84: Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 4 September 1894. burgemeester en wethouders daartoe niet zijn overgegaan, omdat het hun bekend was, dat de aannemingssom te laag was. Men heeft hier te doen met een beneficiairen boedel, waar door er geen verhaal op de erfgenamen is. Het beste wat burgemeester en wethouders in deze konden doen is de uitvoering van het werk bij onderhandsche aan besteding op te dragen gedurende den loop van dit jaar. Een volgend jaar kan tot eene openbare aanbesteding wor den ove-gegaan. De beraadslagingen worden hierna gesloten en het voorstel van burgemeester en wethouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen alleen de heer Bekhuis verklaart zich tegen. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs. (Zie bijlagen nos. 19 van 1893 en 13 van 1894 tot het verslag van 's raads handelingen.) De beraadslagingen worden geopend. De voorstellen omtrent de wijziging van artikelen 8, 10 en 11 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde komt thans art. 12, waaromtrent burgemeester en wethouders voorstellen dit te lezen als volgt Artikel 12. Het onderwijs aan deze scholen omvat Aan de school voor jongens 10. het lezen. 2o. het schrijven. 3o. de beginselen der Nederlandsche taal. 4o. het rekenen (inhoudsberekeningen daaronder begrepen). 5o. het handteekenen. Aan de school voor meisjes dezelfde vakken en de nuttige en fraaie handwerken. De heer van Ketwich Verschuur heeft met genoe gen kennis genomen van dit voorstelvoor zoover hem daar uit is gebleken dat burgemeester en wethouders meegaan met het denkbeeld van de commissie van toezicht op het lager onderwijs om onder de leervakken aan de herhalingsschool het zingen niet meer op te nemen. Die commissie kon zich blijkens haar advies van 6 October 1893 niet vereenigen met het voorgestelde leervak „de begin selen der wiskunde." Hierbij wenschte zij eene verandering, door n.l. daarvoor in de plaats te stellen het „rekenen". Ook spr. is van oordeel, dat de beginselen der wiskunde alleen tehuis behooren op scholen voor uitgebreid lager onderwijszooals ook in de be trekkelijke wet in artikel 2 is bepaald, en niet op eene her halingsschool waar alleen gewoon lager onderwijs wordt ge- gegeven. Burgemeester en wethouders gaan hierin dan ook mede doch voegen aan het „rekenen" toe „inhoudsberekeningen daaronder begrepen", kennelijk om zoodoende het oude leer vak „vormleer'' te behouden. Spr. kan zich daarmede veree nigen al ware het misschien beter, den onderwijzer vrij te latendoch om dat doel te bereiken is de omschrijving on voldoende dewijl ook de berekening van vlakken tot dat leer vak behoort. Als amendement stelt spr. voor, in art. 12 sub 4° te lezen: „het rekenen (de berekening van vlakken en inhouden daar onder begrepen.)" Dit amendement wordt door burgemeester en wethouders overgenomen. De heer Meijer merkt hierbij op dat hier alleen van in houdsberekeningen gesproken wordtom de grens van het leervak aan te geven. Bij de verdere behandeling van art. 12 zegt de heer van Ketwich Verschuur dat hij zich niet kan vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders om het handteekenen ook als leervak voor de meisjesschool te be houden. Uit de missive van de commissie van toezicht van 6 Octo ber 1893 blijkt dat teekenen op de herhalingsschool voor meisjes weinig waarde heeft. Spr. is het daarmede geheel eens. Men moet bij het herhalingsonderwijs vooral in 't oog houden, dat alleen vakken van voor het leven practische waarde behooren te worden onderwezen. Aan de herhalingsscholen toch wordt in elk jaar slechts gedurende 25 weken 4 avonden per week telkens 2 uur les gegeven in 't geheel alzoo 200 uren. Voor de meisjesschool zijn thans van deze lesuren er 100 bestemd voor het onderwijs in de handwerken en 25 voor elk van de vakken lezen taalschrijven en teekenen, alzoo één uur per week voor ieder van die vakken. De commissie heeft zich, vóór haar advies uit ts brengen, met het hoofd der herhalingsschool voor meisjes den heer Geertsover het teekenonderwijs verstaanen deze heeft als zijne opinie kenbaar gemaakt, dat 