160 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1893.
lager onderwijsde jaarwedden van de hoofden der onder
scheidene scholen verschilden dikwijls naar gelang van het
getal der leerlingen. Het was een ware staalkaart van
tractementen. In 1881 bij de invoering der nieuwe regeling
Van het lager onderwijs ingevolge de nieuwe wetwerd met
dit stelseldat in menig opzicht stelselloos was gebroken. Het
karakter der school en de taak van het hoofd werden toen als
maatstaf genomen voor de bepaling der tractementen van de
hoofden. En terecht. Ging de leer van burgemeester en wet
houders op, dan zou de raad, naar spr. vreest, er niet van
verschoond blijven, dat de hoofden van de lagere scholen, die
door een groot getal leerlingen worden bezochtaanspraken op
hoogere bezoldiging zouden doen gelden.
Spr. heeft vóór zich de officieele cijfers van het getal leer
lingen op de openbare lagere scholen en bewaarscholen op het
einde van 1892. Om maar enkele te noemen, wijst hij op
school no. 6, waar 238, en school no. 11, waar 419 leerlingen
onderwijs genieten dus op de laatste bijna het dubbele getal
van dat op de eerste. Op school no. 8 waren 356 en op school
no. 5 282 leerlingen. En wat de bewaarscholen betreftde
cijfers op het einde van 1892 waren voor de zes bewaarscho
len onderscheidenlijk 181 133, 183, 236, 183 en 62. Het
getal leerlingen der bewaarschool no. 6 bedroeg dus 1/5 van
het getaldat de bewaarschool no. 4 in het vervolg zal kun
nen opnemen. Volgt men nu als regel dat het getal leerlin
gen maatstaf moet zijn voor de bepaling van het hoofd der
schooldan zou men consequent moeten zijn en het tractement
van het hoofd der bewaarschool no. 6 moeten verlagen en zou
men later moeielijk kunnen nalatenom dienzelfden factor
te doen getden ten opzichte van de jaarwedden der hoofden
van de lagere scholen.
De commissie voor de bewaarscholen wil ook bewerendat,
nu de school is uitgebreid, de werkkring van het hoofd om
vangrijker en de verantwoordelijkheid aan deze betrekking ver
bonden grooter is geworden. Spr. nu acht de waarde van het
voorbereidend onderwijs niet gering en zal gaarne al de werke
lijk daarvoor noodige gelden toestaan maarhet tractement
voor het hoofd dezer bewaarschool met 200 te verhoogen
alléén om de uitbreiding der school, gaat spr. te ver. Men
moet niet uit het oog verliezen dat de vergrooting der school
ook uitbreiding van het personeel tengevolge heeft, zoodat de
verantwoordelijkheid van het hoofd niet zooveel grooter is ge
worden. Die verantwoordelijkheid is trouwens eene geheel an
dere dan bij het lager onderwijswaar geheel andere belangen
een punt van de zorg van het hoofd uitmaken.
Er is nog meer. Indien het tractement voor de hoofonder-
wijzeres der bewaarschool no. 4 hooger wordt dan dat voor de
hoofden der andere scholen dan zal men een waren wedloop
van dezen uitlokkenom voor deze betrekking in aanmerking
te komen. Spr. ziet enkelen zijner medeleden het hoofd schud
den, alsof zij willen te kennen geven, dat dit niet te verwach
ten is. Spr. voorziet het echter wel degelijk. Men zal dan
vier dier hoofdonderwijzeressen voor het hoofd moeten stooten.
De keus zou bovendien niet gemakkelijk zijn.
Het is hier wel geene zaak van vraag en aanbod maar tocb
gelooft spr., dat ook bij een tractement van ƒ800 er genoeg
sollicitanten zich zullen aanmelden, waaruit eene geschikte
keus zal kunnen worden gedaan. Op verscheidene plaatsen is
de jaarwedde lang geen 800. Het geelt bovendien altijd eene
besparing van 200 's jaars.
Wat nu de jaarwedden der hulponderwijzeressen betreft,
spr. kan te dien aanzien niet medegaan met het amendement
van den heer Dijkstra. Spr. acht voor de tweede hulponder
wijzeres aan de bewaarschool no. 4 eene jaarwedde van 300
voldoende.
