10 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1894. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1894. 11 en van het herstellen en vernieuwen van bestratingende ge- wenschte bepaling omtrent het minimum loon opgenomen maar het resultaat kan niet strekken tot aanbeveling. Bij de laatst gehouden aanbestedingen zijn die werken nog lager aan genomen dan vroegertoen de gewenschte bepaling niet in de bestekken was opgenomen. Op deze gronden stellen burgemeester en wethouders voor te besluitenhet bovenomschreven verzoek te wijzen van de hand. De beraadslagingen worden geopend. De heer Kontor heeft gemeendnaar aanleiding van de motieven van burgemeester en wethouders, die aan hunne con clusie voorafgaan, enkele opmerkingen te moeten maken. Burgemeester en wethouders zeggen dat reeds herhaalde malen dit onderwerp in deze vergadering is behandeld. Dit is juist, maar gaat men de geschiedenis er van na, dan vindt men eerst in 1889 een eenigszins gemotiveerd voorstel van burgemeester en wethouderswaarbij is overgelegd een advies van den directeur der gemeentewerken van 22 Maart 1889, waarin de practische bezwaren tegen de bepaling van een mi nimum loon in de bestekken zijn ontwikkeld. Van een maxi mum werktijd was toen geen sprake. In de sedert 1889 verloopen 5 jaren, heeft de gemeenteraad wijzigingen ondergaan en is over het onderwerp zelf in ge schriften en redevoeringen veel licht verspreid, en werden er door ernstige mannen proeven genomen waaruit bleek dat de onoverkomelijk geachte practische bezwaren voor oplossing vatbaar zijn. Daarom zou het nu niet onwaarschijnlijk kunnen worden geachtdat de raadzooals hij nu is samengesteld de vroegere adviezen verouderd vond en omtrent dit vraagstuk herziening van zijn standpunt in overweging wenschte te ne men. Spr. zal niet alles aanhalenwat over dit onderwerp is ge schreven alleen verwijst hij naar eene brochure van den heer Dr. J. Th. M. te 's-Gravenhage overgedrukt uit „Vragen des tijds" en getiteld „Voorschriften omtrent minimum loon en maximum arbeidsduur in bestekken." Maar wat vooral de zaak een belangrijken stap voorwaarts bracht, is de behandeling er van in den raad der gemeente Amsterdam. Zooals bekend is, werd in October 1892 door dien raad met algemeene stemmen besloteneene commissie te benoemen om deze zaak te onderzoeken en daarover aan den raad voor stellen te doen. De commissie bestond uit mannen van ver schillende richting en van groote bekwaamheid. Spr. meent dat de bekende bouwmeester Guypers ook deel er van uit maakte. De commissie bracht haar rapport uit en dezer da gen is overeenkomstig haar advies beslotenbepalingen om trent minimum loon en maximum werktijd in de bestekken op te nemen. Nu komt het spr. voordat de raad dezer gemeente, kennis genomen hebbende van de degelijke en veelzijdige behandeling van dit onderwerp in den Amsterdamschen raadeen goed werk zal doendoor eene commissie te benoemen die in overweging zou kunnen nemen in hoe ver en op welke wijze gewijzigd de bepalingen van Amsterdam hier van dienst zouden kunnen zijn. Het onderwerpelijke adres van ruim 70 timmer lieden geeft gereedelijk aanleiding in die richting een stap te doen. Spr. zou vele voorbeelden kunnen aanvoeren van genomen proeven en de uitspraken daaromtrentmaar hij zal de ver gadering daarmede niet vermoeien. Slechts op één voorbeeld zij 't spr. vergund te wijzen. In het verslag van de raads zitting van Amsterdam van 12 Oclober 1892 leest men, dat de heer Guypersdie eerst tegen den maatregel bezwaar had, na ernstige overweging tot het nemen van proeven bij parti culiere bouwwerken overging en door den uitslag daarvan gun stig over de zaak gestemd werd. Bij drie proefnemingen waarbij werd ingeschreven met en zonder de bepaling van een minimum loon en normalen werkdag als voorwaarde in de be- j stekkenbleek het, dat de inschrijvingen daardoor slechts varieerden tusschen 3 en 5 het financiëele bezwaar is dus van geringen omvang. Burgemeester en wethouders wijzen er in hun voorstel op dat groote bouwwerken waarbij wellicht de maatregel zoude kunnen worden toegepastin deze gemeente zelden voorko- menalsof zij daarmede willen zeggen dat de invoering van den maatregel voor deze gemeente dus van weinig belang zou zijn. Toch komt het spr. voor, dat, indien het gemeentebe stuur voorgaat en het blijktdat de bepaling goed werkt deze langzamerhand het burgerrecht zal verkrijgen en door particulieren zal worden overgenomen. Dit zou een gunstigen I invloed uitoefenen op den algemeenen loonstandaard. In de bestekken van aanbesteding van verfwerken het her stellen en vernieuwen van bestratingen is de gewenschte be paling omtrent minimum loon opgenomen zeggen burgemees ter en wethoudersmaar zij laten er op volgendat het re sultaat van dezen maatregel niet tot aanbeveling daarvan kan I strekken aangezien bij de laatst gehouden aanbestedingen die I werken nog lager zijn