102 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 2d September 1893. Van het eindigen eener ondersteuning doet de secretaris- boekhouder mededeeling aan den betrokken buurtbezoeker. In iedere gewone vergadering van voogden wordt aan be deelden gelegenheid gegeven persoonlijk hunne verzoeken of bezwaren kenbaar te maken. De heer Beekhuis vestigt de aandacht er op dat in de raadsvergadering van den 21 Mei 1879 is besloten aan het toenmalig artikel 21 toe te voegen de volgende bepaling: Voogden onthouden zich om voor behoeftigen behoorende tot hunnen bedrijvedaar buiten woningen te huren te koopen of te stichten." Bij aanneming van het aanhangig voorstel vervalt niet alleen het oude artikel 21, maar ook de toevoeging, zooeven aangehaald aangezien deze in geene andere der nieuwe artikelen voorkomt. Dit zou zeer te betreuren zijn. Spr. spreekt eenigszins uit ervaringdaar hij eenige jaren de eer heeft gehad lid van het bestuur der stads armenkamer te zijn ge weest maar ook uit particuliere gesprekken met enkele voog den is hem gebleken dat deze de meer bedoelde in 1879 toe gevoegde bepaling ongaarne zouden zien vervallen. Op spr.'s vraag waarom zij dan van de gelegenheid toen hun advies omtrent dit voorstel werd gevraagdgeen gebruik hebben ge maakt om burgemeester en wethouders hierop te wijzen kreeg hij ten antwoord dat zij deze bepaling over het hoofd hebben gezien. Dit is hierdoor te verklaren, dat die toevoeging niet in het reglement was bijgeschreven. Spr. stelt nu als amendement voor, de in 1879 aangebrachte bepaling te behouden en deze alsnog aan het nieuwe artikel 21 toe te voegen. De heer Troelstra zegtdat het met overnemen van de door den heer Beekhuis bedoelde bepaling het gevolg is van eene omissie. Die bepaling dient wel degelijk te worden ge handhaafd. Spr. gelooft, dat zij eigenlijk niet wel past bij art. 21 maar nu ze toch bij het bestaand artikel 21 dat on geveer hetzelfde onderwerp bevat als het nieuwe, is toegevoegd, bestaat er geen bezwaar tegen het denkbeeld van den heer Beekhuis te volgen. De Voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethou ders het amendement van den heer Beekhuis overnemen, maar zich voorbehoudende redactie van de toe te voegen bepaling eenigszins te wijzigen. Het gewijzigd artikel wordt nu zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 22 te lezen als volgt Op de aanvragen om genees-, heel- en verloskundige hulp is art. 20 van toepassing. De lastbriefjes voor zoodanige hulp worden afgegeven dooi den voorzitter of den secretaris-boekhouder overeenkomstig de verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen in deze gemeente (gem.blad van 1892 no. 16). In spoedeischende gevallen kan het lastbriefje worden afge geven, vóórdat het voorgeschreven onderzoek heeft plaats gehad. Van de afgegeven lastbriefjes wordt in de eerstvolgende ge wone vergadering van voogden mededeeling gedaan. In deze vergadering wordt over het verder verleenen van ge nees- en heelkundige hulp beslist. Van de beslissing wordt door den secretaris-boekhouder me dedeeling gedaan aan den betrokken buurtbezoeker. Indien een gemeente-arts of' vroedvrouw volgens de artt. 15 en 22 der in de 2e alinea van dit artikel aangehaalde verorde ning oordeeltdat er bij een lijder of kraamvrouw behoefte bestaat aan ligging kleeding of andere noodige zaken is de voorzitter bevoegd, in overleg met den secretaris-boekhouder het noodige onmiddellijk te doen verstrekken. Ook hiervan doet hij mededeeling aan de voogden in hunne eerstvolgende vergadering. De heer Oosterhofl' heeft het woord gevraagd voor eene opmerking naar aanleiding van de 3e alinea van dit artikel, luidende „In spoedeischende gevallen kan het lastbriefje wor den algegeven vóórdat het voorgeschreven onderzoek heeft plaats gehad." Dit is een maatregeldie zeker ieders goedkeuring zal wegdragen maar de vraag is bij spr. gerezen of hij wel voldoende aan de bedoeling zal beantwoorden. Volgens de le alinea van dit artikel is hierop ook art. 20 van toepassing zoodat zij die geneeskundige hulp verlangen, zich moeten wenden tot de buurtbezoekers. Deze zullen dan casu quo aan den voorzitter der stadsarmenkamer kennis geven, of de gevallen spoedeischend zijn. Dit is dus altijd nog een vrij lange weg. Ware hel niet doeltreffender, dat in spoed eischende gevallen de buurtbezoekers zeiven lastbriefjes konden afgeven waarmede zij dan den voorzitter terstond in kennis moesten stellen Spr. weet niet, of hiertegen bezwaar bestaat; zoo neen, dan zal hij straks een daartoe strekkend amendement