162 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 November 1893.
De heer Menalda had nog eene opmerking willen maken
naar aanleiding van het door den heer Meijer gesprokenedie
het deed voorkomen alsof spr. het voorstel van burgemeester
en wethouders niet goed had gelezen doch spr. zal van het
woord verder afzien omdat het amendement van den heer
Duparc dat aan zijne bezwaren tegemoet komt, door burge
meester en wethouders is overgenomen.
De heer Reeling Brouwer kan nog tot verdediging van
het voorstel van burgemeester en wethouders aanvoeren dat
het grooter getal lokalen in de bewaarschool no. 4 en dat van
de leerlingen meerder toezicht noodzakelijk maken. Daartoe
is meer personeel noodig en wijl dit voor het meerendeel vrij
jeugdig is is het van belang dat aan het hoofd staat een per
soon van rijper leeftijd die eenige ervaring heeft opgedaan.
Met het oog hierop is het vaststellen van eene jaarwedde van
1000 wenschelijk.
De heer Meijer had waar hij de ligging der bewaarschool
no. 4 aanvoerdeniet de bedoeling te zeggen dat deze school
niet gemakkelijk te bereiken is. Hij wil er alleen dit van
zeggen dat het stadsgedeelte waarin deze school ligt van
grooten invloed is op de bevolking dezer school en dat juist
om den aard der bevolking een eminent hoofd voor die school
zeer gewenscht is.
De beraadslagingen worden gesloten.
De wijziging van art. 21a wordt in stemming gebracht en
verworpen met 10 tegen 9 stemmen. Vóór stemden de heeren
Reeling Brouwer, Troelstra, Dijkstra, van Sloterdijck Wolff,
Haverschmidtde la Faille, Beekhuis en Meijer.
Het amendement van den heer Dijkstra betreffende sub b
van art. 21 wordt in stemming gebracht en verworpen met 18
stemmen tegen één die van den heer Dijkstra.
Hierop wordt art. 21 b vastgesteld overeenkomstig het amen
dement van den heer Duparcdat door burgemeester en wet
houders is overgenomen.
3. in art. 26
lo. te doen vervallen.
2o. te nummeren „lo" en in plaats van de woorden „dat
artikel" te lezen „art. 6" en te doen vervallen de woorden
„hem en" en tweede".
3o. te nummeren „2o" en te doen vervallen de tweede ali
nea„waar verder in deze verordening wordt gesproken van
hoofdonderwijzeressen is hieronder de hoofdonderwijzer der te
genwoordige vierde bewaarschool begrepen".
Dit onderdeel wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
vastgesteld.
4. in de eerste twee regels van art. 27 te doen vervallen
de woordenin het vorig art. genoemde hoofdonderwijzer
zoomede de."
Burgemeester en wethouders stellen nog, met het oog op
het tractement van de thans in functie zijnde hulponderwijze
res aan de bewaarschool no. 4 voorin artikel 27 tusschen
de woorden „zijnde" en „medehelpsters" op te nemen de
woorden „hulponderwijzeres aan de bewaarschool no. 4 en de".
Dit onderdeel wordt zonder discussie en hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
Alzoo is besloten
De verordening op de gemeentelijke bewaarscholen vastge
steld den 9 November 1886 (gemeenteblad no. 24), gewijzigd
bij raadsbesluiten van 7 Februari 1888 (gemeenteblad no. 5)
en van 23 Juli 1889 (gemeenteblad no. 10), op nieuw te wij
zigen als volgt
1. de le en 2e alinea van art. 9 te doen vervangen door
het volgende
Aan iedere school is eene hulponderwijzeres verbonden, met
uitzondering van de vierde bewaarschoolwaar twee hulpon
derwijzeressen werkzaam zullen zijn.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van de hoofd
onderwijzeres treedt de hulponderwijzeresaan de vierde be
waarschool de daartoe door burgemeester en wethouders aan
gewezene in hare plaats op.
2. artikel 21 b te lezen
b. van de hulponderwijzeressen f 300.
van de hulponderwijzeressenin het bezit eener akte van
toelating als bewaarschoolhouderes - 400.
