106 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 26 September 1893. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 26 September 1993. 107 Dc heer Duparc wijst er op dat de hier bestaande com missie voor werkverschaffing is een instelling van weldadigheid, in den zin van art. 1 der wet op het armbestuur. Deze com missie wordt hier trouwens ook niet bepaald aangewezen. Er wordt in ;t algemeen gesproken van werkverschaffing. De heer Reeling Brouwer heeft deze opvatting van de zaak de buurtbezoeker bezoekt den arme die ondersteuning heeft gevraagd hij onderzoekt, of deze geen werk heeft, en wanneer dit niet het geval is tracht hij bij verschillende ba zen of bij de werkverschaffing werk voor hem te vinden; slaagt hij hierin nietdan eerst komen de instellingen van weldadig heid aan de beurt en eindelijk de armenkamer. De heer BöUCker Androaö is 't uit de gegeven inlich tingen duidelijk geworden dat in dit artikel niet wordt bedoeld de commissie voor werkverschaffing. Juist de memorie van toelichting heeft hem echter tot zijne opmerking aanleiding ge geven. De heer 1 roelstra zegt dat dit niet wegneemt dat de buurtbezoeker zich ook tot de commissie voor werkverschaffing kan wendenen wel m de eerste plaats. Hier is niets tegen. Zijn de armen lidmaten van eene kerkelijke gemeente dan heeft de buurtbezoeker te onderzoeken, of de diaconiën dier ge meenten ondersteuning geven. Hierdoor zal blijken welke dia coniën hunne armen naar behooren bedeelen en welke niet. Spr. is dus van oordeel dat het artikel onveranderd moet wor den gehandhaafd. De Voorzitter acht het, voor eene latere interpretatie van dit artikelwenschelijk te constateeren dat hier bedoeld wordt werkverschaffing in de ruimste beteekenis van het woord. Er staat trouwens niet de werkverschaffing. De heer Oosterhoff vraagtof het geen aanbeveling ver dient, aan dit artikel toe te voegen de bepaling, dat de buurt bezoeker in spoedeischende gevallen hiervan melding maakt in zijn rapport Hoe komt anders ter kennis van den voorzitter dat spoedige hulp noodig is De Voorzitter heeft wel geen bezwaar tegen dergelijke toevoeging, maar hij acht ze niet noodig. Art. 76 bepaalt dat de buurlbezoeker aan de door hem in te zenden rapporten zoodanige mededeehngen en voorstellen toevoegtals hij wen schelijk oordeelt. Hij kan dus daarin van het spoedeischende van het geval melding maken. Het betreft hier eene kwestie van uitvoering en burgemeester en wethouders zullen dan ook wellicht de buurtbezoekers voor zien van lastbriefjes verschillend, naar gelang het gewone of wel spoedeischende gevallen betreft. De heer OostörhofF acht na de bekomen inlichting de door hem bedoelde toevoeging niet noodig. Het gewijzigd artikel 74 wordt nu zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. Art. 75. De buurtbezoeker bezoekt van tijd tot tijd in zijnen kring ieder gezin dat van de stads-armenkamer onderstand of genees- en heelkundige hulp geniet. Ingeval onderstand tengevolge van werkloosheid of andere oorzaken tijdelijk wordt verleend herhaalt hij het bezoek ten minste om de veertien dagen. Hij zendt van zijn onderzoek en den uitslag daarvan dadelijk bericht aan den voorzitter der stads armenkamer. Hij gaat in het bijzonder naof de kinderen der ondersteun den die in de schooljaren vallen geregeld een school bezoe ken. Indien dit niet het geval is, geeft hij daarvan bericht aan evengemelden voorzittermet opgave van de reden van het schoolverzuim. Inmiddels tracht hij het schoolbezoek zoo veel mogelijk te bevorderen. Hij tracht overigens door raad en voorlichting en door zede lijk en steun en hulp elk behoeftig gezin zooveel mogelijk zede lijk en stoffelijk te verheffen. Hij doet dit echter met volko men eerbiediging van de godsdienstige begrippen van den be hoeftige. De heer Troelstra deelt namens burgemeester en wethou ders mededat zij terugnemen de 2e alinea van dit artikel. De reden hiervan is deze. Burgemeeester en wethouders zijn van oordeeldat men 't den buurtbezoekers niet te lastig moet maken met het opmaken van rapporten. Bij het Elberfelder stelsel is het regeldat lijdelijke ondersteuning voor niet lan ger dan veertien dagen wordt verstrekt. De voogden der stads armenkamer kunnen dit navolgen is na verloop van die veer tien dagen ondersteuning nog noodigdan moet daartoe weder het verzoek worden gedaan en eerst dan behoeft de buurtbe zoeker een nieuw rapport in te zenden. Het artikel wordt aldus gewijzigd vastgesteld. De artikelen 76 tot en met 79 worden zonder discussie on veranderd