indienen. De heer Troelstra verwijst naar het bestaande artikel 20, alinea 2, dat aldus luidt„Tijdelijke ondersteuning genees-, heel- en verloskundige hulp worden op vertoon van een wijkbriefje door den voorzitter verstrekt, zooveel mogelijk na voorafgegaan onderzoek naar den toestand dezer behoeftigen door den secre taris-boekhouder." Deze bepaling is in beginsel in nieuw artikel 22 overgenomen. Spr. meent zich te herinneren dat, volgens de verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen, bij behoefte aan verloskundige hulp en in spoedeischende geval len bij personen die van elders zijn gekomen en bij schippers zelfs de commissaris van politie handelend kan optreden. Nim mer heeft de tegenwoordige regeling tot moeielijkheden aanlei ding gegeven. Spr. acht het nu bij het invoeren van een nieu wen maatregel niet geraden daarin verandering te brengen. De Voorzitter bevestigt, dat voor buitengewone, spoed eischende gevallen wordt voorzien door de verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen. Spr. heeft bovendien nog dit bezwaar tegen het denkbeeld van den heer Oosterhofï, dat dit eene belangrijke wijziging zou brengen in de economie van dit reglement, want dan zou aan de buurt bezoekers eene beslissing worden opgedragen die behoort bij de voogden den voorzitter of den secretaris-boekhouder der armenkamer. De heer Reeling Brouwer kan zich ook niet met het denkbeeld van den heer Oosterhofï vereenigen. Het zal toch meer voorkomendat zij die hulp verlangen de buurtbezoe kers njet thuis vinden dan dat zij zich wendende tot den voorzitter of den secretaris-boekhouder welke laatste geregeld eenige uren in het stadsarmhuis aanwezig isonverrichter zake moeten terugkeeren. Spr. gelooft, dat de bestaande regeling goed is en niet moet worden veranderd. De heer Oosterhoff zal zich bij de verklaring van den heer Troelstra dat de bestaande toestand nimmer bezwaar heeft opgeleverd nederleggen. Hij meende echterdat de tegenwoordige regeling juist wel eens wat te wenschen overliet en daarom bracht hij dit punt ter sprake. Hij schijnt zich evenwel te hebben vergist. Het nieuw artikel 22 wordt nu zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 26 te lezen als volgt De toegestane bedeelingen in geld en brood aan de behoef tigen, in art. 23 kb en B genoemd worden eenmaal 's weeks, op een bepaalden dag en op daarvoor vastgestelde uren aan hen uitgereikt. Met afwijking hiervan kan de uitreiking ook geschieden aan Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 26 September lb9S. i03 de woningen der bedeelden door tusschenkomst van den buurt bezoeker tot wiens kring de behoeftige behoort. De uitreiking van brandstof, kleeding ligging en dekking wordt naar omstandigheden door de voogden geregeld. De heer Fabry d.0 Jonge stelt voor in de tweede alinea van dit artikel te doen wegvallen de woorden „aan de wonin gen der bedeelden." De bedeeling kan geschieden door uit reiking aan de woningen der bedeeldenof ook door afhaling aan de woningen der buurtbezoekers. Spr. wil den buurtbe zoekers hierin met door eenig voorschrift bindenmaar hen ten dezen opzichte geheel vrijlaten. Burgemeester en wethouders nemen dit amendement over. Het aldus gewijzigd artikel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 48 te lezen als volgt De voorzitter bijgestaan door den secretaris-boekhouder, is dagelijksop een door de voogden te bepalen uur, voor de armen, die ondersteuning verlangen te spreken en hoort hunne verzoeken aan. Hij is belast met de gewone wekelijksche en alle buitenge wone uitdeelingenin overleg en met bijstand van den secre taris-boekhouder. Hij ziet met dezen mede toedal de gemeente-artsen en vroedvrouwen de hun bij de verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen in deze gemeente opgelegde verplichtingen naar behooren vervullen. De heer Fabry de Jonge acht het wenschelijkde le alinea eene wijziging te doen ondergaan. Volgens de voorge stelde redactie zal de voorzitter dagelijks te spreken zijn voor de armen, die ondersteuning verlangen. Nu bepaalt art. 20, dat zij die wenschen te worden ondersteund zich te wenden hebben tot de buurtbezoekers. De voorzitter zit dus niet voor die behoeftigenalthans niet uitsluitend. Het kan echter voorkomendat bijv. buurtbezoekers of an deren eenige zaak willen bespreken en hiertoe zouden ze bij de voorgestelde redactie geen gelegenheid hebben. Daarom stelt spr. voor, de le alinea aldus te lezen „De voorzitter bijgestaan door den secretaris-boekhouder, is dagelijks op eeu door de voogden te bepalen