Voor de bewaarschool no. 4 geldt laatstgenoemde bepaling
slechts voor één der hulponderwijzeressen daarvoor door bur
gemeester en wethouders aan te wijzen.
3. in art. 26
lo, te doen vervallen.
2o. te nummeren „lo" en in plaats van de woorden „dat
artikel" te lezen„art. 6" en te doen vervallen de woorden
„hem en" en „tweede".
3o. te nummeren „2o" en te doen vervallen de tweede ali
nea„waar verder in deze verordening wordt gesproken van
hoofdonderwijzeressen is hieronder de hoofdonderwijzer der te
genwoordige vierde bewaarschool begrepen".
4. in de eerste twee regels van art. 27 te doen vervallen
de woorden„in het vorig art. genoemde hoofdonderwijzer
zoomede de," en in dit artikel tusschen de woorden „zijnde" en
„medehelpsters" op te nemen de woorden „hulponderwijzeres
aan de bewaarschool no. 4 en de,;.
Op voorstel van den heer Menalda worden burgemeester en
wethouders 'uitgenoodigddeze verordening met de vroeger en
heden daarin aangebrachte wijzigingen in het gemeenteblad op
te nemen, en zij worden gemachtigd waar in die verordening
de uitdrukkingen eerste bewaarschool tweede bewaarschool
enz. voorkomendie te doen vervangen door bewaarschool no.
1bewaarschool no 2enz.
V. De heer van Sloterdijck vraagt en bekomt verlof
van de vergadering tot bespreking van eene zaak vreemd aan
de orde van den dag. Spr. wenscht 's raads aandacht te ves
tigen op de onnauwkeurige en onvolledige opname in de Leeu
warder Courant van de debatten die gehouden zijn in de ver
gadering van 4 November j.l.
Op dien dag is in deze vergadering in behandeling geweest
het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het
heffen van een straatgeld. De gevoerde discussiën zullen den
leden van den raad nog wel levendig voor den geest staan.
Spr. heeft in het verslag in de Leeuwarder Courant een ledig
ontdekt en bij vergelijking met het nu verschenen officieel ver
slag bespeurddat dit ledig van niet gering belang isen
voorkomt op eene plaatswaar het allerminst voegt. De heer
Duparc n.l. sprak naar aanleiding van de weerlegging door een
der wethouders van het verslag van rapporteurs en zeide o.a.
dat burgemeester en wethouders met een coeur léger het voor
stel hadden voorbereid en ingediend.
Nu staat wat de heer Duparc gesproken heeftvolledig in
de Leeuwarder Courant en dan staat verder vermeld, dat na
repliek tusschen die en die leden de heer van Ketwich Ver
schuur nog het woord voerde.
Volgens het officiëele verslag behelsde het na den heer
Duparc gesprokene geene repliek maar wel antwoord en zeer
stellige bestrijding door de heeren Troelstra en Meijer en, vol
gens spr., met volkomen succes, van de bewering van den heer
Duparcdat burgemeester en wethouders met een coeur léger
waren te werk gegaan. Spr. acht dit eene onaangename te
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 28 November 1893. 163
lastelegging waarop door het verslag in de Leeuwarder Cou
rant het volle licht is gevallen en die altijd volgens dat
verslag niet zou zijn weersproken dus door het publiek voor
erkend wordt gehouden. Intusschen als straks gezegd
dit is volkomen onjuist.
In het belang van den raad is hetdat het publiek volledig
en juist bekend worde met zijne beraadslagingen maar van
veel grooter belang is het te achten dat de leden van het
dagelijksch bestuur niet in een verkeerd daglicht worden ge
steld door terughouding van hetgeen gesproken is tegen eene
I insinuatie die hun zeker niet aangenaam moest zijn. De
I waarde van die insinuatie laat spr. nu in het midden. De be-
I oordeeling er van is thans hier niet aan de orde. Er bestaat
echter aanleiding een stap te doenom in het vervolg een
vollediger weergeven der beraadslagingen van den raad te ver
krijgen.