Spr. kan zich dus in dit opzicht wel met het voorstel van
burgemeester en wethouders vereenigen. Hij heeft evenwel
eenig bezwaar tegen de redactie. De strekking van de voorge
stelde wijziging is hem niet dan na aandachtige lezing duide
lijk geworden. Zooals ze nu luidtkan ze tot moeielijkheden,
zelfs tot onbillijkheid, aanleiding geven. Indien de liulponder-
wijzeresdie nu aan de bewaarschool no. 4 is verbonden en
zeker ook wel zal dingen naar de betrekking van hoofdonder
wijzeres van die schoolals zoodanig mocht worden benoemd,
zou men komen te staan voor de benoeming van twee hulp
onderwijzeressen. Gestelddat die beiden de akte van toela
ting hadden dan zou de eerstbenoemde \f 400, de tweede
300 krijgen en toch waren zij bij één besluit benoemd.
Het zou ook kunnen zijn dat de jongste de geschiktste is.
Daarom meent spr., dat de anciënniteit niet behoort te gelcen
maar burgemeester en wethouders vrij moeten zijn in de keuze
van de eerste onderwijzeres op 400.
Spr. gelooft, dat eene andere redactie beter aan de bedoeling
van burgemeester en wethouders zal beantwoorden. Spr. stelt
daarom voor, sub b van art. 21 te lezen als volgt:
„Van de hulponderwijzeressen 300.—
van de hulponderwijzeressen in het bezit eener akte van
toelating als bewaarschoolhouderes 400.
Voor de bewaarschool no. 4 geldt laatstgenoemde bepaling
slechts voor één der hulponderwijzeressen daarvoor door bur
gemeester en wethouders aan te wijzen."
De heer van der Scheer zou na het door den heer Du-
pare gesprokene kunnen volstaan met te stemmen tegen het
voorstel omtrent art. 21 sub a. Hij zal er niets meer bijvoe
gen. Alleen moet hij er nog op wijzen dat de commissie in
haar schrijven wel zegtdat de bedoeling der verordening is
geweestom te zijner tijd voor alle scholen dezelfde jaarwedde
te bepalen maar toch zeker nooit in dien zin dat het getal
leerlingen zooals dit op de bewaarschool no. 4 kan worden
opgenomen als maatstaf moet worden genomen.
Nog kan spr. nu reeds verklaren dat hij zal stemmen tegen
het amendement van den heer Dijkstra.
De heer Beuckör Andreae moet ook te kennen geven
dat hij hoewel lid der commissie voor de bewaarscholen ook
tegen het voorstel zal stemmen. Het schijnt wel vreemddat
ook hij evenals de heer van der Scheer zich tegen verklaai t,
hoewel in de missive der commissie van geene meerderheid
sprake is maar hij wastoen dit punt bij de commissie aan
de orde was niet tegenwoordig. Zijne medeleden wisten ech
ter hoe hij over de zaak dacht; een desbetreffend voorstel
was bij de leden rondgegaandie er hunne kantteekeningen
op plaatsten.
Spr. vond geene voldoende motieven aanwezigom de hoofd
onderwijzeres der bewaarschool no. 4 200 meer tractement
te geven. De bezwaren van de heeren Duparc en van der
Scheer zijn ook de zijne. Niet het getal der leerlingen moet
als basis worden aangenomen, maar z.i. moeten alle hoofdon
derwijzeressen beschouwd worden gelijk te staan. Anders
komt men in conflict met de andere hoofden. Nu men vrij
zeker eene goede hoofdonderwijzeres voor ƒ800 kan verkrij
gen acht spr. het betergeene wijziging in het tractement te
brengen en de bestaande bepaling onveranderd te behouden.
Dit wat het tractement der hoofdonderwijzeressen betreft.
Ten opzichte van de jaarwedde der hulponderwijzeressei
acht spr. de nadere wijziging, door burgemeester en wethou
ders voorgesteldminder goed. Liever zag hij de bepaling
zoo kort mogelijk en dan zonder onderscheid tusschen de
hulponderwijzeressenbijv. door het tractement voor allen vast
te stellen op 300 tot 400. Ook voor de kweekelingen b ;-
staat een minimum en maximumtractement. De nadere be
paling wordt dan aan burgemeester en wethouders overgelaten.
De akte van bewaarschoolhouderes geeft wel eenig cachet
maar als deze alleen een vereischte of liever eene aanbeveling
is dan zou bijv. de akte voor nuttige of fraaie handwerken
of wel de akte van onderwijzeres bij het lager onderwijs uit
gesloten zijn die toch ook van geen geringe aanbeveling zij
Ware het niet, dat reeds zoovele amendementen zijn ingediend,
spr. zou geneigd zijn voor te stellenom het tractement voor
alle hulponderwijzeressen zonder onderscheid te bepalen op
ƒ300—400. Hij wenscht evenwel geen voorstel in dien
geest te doenmaar geeft van de ingediende voorstellen de
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te 'eeuwarden, van Dinsdag 28 November 1893. 161
voorkeur aan dat van den heer Duparcwaarom hij dan ook
zijne stem aan dat voorstel zal geven.