uur voor ieder te spreken, die iets te verzoeken heeft." De Voorzitter is voor het behoud van de voorgestelde bepaling. Hel ligt voor de hand dat de voorzitter en de se cretaris-boekhouder buurtbezoekers die hen verlangen te spre ken dezen niet zullen afwijzen indien zij tijd beschikbaar hebbenmaar werd de bepaling gelezen, zooals de heer de Jonge voorsteltdan zouden de voorzitter en de secretaris-boek houder ook anderen b.v. leveranciers op die uren te woord moeten staan. Dit is tegen de bedoeling. Er wordt een tijd bepaaldwaarop zij voor de armen te spreken zijndie tijd wordt gewijd aan de armen en het onderzoek naar hunne om standigheden. Is er echter nog tijd beschikbaardan kunnen zij ook anderen te woord staan maar dit moet niet worden voorgeschreven. De heer Troelstra deelt mededat oorspronkelijk art. 48 aldus aanving: „De voorzitter is dagelijks, op een door de voogden te bepalen uur voor de armen die ondersteuning ver langen te spreken en hoort hunne verzoeken aan." In 1881 is m een afzonderlijk artikel bepaalddat de secretaris-boek houder mede dagelijks voor de armen die ondersteuning ver langen aan het stadsarmhuis zal zijn te sprekendat hij hunne verzoeken aanhoort en die ter kennis brengt van den voorzitter. Nu zijn beide bepalingen in een artikel opgenomen naar hij zich meent te berinneren op voorstel van de voogden. Tenzij hij beter wordt ingelichtzal spr. tegen het amendement van den heer de Jonge stemmen. De heer Fabry de Jonge meendedatwanneer de voorzitter er toch zithij voor iedereen te spreken was en het dus practisch aanbeveling verdiendedit in de verordening op te nemen. Nu echter blijkt, dat er bezwaren tegen bestaan, trekt hij zijn amendement in. De heer Oosterlioff zegtdat de heer de Jonge zich ver gist waar hij meentdat de voorzitter voor ieder te spreken is. Spr's bezwaar is gericht tegen de in de le alinea voorko mende woorden„die ondersteuning verlangen." Zooals het artikel nu geredigeerd iszullen de armen niet weten tot wien zij zich moeten wenden. Volgens art. 20 moeten zij zich wenden tot de buurtbezoekers door het hier bepaalde kunnen zij in den waan worden gebrachtdat zij tot den voorzitter moeten gaan. Vallen de woorden„die ondersteuning verlan gen" wegdan is dit bezwaar vervallen. Verlangen zij onder steuning zij zullen tot de buurtbezoekers gaan, doch voor het gevaldat zij in andere opzichten hunne belangen wenschen te besprekenzullen zij zich tot den voorzitter kunnen wenden. De heer Troelstra maakt den heer Oosterhoff opmerkzaam op het laatste lid van artikel 21 „ln iedere gewone vergade ring van voogden wordt aan bedeelden gelegenheid gegeven persoonlijk hunne verzoeken of bezwaren kenbaar te maken." Dus de armendie reeds bedeelden zijnkunnen zich tot de voogden wenden. Art. 48 echter heeft betrekking op de armendie ondersteu ning verlangen. De heer Duparc begrijpt het bezwaar van den heer Oos terhofï tegen de bedoelde woorden niet. Hij kan zich moeielijk voorstellendat een arme om een andere reden zich zal aan melden dan om ondersteuning te erlangen. De heer Oosterüoff had het laatste lid van art. 21 niet over het hoofd gezienmaar hiertegen is juist voor velen dit het bezwaardat zy moeten wachten tot de voogden vergade ren terwijl zij anders iederen dag hunne wenschen zouden kunnen kenbaar maken aan den voorzitter in het stadsarmh uis. Wat de opmerking van den heer Duparc aangaatspr. kan zich wel voorstellen dal een arme om eene andere reden dan om ondersteuning te bekomen zich aanmeldtal was ;t maarom meer bedeeling te verkrijgen. De Voorzitter zegt, dat men moet onderscheiden de ar men die reeds in de bedeeling zijn opgenomen en zij die be deeling veilangen. Hij, die bedeeling heeft, is in de verga dering der voogden geweest; is hij met de beslissing niet te vreden dan kan hij daarvan niet in beroep komen dan door nogmaals voor de voogden zijne bezwaren kenbaar te maken. Komt men echter voor het eerst met een verzoek om onder steuning dan heeft men zich te wenden tot den voorzitter. Bedenkelijk zou het echter zijnindien de voorzitter zich be schikbaar moest stellen om de verzoeken van alle armen aan te hooren. De voorgestelde bepaling is ook niet in strijd met art. 20. Zij die wenschen te worden ondersteund hebben zich te wen den tot de buurtbezoekerszooals thans tot de wijkmeesters, en worden dan met een briefje verwezen naar den voorzitter. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 48 wordt zonder hoofdelijke stemming onveranderdkaan- genomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 2