25 uren teekenonderwijs per jaar voor meisjes weinig of geen kennis van dit vak kan bij brengen. Spr. acht het dan ook beter, dit vak op deze school te laten vervallen en dien tijd te besteden aan „stellen" en „schrijven." Dit teekenonderwijs vangt aan een halfjaar nadat de leer lingen de lagere school hebben verlaten. Als voorbereiding voor de studie voor de acte van bekwaamheid voor de hand werken geven twee maal 25 uren teekenonderwijs bijna mets. Voor de fraaie handwerken doen zij in den regel geen exa men voor 't 20e jaar hiervoor is kennis van 't handteekenen noodig doch op de ambachtsschool is gelegenheid ook voor meisjes, om den teekencursus te volgen, die gegeven wordt van wege het fonds Wijckerheld Bisdom waarvan de heer Engelen beheerder is. Het is van groot belang de 100 lesuren die buiten het handwerkenonderwijs beschikbaar zijn, zoo mogelijk te versnip peren en te besteden aan leervakken van direct nut. Spr. stelt alzoo als amendement voor, om het slot van art. 12 te lezen „Aan de school voor meisjes dezelfde vakken, „met uitzondering van het handteekenenen de nuttige en „fraaie handwerken." Dit amendement wordt ondersteund en komt alzoo in be handeling. De heer Duparc wijst er op, dat het hoofdargument van burgemeester cn wethouders voor het behoud van het teeken onderwijs is gelegen in het groot nut van dat vak ook voor meisjes. Niemand zal dat zeker betwisten. Maar men dient hier rekening te houden met den beschikbaren tijd. Spr. vreest, dat men, bij 't behoud van 't teekenonderwijs voor de meisjes zal zien gebeuren, wat vroeger is geschied met andere ingevoerde vakken en waartoe juist het onderwer- pelijk voorstel heeft geleid. Het zal dan evenzeer onmogelijk goed worden behandeld en dus niet lot zijn recht komen. De ervaring sedert 1881 heeft toch geleerd, dat de duur van den cursus aan de herhalingsscholen niet lang genoeg isofn het teekenonderwijs met vrucht te geven. Spr. meent derhalve op aanneming van 't amendement te mogen aandringen. De heer van Ketwich Verschuur kan nog, in aanslui ting aan het door den heer Duparc gesprokene mededeelen dat volgens den heer G'erts 25 uren, aan teekenonderwijs ge durende een geheel winter-halfiaar besteed zoo goed als weg geworpen tijd is. De heer Meijer begint met genoegen te constateeren dat door geen der vorige spr. de gronden voor het nut van het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 4 September 1894. 85 teekenonderwijs, door burgemeester en wethouders aangevoerd, weersproken zijn. Men is het dus eens, dat het teekenonder wijs voor meisjes aan die school nuttig zou zijn alleen de noodige tijd er voor ontbreekt. Spr. heeft die zaak ook met het hoofd der herhalingsschool voor meisjes besproken die in het algemeen het nut van het teekenonderwijs erkende, doch alleen bet bezwaar opperde, dat het wenschelijk was er meer tijd voor te hebben ook omdat het getal meisjes grooter is dan dat der jongens. Spr. heeft hem daarop geantwoord al kan men dat onderwijs slechts ge durende 25 uren geven, dan is het toch niet gering te achten in verband met andere vakken. Het teekenen is niet alleen nutlig voor de handwerken maar heeft ook grooten invloed op goed schrijven. Het tweede bezwaar, dat de klassen der meis jes te groot zijn mag geen reden zijn om dat leervak weg te latenhet gevolg daarvan kan alleen wezendat er meer onderwijskrachten noodig zijn om dat onderwijs goed te geven en zou men die krachten moeten aanvullen. De G. v. T. wil aan taal een uur in de week meer geven en dit aan teekenen ontnemenom dat aan taalstellen en schrijven toe te voegen. Spr. zou daaraan ook gaarne 2 uren per week geven maar men moet rekening houden met de toekomst en dan is er later nog wel gelegenheid om les te nemen in taal, schrijven en stellen maar met teekenen is dit anders. Als de herhalings school verlaten is, dan doen de meisjes niet meer aan teekenen. Waar nu sedert 1881 het teekenonderwijs op alle scholen als verplicht leervak is opgenomen, en wel op voorstel der G. v. T., daar moet men het van de herhalingsschool voor meisjes niet plotseling schrappen. Spr. schat