vastgesteld. Art. 80. De buurtbezoekers worden in acht sectiën verdeeld. De verdeeling geschiedt door burgemeester en wethouders, de voogden gehoord. Iedere sectie vergadert om de drie maandenna oproeping en onder voorzitterschap van een der voogden. De sectie wijst een uit haar midden tot secretaris aandie van iedere vergadering behoorlijke notulen houdt. In deze vergaderingen doen de buurtbezoekers verslag van hunne bevindingen. Voorts wordt daarin gelegenheid gegeven tot besprekingen over armenzorg en wat daarmede in verband staatinzonderheid met betrekking tot deze gemeente. De heer Kontör meent te mogen aannemendat de maan den December, Januari en Februari de speciale werktijd voor de buurtbezoekers zal zijn dat hunne werkzaamheden zich wel voor 3/4 lol die maanden zullen bepalen. Men zal spr. toestem men dat hetvooral in dien tijd voor de buurtbezoekers van groot belang zal zijn elkaar te raadplegen en voeling te hou den met hunne collega's in de sectie. De gelegenheid daartoe zal ook zeker zeer bevorderlijk zijn voor den goeden gang van zaken. Daarom is bij spr. de vraag gerezen of het niet beter zou zijn te bepalendat in de genoemde maanden iedere seetie één maal in de maand zal vergaderen. De heer Troelstra meent zich te herinneren, dat dit arti kel, zoomede het denkbeeld nu door den heer Konter aange geven speciaal door de voogden is besproken en dat zij tot de slotsom zijn gekomen dat de 2e alinea onveranderd kan blijven. Burgemeester en wethouders wenschen echter aan het denkbeeld van den heer Konter tegemoet te komen door in de plaats van „om de due maanden" te lezen, „ten minste éénmaal in de drie maanden." Men heelt dan vrijheid, te ver gaderen zoo dikwijls men dit noodig acht. De Voorzitter doet opmerkendatindien de verplichting om éénmaal per maand te vergaderen werd voorgeschreven, men den buurtbezoekers een last zou opleggen, die niet gering is. De vergaderingen zullen door ongeveer 20 personen kun nen worden bijgewoondzoodatindien deze hetgeen mag worden verwachtgetrouw worden bezocht en dit elke maand terugkeerthet voor velen een groot bezwaar zal zijn vooral in de maanden Januari en December. De heer Kontor heeft niet gesproken van eene vergadering in iedere maand van het jaarmaar alleen in de wintermaan den. Dat maakt dus een verschil in meer van twee vergadc- tingen in het jaar. Dit behoeft voor niemand een bezwaar te zijn spr. althans zou het als buurtbezoeker niet tellen. Zooals nu het artikel door burgemeester en wethouders nader is gewijzigd wordt wel eenigszins aan spr.'s wensch tegemoet gekomen, maar de beslissing omtrent de te houden vergade- I lingen blijft toch aan den voogd voorzitter der sectie, over gelaten. Wenscht eene sectie meer dan éénmaal in de 3 maanden te vergaderen, doch maakt de voorzitter bezwaar haar op te roepen, geen enkele bepaling is er, die daaraan tege moet komt. Spr. persisteert dus bij zijn denkbeeld en stelt voor, in de "2e alinea achter „vergadering" in te voegen de woorden „in DecemberJanuari en Februari maandelijksen overigens ten minste éénmaal in de drie maanden De heer Troölstra gelooftdat men bij deze nieuwe re geling niet te veel bepalingen moet maken. Gerust kon men iets aan de voogden overlaten. Achten deze meer vergaderin gen wenschelijkzij zullen die dan wel oproepen vooral als buurtbezoekers daarop aandringen. De heer Duparc heeft nog deze bedenking tegen het amen dement van den heer Konter dat bij aanneming er van im peratief zal zijn voorgeschreven dat gedurende het overige ge deelte van het jaar slechts om de drie maanden zal worden vergaderd. Toch kunnen zich ook gedurende den zomer geval- I len voordoen die het wenschelijk ja, noodig maken, dat de I buurtbezoekers meermalen vergaderen. De cholera heeft ge- I lukkig in de zomermaanden geene uitbreiding gekregen maar I indien die ziekte later weder eens een loop mocht nemen, als I in 1866 dan zullen de buurtbezoekers voorzeker geen gernak- I kelijke taak hebben en zullen zij bepaald behoefte hebben aan samenspreking meer dan éénmaal in de drie maanden. De voogden zouden echter bij aanneming van het amende ment van den heer Konter niet bevoegd zijn de sectiën meer dan eenmaal in de drie maanden bijeen te roepen. De heer Kontör vermeent, dat de heer Duparc zijn amen dement niet goed heeft verstaan. Dit sluit zich geheel bij de heden gewijzigde redactie van burgemeester en wethouders aan. Spr. wenscht uniformiteitzoodat gedurende den winter niet de eene sectie om de drie maanden en de andere iedere maand vergadert. Bovendien zou