104 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 26 September 1893.
Art. 63 te wijzigen door achter het woord „opgenoemd*' te
doen volgen„het register van afgegeven lastbrieljes voor ge
nees-, heel- en verloskundige hulp."
De heer Oosterhoff vraagt, of deze toevoeging niet be
hoort te geschieden aan art. 29waarin wordt voorgeschreven,
welke boeken en registers moeten worden bijgehouden. Waar
om wordt dit register daarvan uitgezonderd
De heer Troelstra zegtdat art. 29 de registers vermeldt,
die de voogden moeten bijhouden en art. 63 de verplichtingen
voor den secretaris-boekhouder bevat. Burgemeester en wet
houders hebben nu deze wijziging voorgesteldomdat in de
oorspronkelijke verordening staatdat èn de voorzitter èn de
secretaris-boekhouder een register der lastbriefjes moet bijhou
den. Die dubbele bijhouding is overbodig en nu wordt het
alleen aan den secreta' is-boekhouder opgedragen.
De wijziging van artikel 63 wordt zonder hoofdelyke stem
ming aangenomen.
Art. 64 te lezen als volgt
Hij is bevoegd en op last van de voogden verplichtom in
de woningen van de behoeftigen die op eenigerlei wijze door
de stadsarmenkamer worden ondersteundpersoonlijk onderzoek
te doen naar de behoeften en den toestand der ondersteunden.
Van zijn onderzoek brengt hij rapport uit in de eerstvolgende
vergadering.
De heer Beekhuis stelt met hel oog op de redactie van
voorgaande artikelenwaar van gewone vergaderingen woi dt
gesproken voor ook hier na het woord „eerstvolgende" in te
lasschen het woord „gewone."
Het artikel wordt dienovereenkomstig gewijzigd vastgesteld.
De overige voorstellen sub 1 worden zonder discussie onver
anderd aangenomen.
Sub II wordt voorgesteld aan het reglement toe te voegen
de volgende bepalingen
HOOFDSTUK V.
Van de buurtbezoekers.
Art. 69.
De voogden worden ter hunner voorlichting omtrent het ver-
leenen van onderstand en van genees-, heel- en verloskundige
hulp bijgestaan door eene commissie van buurtbezoekers.
Deze commissie kan tevens bijstand verleenen bij het uitrei
ken van geldelijke of andere ondersteuningen.
Dit artikel wordt zonder discussie onveranderd aangenomen.
Art. 70. Het getal buurtbezoekers is onbepaald en wordt
naar de behoefte geregeld.
lederen buurtbezoeker wordt de kring aangewezen waarin
hij werkzaam zal zijn.
In den regel wordt voor een bepaalden kring een bewoner
daarvan tot buurtbezoeker benoemd.
De heer Fabry de Jonge wenscht naar aanleiding van
dit artikel eene vraag te doen. In de memorie van toelichting
wordt gewezen op het wenschelijkedat ieder bnurtbezoeker
ten hoogste vier gezinnen in behandeling heeftzulks in over-
eensten ming met het Elberfelder stelsel.
In dit artikel wordt daar echter geen melding van gemaakt.
Moet dit niet geschieden
De heer Troelstra acht het overbodig het getal der ge
zinnen vooi iedeien huurtbezoekci in het reglement vast te
stellen. Nu op meer dan een plaats in de memorie van toe
lichting op de gunstig werkende bepaling wordt gewezendat
ieder buurtbezoeker niet meer dan vier gezinnen onder behan
deling hjeeftligt daarin opgesloten dat burgemeester en wet
houders het reglement in dien geest zullen uitvoeren. Toch
kan het voorkomen dat in één buurt soms tijdelijk 5 a 6 be
deelde gezinnen komen en dan zou nren te veel gebonden zijn,
indien hel getal gezinnen voor iederen buurtbezoeker op vier
was bepaald.
Art. 70 en daarna art. 71 worden zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
Art. 72. De buurtbezoekers worden benoemd voor den tijd
van drie jaren. Zij zijn dadelijk herbenoembaar.
De heer Oosterliolf vraagtof het niet beter is om de
buurtbezoekers telkens voor één jaar te benoemen. Het getal
van dezen zal waarschijnlijk groot zijn misschien wel honderd.
Wanneer er nu onder dezen eenige zijn die wel van goeden
wille zijn, maar gaandeweg blijken voor deze betrekking onge
schikt te wezen dan kan men hun ongevraagd geen ontslag
geven en moet men ze dus houden totdat de drie jaren om
zijn. Dit kan men voorkomen door ze maar voor één jaar te
benoemen.
