Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 23 Januari 1894.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Januari 1894.
len burgemeester en wethouders vooraan de adressanten
onder mededeeling hiervan te berichtendat bij de behande
ling van de gemeente-begrooting voor 1895 in overweging zal
worden genomen om daarop gelden aan te brengen voor het
maken van een wachtlokaaldat voldoende ruimte heeftom
ook voor adressanten tot verblijfplaats te strekken.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De heer van Sloterdijck zegtdat dit voorstel in twee
opzichten een vreemde indruk op hem heeft gemaakt. Voor
eerst geldt dit van de plaats die voor de nieuwe zakkedragers-
wacht door burgemeester en wethouders wordt voorgesteld.
Het spreekt van zelfdatin weerwil van den tegenzin van
omwonenden tegen de nabijheid van dergelijk gebouwtjebur
gemeester en wethouders eene keus zouden moeten doen, maar
het is spr. niet duidelijk waarom dit gebouw moet worden
verplaatst. Burgemeester en wethouders hebben niet aange
toond dat de tegenwoordige plaats bij de Boomsbrug niet ge
schikt is voor een grooter lokaal. Uit het advies van den
commissaris van politie blijkt, dat het corps vaste sjouwer
lieden die tol nu toe alleen van dit lokaal hebben gebruik
gemaaktuit 35 man bestaat en de directeur der gemeente
werken spreekt van een nieuw gebouw voor 40 personen. De
vergrooting behoeft dus zóó gering te zijn dat het niet is aan
te nemen dat de tegenwoordige plaats niet voldoende zou zijn
ook voor het vergroot lokaal.
Maar ook al was er veel meer ruimte noodig, dan is deze bij de
tegenwoordig ingenomen plaats aanwezig tenzij gegrond ware
het vermoedenwaartoe ook het advies van den directeur der
gemeentewerken aanleiding geeftdat men daar ter plaatse
ruimte wil maken ter verkrijging van eene goede losplaats voor
de stoombooten die daar ligplaats hebben. Zou dit niet een
bedenkelijk antecedent zijn Is dit gebouw verplaatst, kunnen
dan niet weer anderen in de nabijheid van de nieuwe stand
plaats eene ligplaats wenschen of een pakhuis inrichten, waar
voor zij een geschikte losplaats noodig hebben Gaat het dus
wel aan om nu het blijktdat niemand dergelijk gebouw
in zijn nabijheid wenscht te hebben thans tot verplaatsing
over te gaan om ruimte te maken voor los- en ladingplaatsen
voor stoombootenin plaats van den last te latenwaar
hij is
In de tweede plaats is het spr. reeds bij het aanbrengen
van dit voorstel opgevallendat door burgemeester en wethou
ders wordt aangevoerddat voor de vergrooting en verplaat
sing van dit lokaal geen gelden op de begrooting voor 1894 be
schikbaar kunnen worden gesteld terwijl zij toch in diezelfde
vergadering het voorstel deden tot het doen van een veel groo
ter uitgaaf, die ook niet op de begrooting voorkomt en boven
dien slechts strekt tot genoegen en gemak van eenige ingeze
tenen. Spr. zal daar op dit oogenblik niet verder over spre
ken omdat die zaak nog niet aan de orde is maar hij heeft
er alleen op gewezen omdat waar men de zuinigheid wil
betrachten waar spr. geheel kan medegaan het meer voor
de hand lag, dal men eerst er over dacht om aan het billijk
verzoek van adressanten te voldoen en daardoor in eene be
paalde behoefte te voorzien dan tot eene uitgaaf over te gaan
voor eene zaak van genoegen.
Spr. vindt om al deze redenen ge ene vrijheidzijne stem
aan het voorstel te geven.
De Voorzitter meent een misverstand te moeten weg
ruimen dat blijkbaar bij den heer van Sloterdijck bestaat.
