62
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Juli 1894.
het een zou het ander uitlokken. Immers, er zijn zoovele
personen, als bijv. de turfmeters en -dragers, die geheel gelijk
gesteld kunnen worden met de korenmeters-wegersen ook
door burgemeester en wethouders worden benoemd.
Nu bracht de heer Haverschmidt eene poging van de beurs-
commissie ter sprakeom in de samenstelling der korenme
ters-wegers eene reorganisatie aan te brengen. Deze com
missie stelde daarbij op den voorgronddat aan de ouden,
die niet weder zouden worden herbenoemd een pensioen of
eene gratificatie zou worden toegekend. Hierop konden bur
gemeester en wethouders natuurlijk niet ingaan en daarom heb
ben zij ook de oudsten weder herbenoemd. Dit zijn menschen
van den dag; zij zullen naar menschelijke berekening niet vele
jaren meer leven, en zoo .oende zal het getal meters-wegers tot
het cijfer worden teruggebracht, dat de beurscommissie en ook
burgemeester en wethouders wenschelijk achten. Reeds een
dezer dagen overleed een hunner.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder!
hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleii
ding van een verzoek van S. Talsma e. a., om in de bestek
ken voor gemeentewerken eene bepaling betreffende een mini
mum loon en een maximum werktijd op te nemen.
Burgemeester en wethouders stellen voor, het bovenomschre
ven verzoek te wijzen van de hand.
Zij deelen mededat een verzoek van gelijke strekking den
23 Januari j.l.overeenkomstig hun gemotiveerd voorstelis
gewezen van de hand en dat hunne zienswijze in dien korten
tijd niet is gewijzigd.
I
den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, om inde
algemeene voorwaarden eene betrekkelijke bepaling op te ne
men. Spr. geeft lecture van het adres, dat, uitgaande van prac-
tische mannennaar het hem voorkomt waard is er de aan
dacht van de leden van den raad op te vestigen. Hij zal op
dit oogenblik geen voorstel doen. Het spijt hem dat de heer
Bekhuis thans niet tegenwoordig kon zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Konter verklaart zich tegen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van T. Kloosterman om kwijtschelding
der boetedoor hem beloopen wegens te late oplevering van
werk.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Kont0r wenscht met een enkel woord deze zaak
weder ter sprake te brengen. Terwijl nu verwezen wordt naar
het voorstel van Januari van dit jaar werd toen door burge
meester en wethouders in hoofdzaak verwezen naar vroegere
voorstellen omtrent gelijke adressen en komt men, zoo voort
gaande, eindelijk tot hun eerste voorstel van 1889 waarbij is
overgelegd een advies van den directeur der gemeentewerken
van 1888. Spr. wees echter in de vergadering van 23 Januari
j.l. er op, dat de gegevens van 1889 verouderd zijn en slechts
voor een deel dit onderwerp raken omdat toen alleen sprake
was van een minimum loon en niet van een maximum werktijd.
Het is eigenaardig, dat men in deze steeds als in een krin
getje rond gaat telkens komt de zaak weer ter sprake en tel
kens wordt zij met verwijzing naar vorige motieven van de
hand gewezen. Zoo kan men jaren voortgaan zonder verder
te komen wat toch zeker niet in de bedoeling ligt.
Gaat men de dagbladen na dan kan men opmerken, dat
het onderwerp elders niet doodgezwegen wordt, maar dat zich
telkens nieuwe strijders opdoen voor deze zaak. In de verga
dering van 23 Januari j.l. opperde spr. het denkbeeld om uit
den raad eene commissie te benoemen die deze belangrijke
zaak zou kunnen onderzoeken. De heer Bekhuis bestreed dat
denkbeeld het betreurende, dat er nog geen kamers van ar
beid bestaan waren deze er dan zou hij het zeer toejuichen
indien uit den boezem van die kamers stemmen opgingen om
bijzondere aandacht aan deze kwestie te wijden.