De heer Dijkstra kan nog aan het straks door hem ge
sprokene toevoegen dat hij met het voorstel van burgemees
ter en wethoudeis, om de jaarwedde van de hoofdonderwijzeres
der bewaarschool no. 4 op ƒ1000 te bepalen, zeer wel kan
medegaan en wel omdat niet zoo zeer alleen het getal der
leerlingen in aanmerking moet worden genomen maar vooral
rekening dient te worden gehouden met den aard dezer school,
in verband met ha*e ligging.
Tot toelichting van zijn amendement geeft spr. nog te ken
nen dat het zooeven aangevoerde ten opzichte van den aard der
school evenzeer geldt voor de te benoemen tweede hulponder
wijzereszoodat o.>k daarom naar zijn oordeel die gunstige
bepaling voor haar \an kracht moet zijn. Wenscht men geen
salaris van 400 uit te keerendan kan men daarop bij de
benoeming letten en eene sollicitante benoemendie de akte
van toelating niet 1 eeft. Voor deze is dan de kans op een
hoogere jaarwedde een prikkel tol bevordering en ijverige waar
neming harer betrekking. Bovendien moet men niet voorbij
zien dat aan deze s( hooi eene hulponderwijzeres is verbonden,
die geene akte van U elating bezit en toch een tractement van
ƒ500 geniet. Op grend van een en ander handhaaft spr. het
ondertusschen ingedie ld amendement.
De heer Menaldfi doet opmerken dat hij wel kan mede
gaan met het denkbeeld van den heer Duparc ook wel met
dat van den heer Beucker Andreae en den heer Dijkstra in
dien deze laatste maar i its verder zou willen gaan doch dat hij het
voorstel van burgemeester en wethouders niet kan ondersteu
nen. Bij aanneming van laatstbedoeld voorstel zal de eene
hulponderwijzeres aan de bewaarschool no. 4 300, de andere,
indien zij in het bezit is van eene akte van toelating als be
waarschoolhouderes, 400 tractement hebben. Nu stelt spr.
zich het geval, dat de premie van ƒ100, die voor het bezit
der akte van toelati ïg is gesteldwordt genoten door eene
hulponderwijzeresdie te eeniger tijd vertrekten dat dan
de overblijvende de akte niet heeft. Wordt nu eene nieuwe
hulponderwijzeres il het bezit dier aktebenoemd dan zou
die recht hebben op 400maar omdat ze de jongstbenoemde
iszou ze in onderscheid met al de aan de gemeentescholen
werkzame onderwijzeressen met akte van toelatingslechts
ƒ300 genieten. Dit zou niet billijk zijn. Spr. acht daarom
het voorstel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk
en hij zal medegaan met het amendement van den heer Duparc
als het meest juiste en het duidelijkste.
De heer Meij0)' wenscht met een kort woord de hoofd
motieven van de commissie en van burgemeester en wethou
ders aan te geven en daarbij zal blijken dat zij niet blind
zijn voor eigen gebreken.
In de toelichting voert de commissie voor de verhooging der
jaarwedde voor de hoofdonderwijzeres der bewaarschool no. 4
als motieven aan welke motieven door burgemeester en
wethouders zijn overgenomen dat deze school een grooter
getal leerlingen zal opnemen en daardoor de verantwoordelijk
heid voor de hoofdonderwijzeres zal toenemen. Achter het
voorstel der commissie zat echter een bepaald systeemdat
wel eenigszins is verbrokendoordat burgemeester en wet
houders haar voorstel omtrent de belooning der kweekelingen
niet overnamen. De bedoeling der commissie was dezeeen
volontair bij het bewaarschool-onderwijs wordt bevorderd tot
kweekeling en begint dan met eene belooning van ƒ50, welke
belooning kan opklimmen tot 250. Verder wenscht de com
missie aan de bewaarschool no. 4 met het oog op het getal
leerlingen eene tweede hulponderwijzeres. Onder den indruk
van den stand der gemeente-begrooting voor 1894 vroeg de
commissie zich af, hoe die aanstelling moet geschieden. Moet
die tweede onderwijzeres indien zij in het bezit der akte is
terstond een tractement van 400 krijgen De commissie
meende die vraag ontkennend te moeten beantwoorden daar
voor die betrekking het bezit der aktezelfs niet van het di
ploma van den hier bestaanden cursus noodig is, acht zij eene
jaarwedde van ƒ300 voldoende.