Deze geachte spreker haalde het advies van den directeur der
gemeentewerken aanwaaruit hij opmaakte dat de vergroo
ting van het lokaal moet strekken ten behoeve van eene ver
meerdering van het personeel met vijf man. In verband hier
mede zeide hij dan ook niet te begrijpendat voor eene ver
grooting tevens eene verplaatsing noodig is. Dit misverstand
is het gevolg van een schrijffout in het advies van den direc
teur deze bedoelde eene vergrooting aan te brengen met eene
ruimte voor 40 man. Dit blijkt ook uit de opgaaf der afme
tingen terwijl het tegenwoordig gebouw eene ruimte van 19.56
centiare beslaatzal het nieuwe eene inwendige ruimte van
47.50 centiare verkrijgen dus meer dan het dubbele van het
bestaande.
De heer Bekhuis deelt mededat vele der opmerkingen
van den heer van Sloterdijck ook de zijne zijn. Indien hij ech
ter de conclusie van het voorstel goed heeft begrependan
lokt die nu geen principieel besluit uit over de plaatswaar
het vergroot lokaal zal komen te staan. Dit is een kwestie
van later. Is een voorstelzooals door burgemeester en wet
houders bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor
1895 in uitzicht wordt gesteld, aan de orde, dan eerst zal de
raad hebben te beslissen, waar het nieuwe lokaal zal worden
geplaatst. Dit behoeft dus thans geen punt van bespreking uit
te maken.
De heer Dijkstra heeft bij het lezen van dit voorstel den
zelfden indruk ontvangen als de heer Bekhuis. Omtrent de
plaats van het nieuwe lokaal wordt niets beslist. Ware dit
wel het gevalhij zou dan in overweging willen geven om
het gebouw niet te verplaatsen. Wellicht zou door de ver
grooting er van geen ruimte overblijven voor de thans er aan
verbonden bergplaats voor een brandspuit of slangenwagen
maar die zou allicht elders een andere geschikte plaats kunnen
vinden. Ieder wil ongaarne dergelijk gebouw vóór of in de
nabijheid van zyne woning hebben en daarom moet men het
zoo mogelijk op dezelfde plaats laten staan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen
De heer van Sloterdijck verklaart zich tegen.
4. Voorstel van burgemeester en wethoudersom aan me
vrouw C. T. JE. van Eijsinga weduwe van den heer Mr. B.
Hopperus Buma eene strook gemeentegrond in gebruik af te
staan voor het bouwen vnn een schiphuis.
Burgemeester en wethouders deelen mede, dat de adres
sante had verzocht, te mogen vernemen of, en, zoo ja, onder
welke voorwaarden het gemeentebestuur genegen zou zijnaan
haar in eigendom af te staan een gedeelteter oppervlakte
van 1100 centiare, van het aan de gemeente behoorend per
ceel, kadastraal bekend in sectie G no. 3940, ten behoeve
van de stichting van een schiphuis.
Dit perceel maakt deel uit van de ten behoeve van het ka
naal naar de Tijnje aangekochte zathe en landen op Kleijen-
burgwaarvan de huur geëindigd is den 1 November jl.
Zij hebben bezwaar tegen den verkoop van de aangevraagde
oppervlakte en blijven de voorkeur schenken aan het in ge
bruik afstaan van eene strook gronddie voor het beoogde
doel voldoende isonder zekere voorwaarden.
De adressante heeft te kennen gegevendaarmede genoegen
te nemen.
Burgemeester en wethouders stellen nu voorte besluiten
voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten en de
rechten van derden aan mevrouw G. T. jE. van Eijsingawe
duwe van den heer Mr. B. Hopperus Buma tot wederopzegging
het recht van gebruik af te staan op de noord-oostelijke strook
grond van het perceel ten kadaster bekend gemeente Leeuwar
den in sectie G no. 3940, over eene breedte van 10 meter en
gemeten van de Tijnje over eene lengte van 30 meterten
einde in die oppervlakte grond eene opvaart te graven en daarop
een schiphuis te bouwen overeenkomstig eene door burge
meester en wethouders goed te keuren teekenmgonder voor
waarde
u. dat voor zoover noodig langs de opvaart en aan het
»inde daarvan een polderdijk moet worden gelegd volgens de
loor den directeur der gemeentewerken te geven voorschriften.
b. dat de adressante den gronddie niet tot opvaart wordt
'ebruiktop hare kosten van het overige gedeelte van het ge
wield kadastrale perceel moet afscheiden.