Spr. stelt daarom het volgende voor
„Burgemeester en wethouders uit te noodigen de uitgeefster
der Leeuwarder Courant opmerkzaam te maken op de onvol
ledigheid van het in die courant opgenomen verslag van de
raadszitting van 4 November 1893, met verzoek te willen zor
gen dat die verslagen nauwkeuriger worden opgemaakt.
De heer Duparc zegtdat hij met het oog op zijn be
kende verhouding tot de Leeuwarder Courant slechts noode
het woord heeft gevraagd. Over de zaak, waarop de heer van
Sloterdijck weeshad spr. kort geleden reeds een onderhoud
met een van de leden van den raad hier aanwezig. Naar
aanleiding daarvan sprak hij er met den verslaggever over
die aan spr. mededeeldedat hij betrekkelijk beperkt is in de
plaatsruimtedie hjj voor zijn verslag mag innemen, en dat hij
zich daarom bij een eenigszins uitgebreid verslag steeds alleen
bepaalt tot het mededeelen van het gesprokene van hen, die
voor het eerst over een onderwerp het woord hebben gevoerd
en zich onthoudt van de vermelding van de re- en duplieken.
Waar die verslaggever, ofschoon in de vergadering tegenwoor
dig niet het recht van spreken heeft en zich dus ook niet kan
verdedigen, vind spr. zich genooptvoor hem op te treden, ten
einde hem te disculpeeren.
Nu intusschen over het verslag in de Leeuwarder Courant
is gesprokenmoet spr. zijnerzijds de aandacht vestigen op het
verslag van dezelfde zitting in de Friesche Courant. Daarin
was grootendeels opgenomen wat de heer Troelstra had gezegd
en verder in hoofdzaak wat door de heeren Meijer Menalda
en Oosterhoff was in het midden gebracht. Van de bestrijding
door den heer Haverschmidt en door spr. meende de mede
hier gezeten verslaggever slechts te moeten vermelden
„Na bestrijding (en nog een woord dat spr. zich met meer
weet te herinneren) door de heeren Haverschmidt en Duparc
wordt het voorstel met 13 tegen 8 stemmen verworpen."
Geen oogenblik was het spr. echter in de gedachte gekomen,
zich hierover gevoelig te betoonen en allerminst zou hij ooit
de zaak in den raad hebben gebracht. Alléén omdat de heer
van Sloterdijck over het verslag van de Leeuuarder Courant
klaagde meende spr.thans dat van de Friesche Courant te
moeten aanhalen.
De heer van Sloterdijck moet den heer Duparc wijzen
op het groote verschil tusschen het getal lezers der Friesche
Courant en die van de Leeuwarder Courant. Spr. heeft van
het verslag in eerstgemelde courant geen notitie genomen. Het
was zijne bedoeling niet om persoonlijke aanmerkingen te ma
ken want dan had hij wel namen genoemd hij heeft het
enkel voor burgemeester en wethouders willen opnemen nu
dezen door onvolledigheid van bedoeld verslag in een ongun
stig daglicht zijn geplaatst. Hij wil aannemen dat de onvol
ledigheid van het verslag een gevolg is van het gebrek aan
plaatsruimte maar nu de uitgeefster eenmaal eenige ruimte
beschikbaar stelt voor het verslag van de beraadslagingen van
den raadmoet zij dit goed geven en desnoods advertentiën
opofferen. De raad heeft rechtte verzoeken, dat het verslag
volledig wordt weergegeven. Zooals spr. reeds zeide er was
geen sprake van repliek maar van een antwoord van burge
meester en wethouders op eene insinuatie en nu moest het
publiek den indruk ontvangen dat die insuniatie onbeantwoord
was gebleven.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer van Sloterdijck wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 13 tegen 5 stemmen die van
de heeren Theunisse HaverschmidtBeekhuis Duparc en
Meijer.
De heer de la Faille had de vergadering verlaten.
7. Advies van de reclame-commissie naar aanleiding van
een bezwaarschrift in beroep tegen een aanslag in de directe
belasting op het inkomen.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.