De heer Menalda had bezwaar tegen de nadere redactie van
burgemeester en wethouders en stelde het gevaldat eene
nieuw benoemde hulponderwijzeres aan de bewaarschool no.
4 ƒ400 zou krijgen, terwijl de andere maar ƒ300 had. Spr.
moet dat geachte lid doen opmerken, dat de nieuw benoemde,
alleen indien zij de akte bezit400 salaris krijgten anders,
evenals de andere 300. Dat de eene hulponderwijzeies min
der dan de andere krijgtmoet voor haar een prikkel zijn
om te trachten de akte te behalen en daardoor in de gelegen
heid te komen bij eene vacature eene hoogere jaarwedde te
verkrijgen.
Wat het tractement voor de hoofdonderwijzeres der bewaar
school no. 4 aangaathet hoofdmotief der commissie voor
eene verhooging was niet en dit behoeft geen betoog
het grooter getal leerlingen. Ware dit werkelijk voor haar
een maatstafmen had dan van haar een voorstel mogen
verwachtenom het tractement voor de hoofdonderwijzeres der
bewaarschool no. 6die maar door 62 leerlingen op het einde
van 1892 was bezocht, te verlagen. Het eigenlijke hoofdmo
tief voor de meerderheid der commissie tot die verhooging
is gelegen in den aard der schoolhare ligging en ook het
getal der leerlingen. Die verhoogde jaarwedde is dan voor de
andere hoofden een prikkelom voor die betrekking in aan
merking te komen. Men zal dan altijd, volgens den heer
Duparcgesteld dat een harer benoemd wordt de an
deren voor het hoofd stooten. Men moet echter in deze de
vraag stellen wie is voor deze school de geschiktste Laat
men de jaarwedde op ƒ800, dan is men misschien in zijne
keus beperkt tot minder geschikten. En aan het hoofd van
deze schoolwaaraan een vrij talrijk personeel verbonden is
moet iemand staan, die bekwaam en tactvol is en door rijpe
ervaring en leeftijd eenig overwicht bezit tegenover dat per
soneel. Nu kan de een ƒ800 tractement voldoende en de an
der f 1000 wenschelijk achten, dit is eene persoonlijke opvat
tingwaarover veel te zeggen is, maar dergelijke kwestie kan
alleen door stemming worden uitgemaakt.
Ten aanzien van de jaarwedde voor de hulponderwijzeressen
kan spr. niet medegaan met het denkbeeld van den heer
Beucker Andreae, die deze jaarwedde op ƒ300 ƒ400 wil
bepaald zien. Dit zou zijn een stap in verkeerde richting.
Zooveel mogelijk moeten de jaarwedden aan eene vaste rege
ling onderworpen zijn. Nu zal men spr. wel tegenwerpen
dat dit met de belooning voor de kweekelingen toch niet het
geval ismaar de commissie heeft dan ook de schaduwzijde
van die regeling ondervonden. Zij wordt gedurig als ware het
overstroomd door verzoeken om verhooging van belooning. Toch
is eene vaste regeling voor de kweekelingen niet zoo gemak
kelijk omdat de ervaring nog niet den weg heeft aangewezen,
oin tot een vasten grondslag te geraken.
Spr. zal tegen het amendement van den heer Dijkstra stem
menmaar dat van den heer Duparc, houdende eene veran
derde redactie van het voorstel sub bvindt bij hem geen be
zwaar en indien dit ook bij zijne medeleden van het dagelijksch
bestuur het geval iszullen zij bereid zijn dat amendement
over te nemen.
De heer Duparc zal over de wijziging van onderdeel van
art. 21 niet meer spreken omdat hij tot zijn genoegen mocht
vernemendat burgemeester en wethouders zijn amendement
overnemen.
De heer Meijer deed het voorkomenalsof men, speciaal wat
deze school betreftheeft te letten ook op hare ligging.
Is evenwelvraagt spr.de ligging van deze school zóó veel
verschillend van de andere scholen Spr. zou zeggen, dat
zij zelfs gunstiger is gelegen dan de andere scholenn.l. meer
ui 't midden van de stad. Waarom zou nu de hoofdonderwij
zeres der school 200 meer tractement moeten hebben