liet niet-ingaan van den voorzitter op een verzoek van eenige leden zijner sectie, om de sectie bij leen te roepen aanleiding kunnen geven tot eene minder goede (verstandhouding tusschen den voorzitter en de leden. Dit moet vóór alles worden vermeden. Het amendement van den heer Konter wordt nu in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Vóór stem den de heeren Oosterhoff, Dijkstra, TheunisseWolff, Konter, van Ketwich Verschuur en Hijlkema. Het nader gewijzigd artikel 80 wordt zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. De artikelen 81 en 82 worden onveranderd aangenomen. De heer van. Eijsinga komt terug op het straks besproken enkbeeld om bij art. 70 eene bepaling toe te voegendat ïdere buurtbezoeker niet meer dan vier gezinnen onder be handeling zal hebben. De heer Troelstra zeide terechtdat ierop in de memorie van toelichting is gewezen maar die eachte spreker uitte ook de meeningdat het in den beginne loeielijk zal zijngeschikte buurtbezoekers te vinden. Juist |n hieraan tegemoet te komen is het wenschelijk, in het re- lement de bepaling op te nemen omtrent het getal gezinnen voor iederen buurtbezoeker. Indien dit bepaald is voorgeschre ven zal men gemakkelijker geschikte personen vindendie genegen zijn zich voor eene benoeming beschikbaar te stellen. I De Voorzitter maakt er den geachten vorigen spreker attent opdat dit punt reeds is beslist bij de behandeling van art. 70. Hij is echter bereidde beraadslagingen over dat artikel te heropenen indien de leden er geen bezwaar tegen hebben. De heer van Eijsinga kan zich zeer goed voorstellen, dat het moeielijk zal zijn, een voldoend personeel voor deze betrek king te vinden. Straks is gesproken van honderd misschien zullen er wel twee honderd buurtbezoekers noodig zijn. Indien nu uit de verordening de omvang van den werkkring blijkt zal men eerder velen genegen bevindende betrekking te aan vaarden. Het s dus in het belang van de zaak het getal gezinnen voor iederen buurtbezoeker in het reglement op te nemen. De Voorzitter acht het verkeerd, burgemeester en wet houders die volgens art. 70 iederen buurtbezoeker zijnen kring aanwijzen daarin te binden door dergelijke bepaling. De heer van Eijsinga zegtdat zooals de bepaling nu luidtburgemeester en wethouders geheel vrij zijn. Beter acht hij het de bedoelingzooals die in de memorie van toelichting is neergelegdom aan ieder vier gezinnen ter behandeling te gevenin het reglement zelf op te nemen. De heer Reeling Brouwer gevoelt wel iets voor het denkbeeld van den heer van Eijsingaomdat dit het vinden van geschikte buurtbezoekers zal vergemakkelijken. Immers indien men weetdat bij het reglement de omvang van den werkkring is voorgeschreven zal men de zekerheid hebben dat de taak niet te zwaar zal zijn. Indien de heer van Eijsinga in dien geest een voorstel doetzal spr. dit gaarne ondersteu nen. De heer van Eijsinga stelt voor, aan ait. 70 eene nieuwe 3e alinea toe te voegen luidende „In den regel worden aan eiken buurtbezoeker niet meer dan vier huisgezinnen opge dragen". De heer Troelstra moet aanneming van dit amendement ontraden. Hier zal het niet zijn, als bij het Elberfelder stelsel, dat de buurtbezoekers alleen met het bezoeken van vier huis gezinnen zullen worden belastmaar hun wordt ook opgedra gen het afgeven van bewijzen van onvermogen en goed gedrag, een taak dus, die thans op de wijkmeesters rust. Aan iederen buurtbezoeker wordt een kring aangewezen. Zijn er in één wijk niet meer dan 3 ii 4 arme huisgezinnen dan wordt die geheele wijk aan één buurtbezoeker aangewezen doch zijn in een wijk meer armen, dan wordt de wijk gesplitst, en aan ieder een bepaalde buurt opgedragen m verband met het getal bedeelde gezinnen. De bedoeling isdit getal in den regel op niet meer dan vier te bepalen maar het strijdt met de economie van het reglementdit getal daarin op te nemenop de wijzeals de geachte voorsteller dit wenscht. De heer van Eijsinga gelooftdat, na het door den heer Troelstra gesprokene, er nog veel meer voor zijn amendement te zeggen is. Die geachte spreker deed uitkomendat den buurtbezoekersbehalve het bezoeken van de gezinnen in hunnen kring nog meer werkzaamheden zullen worden opge dragen. Wordt dus het getal gezinnen voor ieder niet bij het reglement beperktdan zou men hun wel 10 gezinnen kunnen gevenwat voor menigeen veel te bezwarend zou zijn. De heer Troelstra deelt mede dat bij de uitvoering van de nieuwe regeling het bezwaar, door den heer van Eijsinga

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 4