Nu las spr. van morgen dat door de zeven in ons land be
staande raden van arbeid eenstemmig de wcnsch is uitgespro
ken dat in de bestekken van aanbesteding eene bepaling be
treffende een minimum loon en een maximum werktijd wordt
opgenomen. Spr. deelt dit medeomdat het niet onmogelijk
is dat in de vergadering van 23 Januari meerdere leden het
standpunt van den heer Bekhuis deelende, met het voorstel van
burgemeester en wethouders medegingen maar nu er wellicht
anders over zullen gaan denken als zij kennis zullen hebben
genomen van een adres van de zeven raden van arbeid aan
Burgemeester en wethouders deelen mede dat T. Klooster
man aannemer van de verbreeding van het vaarwater langs
de Tuinen, de vernieuwing van de Meelbrug en de verlaging
van de Amelandspijpvolgens de voorwaarden van aanbeste
ding eene boete heeft beloopen van ƒ1000. Hij heeft n.l. dit
werk, onder altrek van regendagen en zon- en feestdagen 100
dagen te laat opgeleverd, zoodat eene boete van ƒ1000 op
hem zou kunnen worden toegepast.
De gemeente heeft echter door die te late oplevering weinig
of geen nadeel ondervonden.
Het publiek verkeer over de Amelandspijp en de Meelbrug
lis den 30 December 1893, dus slechts 13 dagen na den inde
voorwaarden voor geheele oplevering bepaalden termijn open
gesteld; het geheele werk kon echter den 5° Mei 1894 worden
opgeleverd het behoud der schuttingen was noodig voor de ver
dere afwerking der leuningen van de Amelandspijp.
Deze late oplevering was in hoofdzaak een gevolg van de te
late en te slechte levering van hardsteen. Niet alleen werd de
door adressants leverantier aangevoerde hardsteen gedeeltelijk
afgekeurdmaar de levering geschiedde slechts ten deele
zoodat de adressant genoodzaakt wasin de plaats van het
afgekeurde en ter aanvulling van het niet-geleverde alhier
hardsteen te koopen en te doen bewerken.
Dit heeft voor hem èn financieele schade èn vertraging in
de uitvoering van het werk tengevolge gehad.
Door die vertraging is een langduriger buitengewoon toe
zicht noodig geweest, waarvan de kosten op 105 worden ge
steld, die door den aannemer dienen te worden gedragen.
Burgemeester en wethouders vinden in de bovenvermelde
omstandigheden aanleidingvoor te stellen
aan Th. Kloosterman tot een bedrag van 895 kwijtschel
ding te verleenen van de door hem beloopen boete ad ƒ1000,
wegens te late oplevering van bovengenoemde door hem aan
genomen werken.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc kan zich met het voorstel van burge
meester en wethouders niet vereenigen. Gelijk hij vroeger reeds
bij de behandeling van voorstellen van gelijke strekking zei, kun
nen er zich omstandigheden voordoen, die tot kwijtschelding van
beloopen boete zouden behooren te leiden. Volgens spr. be
staan deze omstandigheden in het onderwerpelijk geval niet.
Wat toch is er van de zaak De adressant is teleurgesteld
door zijnen onder-aannemer voor de levering van hardsteen
zoodat hij eerst hardsteen kreeg, die afgekeurd moest worden
en ten slotte in het geheel geen steen meer ontving. Het ge
volg hiervan was dat hij in de oplevering van het werk 100
dagen te laat is geweest.
De gemeente mogegelijk burgemeester en wethouders zeg
gen, hierdoor weinig of geen nadeel hebben ondervonden, maar
indirect is er door te late oplevering altijd nadeel. De bepaling
der aannemingssom toch wordt voor een goed deel beheerscht
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Juli 1894.