De heer Troelstra gelooft dat het niet gemakkelijk zal
zijnalle plaatsen te bezetten. Het is dus aan te bevelen,
om de buurtbezoekers niet voor één jaar te benoemen omdat
men allicht elk jaar er weer aan bloot staatdat enkelen niet
wenschen te worden herbenoemd. Bovendien is het beter, den
duur der benoeming niet te kort te nemenomdat voor eene
goede waarneming der betrekking eene zekere routine noodig
is die men zich niet in korten tijd eigen maakt. Gaat iemand
in den loop der drie jaren de verdere lust ontbreken of drin
gen andere omstandigheden hem er toedan kan hij altijd
ontslag vragen. Ook geeft eene benoeming voor één jaar elk
jaar veel werk.
De heer Beekhuis zal het denkbeeld van den heer Oos-
terhoff ondersteunen. Daarvoor pleit z. i. nog ditdat het
i kan voorkomen dat buurtbezoekers verhuizen en in eene an
dere wijk gaan wonen. Dan zou het kunnen zijn dat in de
eene buurt velein eene andere weinig buurtbezoekers zijn.
j Bij eene benoeming voor één jaarzou daarin telkens kunnen
J worden voorzien.
De heer Oosterhoff stelt nu voorin dit artikel te lezen:
„De buurtbezoekers worden benoemd voor den tijd van één
jaar."
Dit amendement wordt ondersteund en komt in behandeling.
De heer Troelstra zegt, dat als regel zal worden aange
nomen zooveel mogelijk de buurtbezoekers uit bewoners van
de buurt te kiezen doch in vele gevallen zal men zich niet
hieraan kunnen houden. Het komt toch voordat in eene
buurt vele armen zijn en weinig personengeschikt om als
buurtbezoekers op te treden. Een buurtbezoekerdie uit zijne
buurt verhuistbehoeft daarom nog niet als zoodanig af te
treden.
De heer Duparc doet aan burgemeester en wethouders de
vraagof het niet wenschelijk zou zijn te bepalen dat de
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 28 September 1893.
105
I buurtbezoekers ten allen tijde ontslag kunnen nemen. Dit dient
I toch eigenlijk wel hier te worden opgenomen. Indien niet
I dan zouden zij niet het recht hebben in den loop der drie
I jaren te bedanken.
De Voorzitter gelooft, dat, wanneer iemand eene betrek-
I king wordt opgedragen dit medebrengtdat hij ook zijn ont-
I slag kan krijgen. Het is niet noodzakelijk te bepalen, dat hij
I ontslag kan nemen het college dat benoemtkan altijd ont-
I slag geven.
De heer Dijkstra acht het ook beter, de benoeming te doen
I geschieden voor den tijd van drie jaren. De werkzaamheden
I van de buurtbezoekers zijn gegrondvest op ondervinding. Ieder
I zal met den besten wil bezield zijn, maar niet ieder terstond de
I juiste geschiktheid bezitten. Waar die dus door ondervinding
I moet worden verkregenis de tijd van één jaar te kort.
De heer Oosterhoff deelt het bezwaar van den heer Dijk-
I stra niet. Men kan natuurlijk niet terstond geheele geschikt-
I heid vergen. Het collegedat de benoeming doetzal dan
I ook niet licht na een jaar een buurtbezoeker ontslaanmaar
I bij eenig blijk van geschiktheid door eene herbenoeming hem
I in de gelegenheid stellennog meer ervaring en daardoor
geschiktheid te verkrijgen. Het eenige bezwaar tegen eene
I benoeming voor korten tijd zou wezen dat de benoeming telken
jare veel werk geeft, maar hier staat tegenover, dat er dan
gelegenheid bestaatom zich van ongeschikte personen te ont
doen. Men zal zich bij eene benoeming voor drie jaren wel
eerst tweemaal bedenkenvóórdat men een buurtbezoeker in
den loop van dien tijd zijn ontslag geeft.
Den heer Troelstra doet het leeddat het debat deze
richting heeft genomen. Er spreekt een soort van wantrouwen
in de aanstaande buurtbezoekers uit. De nieuwe maatregel
kan zeer doeltreffend zijn, maar zal hij goed worden uitgevoerd,
dan heeft men samenwerking noodig en welwillendheid in de
grootste mate. Maar dan moet men niet beginnen met wan
trouwen. Spr. geeft toedat er al veel moet gebeurenvóór
dat men in den loop van het driejarig tijdvak een buurtbezoe
ker zijn ontslag zal geven maar ook kan men zeggendat er
veel moet gebeuren zal men na afloop van het jaar een per
soon niet weder herbenoemen als hij zelf niet bedankt.