aangenomen dan vroegertoen de ge- wenschte bepaling niet in de bestekken was opgenomen. Hoe nu die lagere aannemingsom resultaat van de bepaling van een minimum loon kan zijn en waarom dit resultaat niet strekt tot aanbeveling van den maatregelverklaart spr. niet te be grijpen. Hij vermoedt, dat vele omstandigheden tot die lagere inschrijving kunnen hebben medegewerkt. Spr. zal er nu verder niets meer bijvoegen. Hij hoopt, dat zijne medeleden het aangevoerde in gunstige overweging zullen nemen en mocht het blijken dat zijne zienswijze door eenige leden wordt gedeeld, dan zal hij een amendement op het voor stel van burgemeester en wethouders indienen om tot de be noeming van een commissie over te gaan. De heer Bekhuis geeft den heer Konter toe, dat tusschen 1S89 en 1894 eene groote klove ligt, dat in dien tijd veel ge sproken en veel geschreven is over dit onderwerp maar dit was niet altijd in het voordeel van het hier gevraagde. Dezer dagen las spr. een woord dat volkomen juist is nl. „te dien aangezien", d.w.z. ten aanzien van het bepalen van een mi nimum loon en maximum werktijd „is nog te weinig onder vinding opgedaan, om daarop een oordeel vóór of tegen het stelsel te kunnen bouwen." Veel is er vóór aangevoerdmaar ook is het op juiste gronden bestreden. De heer Konter wees ter ondersteuning van zijn denkbeeld op het voorbeeld van Amsterdam. Spr. laat aan de wijze raads leden aldaar over, te bepalen, wat zij nuttig oordeelenmaar daartegenover kan hij wijzen op het rapport van de raadscom missie te Groningen en als men het rapport van die commissie leestkomt men tot een geheel tegenovergestelde conclusie. De adressanten hebben in hunne vergadering van 1 Augus tus van het vorige jaar besloten tot den raad het verzoek te richten om in de bestekken voor gemeentewerken eene bepa ling omtrent minimum loon en maximum werktijd op te ne men omdat naar hunne meening de invoering van dien maat regel de werkeloosheid zou doen verminderen. Spr. heeft nog al studie gemaakt van den economischen toestand en de invloe den die daarop inwerken en hij kan uit goede bron ver klaren dat in 1893 in het bouwvak in deze gemeente geen werkeloosheid heeft bestaan. De toestand was in dat jaar zeer bevredigend. Stellig zeker is hetdat de gewenschte maat- reg nooit een middel kan zijn tegen werkeloosheid doch wel een middel om minder krachtige werklieden uit te sluiten. De heer Konter wenscht, dat uit den raad eene commissie worde benoemdom deze belangrijke kwestie te onderzoeken. Spr. zou daartegen zijn hij ziet er het nut niet van in. Hij hoopt daarentegen dat spoedig de dag zal aanbreken, waarop in Nederland kamers van arbeid worden ingesteld vereenigin- gen samengesteld uit werkgevers en werklieden om de be langen van den arbeider na te gaan en voor te staan. Indien dan uit den boezem van die kamers stemmen opgaan om bij zondere aandacht te wijden aan deze kwestie e i deze tot een punt van nauwgezet onderzoek te maken dan zal spr. dat zeer toejuichen. Men moet niet voorbijzien dat het een maat regel is, die diep ingrijpt in het leven en de beurs van ge meenten en particulieren. I De heer Konter zegt dat het denkbeeld om arbeidsraden in te stellen ook hem zeer toelacht, maar om nu deze belang rijke zaak, die van vrij urgenten aard is te laten rusten, tot dat men die kan opdragen aan arbeidsraden die nog moeten Seboren worden gaat wel wat ver. In ieder geval kan men nu reeds een stap in goede richting doen door het benoemen yan eene commissie die de zaak nauwgezet kan overwegen. De raad zou zich in niets hierdoor binden. I De beraadslagingen worden gesloten. B Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stem ming gebracht en aangenomen met 17 stemmen tegen één die van den heer Konter. m De heer de la Faille verlaat de vergadering. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij gratis in gebruik af te staan de bovenwoning Raadhuisstraatje no. 3. a De directie der Leeuwarder Waterleiding Maatschappij heeft tot nu toe voor het bacteriologisch onderzoek van het water uit die leiding de beschikking gehad over een lokaal in de Bur gerdag- en avondschool. Dit lokaal zal echter in gebruik worden genomen voor het onderzoek van de lichtsterkte en de hoedanigheid van het gas. 1 Volgens de bewering van den directeur der maatschappij is eene voortzetting van het geregeld bacteriologisch onderzoek van bet water voor de maatschappij niet noodig zoodat, wat haar betreft, de betrekkelijk aanzienlijke kosten daarvan kunnen worden bespaard omdat uit de rapporten van het onderzoek is gebleken dat onder alle omstandigheden het gehltreerde water is bevonden vrij te zijn van schadelijke bacteriën. Mocht het gemeentebestuur evenwel wenschen dat met het onderzoek worde voortgegaanis de maatschappij daartoe be reid indien van gemeentewege een geschikt lokaal gratis ter rarer beschikking wordt gesteld. I Burgemeester en wethouders