63
door den termijn van oplevering van het werk. Ware de ter
mijn voor dit werk honderd dagen langer geweest, dan zou dit
zeker invloed hebben gehad op do aannemingssom van de an
dere inschrijvers, en licht mogelijk ware dan door een of meer
van hen voor een minder bedrag dan door den tegenwoordi-
gen aannemer ingeschreven geworden.
Spr. heeft zich de vraag gesteldwaarom de aannemer
zich bij contract met den onderaannemer voor de leverantie
van hardsteen ook niet heeft gevrijwaard voor eventualiteiten,
als waarvan hij nu de dupe is geworden. De gemeente be
steedt de werken aan, om zich voor alle risico te dekken, en stelt
daarbij boetebepalingen. Zoo kon de aannemer tegenover zijn
onderaannemer ook doen.
Dit is voor spr. de reden waarom hij niet met het voorstel
van burgemeester en wethouders zal medegaan. Boete-bepa
lingen in de voorwaarden van aanbesteding worden anders maar
wat men een wassen neus noemt. In eene afwijzing van het ver
zoek zou voor de aannemers in het algemeen een les zijn ge
legen, om den zelfden weg als de gemeente te volgen.
De heer Troolstra zegt dat de opvatting van den heer
Duparc over het algemeen juist is. Toch hebben zich in deze
zaak omstandigheden van bijzonderen aard voorgedaan die bur
gemeester en wethouders tot het doen van dit voorstel hebben
geleid.
De adressant heeft onderscheidene malen van zijnen leveran
tier van hardsteen voor dit werk bij vroegere werken steen
ontvangen en heeft nimmer reden tot klachten gehad. Dit
heeft hem er waarschijnlijk toe geleid om daarop te vertrou
wen en om nietgelijk de gemeente doetden veiligen weg
te volgen en zich door een contract met zijn onderaannemer te
vrijwaren voor de verantwoordelijkheid van een te late opleve
ring van het werk.
Deze zaak heeft voor den adressant een groote lijdensge
schiedenis hij heeft door de stagnatie in de levering van hard
steen groote onkosten gehad. Hij heeft ten slotte die steen
door een ander moeten doen leveren en bewerken.
Voor burgemeester en wethouders heeft dus vooral deze om
standigheid gegolden dat hij tot nu toe altijd op zijn onder
aannemer heeft kunnen rekenen, maar nu daarin zich bedrogen
heeft gezien.
De heer Wolff kan nog aan het door den heer Troelstra
gesprokene toevoegen dat indien hij goed is ingelicht de
adressant een contract met dezen onderaannemer heeft opge
maakt dit aan hem opgezonden maar van dezen nooit ge-
teekend heeft terugontvangen maar niettemin in het volle
vertrouwen dat hij volgens opgedane ondervinding meende in
hem te mogen stellen bezendingen steen van hem in ont
vangst heeft genomen. Toen daarvan later werden afgekeurd,
werd hij dus de dupe van het niet terugzenden der contracten.
De heer Duparc wijst er op, dat, al heeft een aannemer
nog zulke goede ondervindingen opgedaan hij toch niet te
voorzichtig kan zijn. Hij wenscht burgemeester en wethouders
te vragen, of niet ook zij met den besten, meest solieden aan
nemer bij onderhandsche aanbesteding eene overeenkomst zou
den sluiten, die voor de gemeente alle risico uitsluit?
De heer Troelstra deelt mede, dat de te late oplevering
van dit werk niet te wijten is aan nalatigheid van den aan
nemer. Deze heeft, toen hij door zijn aannemer werd teleur
gesteld, alle mogelijke moeite gedaan, om daaraan te gemoet
te komen maar dit heeft niet het gevolg voor hem kunnen
hebben, om het werk op tijd op te leveren.