De heer Duparc heeft te goed vertrouwen in zijne mede
burgers dan dat hij niet zou mogen verwachten dat zij
bereid zullen worden bevondenals buurtbezoekers op te
treden. Er zullen altjjdook in dit opzichtwel honderd
„rechtvaardigen" hier worden gevonden. Stabiliteit acht hij
echter in dezen wenschelijk. Indien de benoeming voor drie
jaren geschiedt, zullen de benoemden allicht de betrekking
gedurende dat geheele tijdvak blijven waarnemen terwijl men
bij eene benoeming voor één jaar meer de kans looptdat
enkelen na afloop daarvan niet wenschen te worden herbe
noemd.
De heer Oo8terhofT moet protesteeren tegen de opvatting
van den heer Troelstraalsof hij wantrouwen koestert omtrent
de aanstaande buurtbezoekers. Dit is in de verste verte niet
het geval. Hjj sprak er juist overdat velen hoe bereid
willig overigens ook, zullen kunnen blijken minder voor de
betrekking geschikt te zijn.
Het amendement van den heer Oosterhoff wordt in stemming
gebracht en verworpen met 18 tegen 2 stemmen Vóór stem
den de heeren Oosterhoff en Beekhuis.
Het artikel 72 wordt nu zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Art. 73 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 74. Bij het ontvangen van aanvragen om onderstand
of genees- heel- en verloskundige hulp, stelt de buurtbezoeker
dadelijk een persoonlijk onderzoek in naar den toestand en de
behoeften van het gezin.
Indien de buurtbezoeker niet bij machte is om hetzij door
het inroepen van de hulp van kerkelijke of particuliere liefda
digheid hetzij door werkverschaffing of op eenige andere wijze
in de behoefte te voorzien dient hij de aanvraag met het rap
port van zijn onderzoekingericht overeenkomstig de voor
schriften door burgemeester en wethouders vastgesteld zoo
spoedig mogelijk in aan den voorzitter der stads-armenkamer.
De heer Oosterhoff vraagtof het werkelijk de bedoeling
is dat de buurtbezoeker eerst de kerkelijke of particuliere lief
dadigheid moet ingeroepen. In dat geval zou de bedelaar door
den buurtbezoeker vervangen worden. Hij is van meening
dat de woorden „particuliere liefdadigheid" moeten worden ver
vangen door „instellingen van particuliere liefdadigheid."
De Voorzitter verwijst naar de armenwet, volgens welke
geen burgerlijk armbestuur onderstand mag verleenen aan ar
men dan na zich voor zooveel mogelijk te hebben verzekerd
dat zij dien niet van kerkelijke of bijzondere instellingen van
weldadigheid kunnen erlangen.
De heer Duparc acht de opmerking van den heer Ooster
hoff niet onjuist. Het heeft toch vele bezwaren in om zich
te verzekerenof van particuliere liefdadigheid iets voor den
behoeftige te verwachten is. De bedoeling zal echter wel zijn,
dat de buurtbezoekers zich eerst zullen wenden tot de bijzon
dere instellingen van liefdadigheid geheel in overeenstemming
met art. 21 van de wet op het armbestuur.
De Voorzitter stelt namens burgemeester en wethouders
voor, in de plaats van „particuliere liefdadigheid" te lezen:
„bijzondere instellingen van weldadigheid."
De heer Beucker Andreae geeft naar aanleiding van
deze wijzigingin overweging om in de 2e alinea te doen
wegvallen de woorden „door werkverschaffing of". Het komt
hem voordat de werkverschaffing hier ter stede ook valt on
der de instellingen van weldadigheid.
De heer Troelstra verwijst, voor een juiste beoordeeling
van dit artikel, naar de memorie van toelichtingwaarin staat
aangeteekend„Het streven van den buurtbezoeker moet zijn
onderstand van wege het armbestuur zooveel mogelijk te voor
komen. Indien daartoe termen bestaan beproeft hij hetzij
van kerkelijkehetzij van particuliere instellingen van welda
digheid of van familieleden de noodige ondersteuning voor het
gè/.in te erlangen of wel hij bevordertdat aan het hoofd des
gezins werk worde verschaft. Mocht de commissie voor werk
verschaffing hiertoe zooveel mogelijk behulpzaam willen zijn
dan zou de ondersteuning vanwege de armenkamer, aan werk-
loozen gaandeweg kunnen verminderen."
Dit is in den geest van het Elberfelder stelsel en brengt
mededat men alleen 't laatst aanklopt bij het burgerlijk arm
bestuur. Het doel is om den arme in alles voort te helpen
en te steunenten einde bedeeling te voorkomen. Kan de
commissie voor werkverschaffing geen werk gevendan rust
op den buurtbezoeker de taak, om op andere wijze voor den
arme werk te zoeken.
De heer Beucker ADdreae blijft zijne vraag handhaven,
waarom in dit artikel de werkverschaffing moet worden ver
meld, daar deze kan worden begrepen onder de bijzondere in
stellingen van weldadigheid.