IJT c. dat de adressante verplicht is om binnen zes maanden
pia opzegging door of van wege het gemeentebestuur het schip
huis met aanbehooren te doen verwijderen bij gebreke waar
van het gemeentebestuur dit ten haren koste zal laten doen.
d. datbij het eindigen van het recht van gebruikde
«dressante de afgestane oppervlakte weer ten haren koste moet
terugbrengen in den toestandwaarin die zich thans bevindt.
J e. dat de adressante als erkenning van het eigendomsrecht
^der gemeente op de oppervlakte grond waarop aan haar het
recht van gebruik wordt afgestaan jaarlijksgerekend over
het tijdvak van 12 Mei tot 12 Mei, eene retributie zal betalen
ran ƒ15, te voldoen ten kantore van den gemeente-ontvanger
róór of op den 12 November van ieder jaar, voor het eerst
in het jaar 1894 en
t dat alle kosten zoo van het maken van de opvaart, pol-
lerdijken enz. komen ten laste van de adressante.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dit voorstel
|aangenomen.
r 5. Voorstel van burgemeester en wethoudersom aan hen
Jeen crediet te verleenen voor de invoering van eene nieuu e re
geling van de inning der marktgelden aan de veemarkt.
Burgemeester en wethouders deelen mede, dat bij herhaald
en nauwgezet onderzoek is geblekendat de contröle op de
wijze van inning der veemarktgelden te wenschen overlaat en
wiet hoogst wenschelijk is, daarin verbetering te brengen.
I Op dagenvooral in het vóór- en het najaarwaarop ge-
Klurende een kort tijdsbestek groote hoeveelheden vee worden
■aangevoerd, en het gedrang aan de ingangen van de veemarkt,
look omdat het wisselen van het geld aanleiding tot vertraging
Jgeeftzeer groot is is het voor de gaarders haast onmogelijk,
de marktgelden naar behooren te innen en eene juiste controle
te houden op het getal van het aangevoerd wordend vee.
1 Het is burgemeester en wethouders wenschelijk voorgeko
men voortaan voor aanvoer van koeienstierenossen en
paarden penningen en voor den aanvoer van kalveren scha
pen lammeren geitenvarkens en biggen bons als betaal
middel af te geven.
De penningen zullen geldig zijn voor drie stuks en één stuk
vee en van iedere soort zullen drie modellen worden vastge
steld teneinde bij afwisseling te worden afgegeven.
Deze penningen en bons zullen verkrijgbaar worden gesteld
in kiosken bij de veemarktom aan de ingangen der markt
'weder te worden afgegeven.
1 De aanschaffing dier penningen zal eene uitgaaf van 450
vorderenterwijl de kosten der kiosken worden geraamd op
ƒ400. De belooning voor het meerdere personeel zal jaarlijks
ƒ350 bedragen.
De invoering en toepassing van de nieuwe regeling zal dus
voor 1894 eene buitengewone uitgaaf van ongeveer ƒ1200 ver-
eischen waarvoor echter op de begrooting voor dit dienstjaar
geen gelden beschikbaar zijn.
Burgemeester en wethouders stellen daarom voor, te be
sluiten
I a burgemeester en wethouders een crediet te verleenen
van 1200 wegens kosten welke een gevolg zullen zijn van
1de invoering van een nieuwe regeling voor de inning der markt-
-flkelden aan de veemarktter verkrijging eener betere controle
op de invordering dier gelden.
I b. burgemeester en wethouders uit te noodigenter zijner
Htijd de vereischte financiëele voorstellen te doen ter bestrijding
Hvan de sub 1 bedoelde kosten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer van Sloterdijck is door de kennisneming van
dit voorstel niet doordrongen geworden van de overtuiging, dat
de nieuwe regeling noodzakelijk is en eene verbetering zal
aanbrengen. Vooropgestelddat de contröle op de invordering
van het marktgeld aan de veemarkt verbetering behoeftstel
len burgemeester en wethouders voor, hiertoe te geraken, door
het getal plaatsenwaar de invordering van het marktgeld zal
geschiedente vermeerderenimmersterwijl men nu één
gaarder heeftzou men in het vervolg kiosken hebben waar
penningen en bons verkrijgbaar zouden zijn.