Al had hij dan ook een contract met den onderaannemer
gesloten, dit zou hem het werk in dit geval niet eerder hebben
kunnen doen opleveren. Het eenige voordeel van dat contract
zou voor hem hierin gelegen zijn, dat hij daardoor voor schade
door het beloopen van boete ware gevrijwaard.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 9 tegen 4 stemmen
die van de heeren Oosterhofï, Theunisse Beekhuis en Duparc.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van de firma Dalenoord d. Co. om ver
gunning tot gebruikmaking van water uit den nieuwen versch-
watervijver ten behoeve van hare broodfabriek de Hoop".
Op voorstel van den voorzitternamens burgemeester en
wethouderswordt de behandeling van dit voorstel tot nader
aangehouden.
6. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
rekening van het stadsziekenhuisdienst 1893.
Conform de conclusie van dit rapport wordt besloten
1. de rekening en verantwoording der ontvangsten en uit
gaven van het stadsziekenhuis over 1893 in ontvang en uit
gaaf beide tot een bedrag van 12107.07 goed te keuren.
2. aan de commissie van bestuur 's raads dank te betui
gen voor het door haar gehouden beheer.
Wordt opgemerkt, dat de heer van der Scheer, lid der com-
missie van bestuur, niet tot het nemen van dit besluit heeft
i medegewerkt.
7. Rapport der reclamecommissie omtrent bezwaarschriften
j tegen aanslagen in de directe belasting op het inkomen.
In verband hiermede stelt de voorzitter voor, de vergadering
I met gesloten deuren voort te zetten.
Vooraf vraagt en bekomt de liaer Duparc verlof van de
vergadering tot het doen eener vraag aan den voorzitter over
het ontslag van den agent van politie Houtman.
De heer Duparc brengt in herinnering dat den 25 Juni j.l.
alhier is gehouden eene zoogenaamde groote volksvergadering,
waarin een spr. optrad als tolk van Houtmanom ernstige be
schuldigingen te richten aan het adres van de politie en nog
andere autoriteiten. Die vergadering nam ten slotte een motie
aan waarbij zij als haar oordeel te kennen gafdat uit de
gedane mededeelingen indien zij mochten blijken waar te zijn,
zou volgen „dat de zedelijke belangen der burgerij te Leeu
warden niet naar den eisch worden behartigd", verder de wensch
werd uitgesproken dat door de bevoegde autoriteiten een ern
stig onderzoek worde ingesteld en mocht er onrecht zijn ge
pleegd dit worde hersteldmet het besluit eindelijk, deze
motie aan den burgemeesterde leden van den gemeenteraad
en dsn officier van justitie mede te deelen.
En zoo heeft spr.gelijk zeker ook de andere leden van den
Raad een afdruk van de motie ontvangen.
Spr. wenscht zich thans te veroorlooven eene vraag tot den
voorzitterin diens hoedanigheid van burgemeester en dus als
hoofd van de politiete richten.
Slechts noode gaat spr. hiertoe over. Hij is toch nog altoos de
vroeger herhaaldelijk hier en elders door hem verkondigde leer toe
gedaan dat de burgemeester als hoofd van de politie, niet ver
plicht is of geroepen kan worden van zijn daden of handelin
gen als hoofd van de politie aan den raad verantwoording te
doen. Het geldt hier evenwel een zeer bijzonder geval. In
het openbaar zijn beschuldigingen van gewichtigen aard uitge
sproken tegen de politie, en die beschuldigingen zijn later door
sommige dagbladen gereproduceerdzonder dat tot dusverre
eenige tegenspraak is gehoord. De groote massa maakt thans
hieruit allerlei gevolgtrekkingen, gelijk gewoonlijk in soortge
lijke zaken het geval is, en er zijn genoeg, die op hunne beurt
hieruit de meest lasterlijke aantijgingen tegen de politie distil-
leeren. En nu kent men het spreekwoord „Calomniez ca-
lomniezil en reste toujours quelque chose." Voor het pre
stige van het gezag acht spr. het daarom wenschelijk, ja nood
zakelijk dat hieraan een einde worde gemaakt. Men versta