverd, is een gasprijs van 9 cent per stère te hoog. Men kan later bij eene stijging der kolenprijzen altijd nog tot eene verhooging van den gasprijs weder overgaan. Het is een feit, in alle omstandigheden bewezen dat een lage gasprijs leidt tot meer gasverbiuik. Bij eene verlaging heeft men wel aan vankelijk een geringere ontvangst, maar op den duur wordt die gecompenseerd door een toeneming van het verbruik. De voorwaarden tot aansluiting zijn zoo vergemakkelijkt en ook de meterhuur is verminderd. Ook dat zal medewerken tot ver meerderd gebruik. Op de hiervoren ontwikkelde gronden zal spr. aan het voor stel van burgemeester en wethouders zijne stem niet geven. De heer Plant0nga neemt ook thans nog hetzelfde stand punt inals bij de behandeling van vroegere voorstellen tot verlaging van den gasprijs door hem is ontwikkeld. Dat stand punt is hierop gegronddat de gasfabriek eene behoorlijke winst moet hebben oin het hoofd te kunnen bieden aan alle mogelijke eventualiteiten waaraan eene industriëele onderne ming als de gasfabriek is, blootstaat. De heer Bekhuis wenscht ook eene behoorlijke winstmaar verschilt met spr. ten op zichte van het bedrag van die winstin principe dus geheel hetzelfde denkbeeld. Spr. is op dit oogenblik niet a même om uit de door den heer Bekhuis genoemde cijfers na 1888 te kunnen beoordeelen, of een lager gasprijs altijd meerder gasverbruik ten gevolge heeft gehad. Dat echter de kwestie van eene winst der gas fabriek meer of minder ruim wordt opgevat, blijkt uit het cijfer der winst van de gasfabriek te Groningen dat cijfer bedroeg in 1891 f 81000, in 1892 /'63000. Deze cijfers spre ken. Spr. zal dus met het voorstel van burgemeester en wet houders medegaan. De Voorzitter doet den leden opmerken dat niet eene verlaging van den gasprijs aan de orde is maar een voorstel tot verdaging van eene beslissing daaromtrent zoodat hij ver dere sprekers verzoekt, dit wel in het oog te willen houden. De ledendie tegen dit voorstel zijn zijn blijkbaar van oor deel dat eene verlaging nog in den loop van dit dienstjaar in werking moet treden. Zou het evenwel verstandig en voor zichtig zijn, vraagt sp*.om, nu de gemeentebegrooting reeds zooveel mogelijk is besnoeid tot een maatregel over te gaan die eene mindere ontvangst van ongeveer f 7000 ten gevolge zou hebben nadat ook reeds de meterhuur is verlaagd Zij echterdie eerst voor het volgend dienstjaar eene verla ging wenschelijk achten kunnen het voorstel aannemen. De beslissing zal niet zoo lang worden vertraagd. In Juli komt de begrooting voor de gasfabriek in en in Augustus wordt reeds met het opmaken der gemeente-begrooting een aanvang ge maakt. De heer Duparc heeft zich onthouden van de bespreking der vraagof nu reeds tot eene verlaging van den gasprijs zou kunnen worden overgegaan omdat dit punt niet aan de orde is en zich daarom alleen bepaald tot het voorstel van burgemeester en wethouders om diligentverklarlng ten opzichte van het uitbrengen van praeadviesomtrent het ingekomen adres. In weerwil echter van het door den voorzitter in het midden gebrachte blijft spr. van meeningdat de vaststelling van den gasprijs niet afhankelijk mag worden gemaakt van den stand der gemeente financiën. En hierdoor vervalt ook elke grond voer diens vraagof in den loop van het diensjaar tot verlaging van den gasprijs kan worden overgegaan. De Voorzitter zegtdat steeds de kwestie van verlaging van den gasprijs is besproken bij de behandeling der gemeen tebegrooting. Dit is ook rationeel. Ging men nu over tot die verlaging met ingang van 1 Julidan zou zooals aan ieder duidelijk moet zijn en reeds dour spr. is opgemerkt, eene vermindering van winst tot een bediag van 7000 op de be grooting van dit dienstjaar daarvan het gevolg zijn waardoor men zeer waarschijnlijk zou komen te staan voor een nadeelig slot van de rekening over dit jaar. De heer Reeling Brouwer wijst er op dat men thans niet te doen heeft met de vraag, of er verband bestaat tusschen de gemeentebegrooting en den gasprijs maar welof het is aan te bevelenom tot eene verlaging van den gasprijs over te gaan in het midden van het dienstjaar. Spr. erkent, dat er veel voor verlaging te zeggen is spr. heeft op zich zelf geen bezwaar er tegen en hij acht het niet onwaarschijnlijk, dat de raad hierin met hem medegaatmaar wel acht hij het niet zonder bedenkingde verlaging in den loop van het dienstjaar in werking te doen treden en dientengevolge een belangrijk bedrag te schrappen van de begrooting van 1893 die ten vo- rigen jare is vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 2