achten de beweringdat de gemeenten en niet de maatschappij belang heeft bij het onder zoek ten eenenmale onjuist. De maatschappij toch heeft in de eerste plaats er belang bij, dat voortdurend kan worden ge constateerd dat het water uit de leiding aan de vereischten van goed drinkwater voldoet en dat het geen gevaar voor de verbruikers oplevert. Zij zijn echter van meening dat ook het gemeentebestuur bij zoodanig onderzoek wel zooveel belang heeft, dat het gratis een lokaal kan beschikbaar stellen. De bovenwoning Raadhuisstraatje no. 3 die niet is verhuurd, is voor dit doel geschikt. Burgemeester en wethouders stellen dus voor te besluiten voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan de Leeuwarder Waterleidingmaatschappij met ingang van 15 Fe bruari 1894 tot wederopzegging en kosteloos in gebruik te geven de bovenwoning van het aan deze gemeente behoorend perceelplaatselijk bekend Raadhuisstraatje no. 3 tot het doen van bacteriologische onderzoekingen van het water uit de Leeuwarder waterleiding op de voorwaarden nader aan de in gebruikgeving door burgemeester en wethouders te verbinden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Haverschmidt zegtdat hij niet kan meegaan met het voorstel van burgemeester en wethouders om aan de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij het gratis-gebruik van |eze woning al te staan. De Maatschappij stelt het voortzetten van het onderzoek af hankelijk van het al ol niet gratis verstrekken van een ge meentelokaal en doet het voorkomen, alsof het onderzoek slechts dient ten bate van de verbruikers. Zijns inziens is juist het tegenovergestelde het geval. Dit on derzoek strekt der Maatschappij tot reclame en de goede re sultaten daarvan bezorgden haar reeds menige aansluiting. Wil ze die aansluitingen behouden en zien toenemen dan dient ze wel met dat onderzoek voort te gaan en zich de geringe uit gaven van een lokaal te getroosten. Duinwater levert ze nu een maal niet en de deugdelijkheid van de prise d'eau, die onmid dellijk aan het openbaar vaarwater grenst, zal haar niet wor den betwistzoolang ze blijft voortgaan op zulke gunstige re sultaten te kunnen wijzenals thans het geval is. Spr. kan er niet toe medewerken, aan de Waterleiding Maatschappij, behalve het belangrijk subsidie, dat ze jaarlijks geniet, nog het gratis gebruik van eene bovenwoning toe te staandie op het oogenblik wel onverhuurd is, maar tot dusver circa ƒ100 ten bate der gemeentekas kon opbrengen. De Voorzitter wijst er op dat ook burgemeester en wet houders de onjuistheid hebben vooropgesteld van het beweren van de directie der Maatschappij dat deze geen belang zou hebben bij de voortzetting van het bacteriologische onderzoek van het water uit die waterleiding. Burgemeester en wethouders meenen dat de maatschappij er in de eerste plaats belang bij heeftmaar dat ook het gemeentebestuur er wel in zoover be lang bij heeftdat het gratis een lokaal daarvoor in gebruik zal mogen afstaan. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met 10 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren van Sloterdijck, Troelstra WijbrandiWolffReeling Brouwer Beekhuis en Dijkstra. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een verzoek van J. van der Werff e. a. om in het plan van verbouwing van de brugwachterswoning op den hoek van het Noordvliet te doen opnemen het aanbrengen van een eenvoudig uunoerk. Burgemeester en wethouders meenen vrijheid te hebben, gunstig op dit verzoek te adviseeren. Bij gemis aan een cen traal uurwerkheeft dit stadsgedeelte evenzeer als andere wij ken die in het genot zijn van een openbaar uurwerk, daaraan behoefte. Het plan van verbouwing van deze brugwachterswoning zal met het oog op het aanbrengen van een uurwerk eene wijzi ging moeten ondergaanmet het gevolgdat de kosten der verbouwingwaarvoor op de gemeentebegrooting voor 1894 een bedrag van 2500 is uitgetrokken zullen moeten worden ver hoogd met ruim ƒ1200, waaronder begrepen is de uitgaaf voor het uurwerk zelf. Burgemeester en wethouders stellen voor aan de adressan ten te berichten dat, bij de verbouwing van de brugwachters woning daarop een uurwerk zal worden aangebracht. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck zegtdat de kennisneming van dit voorstel weemoedige herinneringen aan vroeger tijd bij hem wakker heeft geroepen en wel aan het centraal uurwerk dat vóór eenige jaren is weggeruimd en aan de vergeefsche pogingendie zijn aangewend om het door eenig ander te doen vervangen. Er zijn sedert op verschillende plaatsen in de gemeente openbare uurwerken aangebracht en nu wordt door burgemeester en wethouders voorgesteld die weder met een te vermeerderenmaar die allen wegen niet op tegen één goed, deugdelijk centraal uurwerk. Spr. weet wel, dat er niet veel aan te doen ismaar een feit is hetdat al de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1894 | | pagina 4