Gaat het nu wel aan om met het oog op het wensehelijke
van eene verbetering der controle het getal gaarders te ver
meerderen Integendeelde contröle wordt hierdoor bemoei
lijkt en door verdeeling der verantwoordelijkheid verslapt.
Dit echter daargelaten gelooft spr.dat de voorgestelde re
geling niet wel past bij het besluit op de heffing en de ver
ordening op de invordering van het marktgeld aan do vee
markt. Volgens het heffingsbesluit moet voor elk stuk vee,
dat op de markt wordt gebrachteen bedrag in geld worden
betaald. Wordt het denkbeeld van burgemeester en wethou
ders gevolgd dan zullen in betaling worden gegeven pennin
gen en bons en hij die deze in ontvangst zal nemenis de
gemeentelijke gaarder. In de betrekkelijke verordeningen zul
len dus ook de penningen en bons als betaalmiddel moeten
worden opgenomen.
Het is zeer goed mogelijk dat de handel zich in de nieuwe
regeling zal schikkenmaar de vraag mag worden gesteld
of na invoering van de nieuwe regeling zij die vee ter markt
brengen zonder penning of bon wel voor ontduiking van be
lasting zouden kunnen worden terecht gesteldwaar de ver
ordening bij het ter markt brengen van vee betaling van markt
geld tot een bepaald bedrag voorschrijft.
Hoe het zij spr. ziet in den voorgestelden maatregel geene
verbetering is de meerderheid van den raad echter van eene
andere opiniedan zullen z. i. de betrekkelijke verordeningen
dienen te worden gewijzigd.
De heer Bekhuis heeft twee bezwaren van den heer van
Sloterdijck vernomen, een principiëel en een vormelijk bezwaar
het eerste bezwaar deelt spr. geheel, het andere ten deele.
De zaak zelve acht spr. bedenkelijk immers dit staat bij hem
vastdat in alle takken van handel of bedrijf alleen dan tot
eene wijziging mag worden overgegaan indien dit onvermy-
delijk noodzakelijk is. is die noodzakelijkheid in deze gebleken?
Voor zoover het op den weg van een gewoon raadslid ligt
neemt spr. steeds met belangstelling Kennis van alles wat de
veemarkt betreftzoo ook van dit voorstelmaar hij heeft
niet de overtuiging gekregendat de door burgemeester en
wethouders voorgenomen nieuwe regeling noodzakelijk is.
Burgemeester en wethouders zeggen, dat de contröle te wen
schen overlaat, maar het blijft bij dit zeggen zij doen geen
verdere mededeelingen waaruit dit nader kan blijken. Er is
ook geen sprake van misbruiken en toch alleen tegenover mis
bruiken zou een zoo groote verandering gewettigd zijn.
Het gedrang aan de ingangen van de veemarkt is vaak zeer
grootook omdat het wisselen van geld aanleiding tot vertra
ging geeft. Dit laatste kan spr. toegeven, maar hij ontkent
dat door het stelsel van penningen het gedrang zal worden
voorkomen. Is hij goed ingelicht, dan wordt het marktgeld
niet altijd door de drijvers van het vee maar bij groote aan
voeren door de eigenaren en bloc betaald. Deze zal men nu
dwingen eerst penningen of bons te nemen, zoodat men een
dubbel gedrang zal krijgen, eerst bij de kiosken, later bij de
ingangen van de veemarkt. Spr. acht de proef te gewaagd
voor den bloei der veemarkt. Deze markt wordt door andere
gemeenten ernstig bekamptzoolang deze het systeem van be
taling van het marktgeid volgendat thans hier in gebruik is,
moet het gevaarlijk worden geachtdaarin verandering te
brengen.