de waarde van het teekenon derwijs niet hoog want 25 uren is weinigmaar toch schat hij het zoo hoogdat hij liever dat uur aan het teekenen geeft dan nog een uur voor taal. De heer van Ketwich. Verschuur geeft als zijne mee ning te kennen, dat de hoofdinhoud van het nader voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de wijziging van art. 12 der verordening een ophemelen is van het leervak teekenen; zeer juist is dit allesindien er sprake is van het gewoon lager onderwijshet teekenonderricht moet echter op de lagere school eene goede plaats innemen en bij de invoering van dat vak heeft men dit ook terecht in 't oog gehouden. Maar geheel iets anders is het bij het herhalingssonderwijs gedurende slechts weinige uren per jaar. Waar "niet eene eenigszins ruime plaats aan het teekenonderwijs kan worden toegekend is het nut daarvan slechts gering. Ook dient men daarbij niet te vergeten dat lang niet alle leerlingen van de herhalingsschool ook het tweede jaar den cursus mede maken terwijl ook schoolverzuim niet zeld zaam is. Spr. heeft de heer Geerts nog heden gesproken en deze heeft hem pertinent verklaard dat hij ook zelfs met gesplitste klassen met 25 uren teekenonderwijs per jaar niets kan tot stand brengen. Waar nu die onderwijzer, die een bekende voorliefde voorliet teekenen heeft, verklaart„die tijd is weggeworpen", is spr. s' advies, dien tijd te besteden aan vakken, waarvan de leerlingen eenig nut kunnen hebben. Zooals hij reeds heeft gezegd, bestaat er elders goede gele genheid om leekenlessen te ontvangen. De heer Duparc zegtdat het getal leerlingen op de her halingsschool voor jongens sedert 1881 steeds veel geringer is geweest, dan op de herhalingsschool voor meisjes. Het getal bedraagt in den regel ongeveer een derde van dat der meisjes; tegen 30 a 40 jongens, bezoeken 100 a 120 meisjes de herhalingsschool. Hieruit valt volgens spr. af te leiden, dat de meisjes hoofd zakelijk die inrichting bezoeken om de lessen in nuttige cn fraaie handwerken te volgen. Werden die vakken niet onderwezen dan zou zeker 't getal meisjes geringer zijn dan dat van de jongens. De heer Reeling Brouwer kan aan het gesprokene van den heer Meijerwaarmede hij zich geheel vereenigt, nog toe voegen dat hij op grond zijner ondervinding in eene andere betrekking weethoe nuttig het teekenonderwijs voor meisjes werkt. Volgens den beer Duparc "bezoeken vele meisjes de herha lingsschool om 't onderwijs in de nuttige en fraai handwerken te volgen. Zij zoeken dus de praktijk; laat ons dus het onder wijs in het teekenen daaraan toevoegen dat voor de meis jes practisch nut afwerpt voor haar toekomstig leven, in welke omstandigheden zij ook worden geplaatst. Aan meer onderwijs in taal is geen behoefte en het teeken onderwijs zal ook hier goed op zijn plaats zijn. De Voorzitter doet opmerken dat men uit de woorden van den heer Duparc kan opmaken, dat die geachte spr. bij 't herhalingssonderwijs meer hecht aan 't onderwijs in handwer ken en taal, dan aan het teekenonderwijs. Toch wenscht spr. gaarne het onderwijs in 't teekenen voor de meisjes der herhalingsschool te behouden. Hij vestigt er de aandacht op, dat de bestrijders van het be houd van dat leervak het vormende en beschavende \an het teekenonderwijs voorbijzien, en dat uist door het teekenonder wijs de algemeene kennis der leerli.igen wordt uitgebreid De heer Meijer wenscht met een enkel woord nog den heer van Ketwich Verschuur te beantwoorden, die de opheme ling van het teekenonderwijs wel juist noemde doch niet op zijne plaats. Er is strijd gevoerd tegen het behoud van 't teekenonderwijs en spr. moet betuigendat de herhalingsschool inderdaad pas klaar is gemaaktom aldaar hoofdzakelijk het onderwijs in nuttige en fraaie handwerken goed tot zijn recht te doen komen. Het teekenonderwijs komt evenwel ook ten goede aan het handwerkonderwijs. Spr. heeft ook aan den heer Geerts de vraag gesteld, of met het tegenwoordig getal leerlingen iets van het teekenonderwijs is te makenwaarop hij naar spr. zich meent te herinneren, heeft geantwoord dat zulks bij den tegenwoordigen toestand met 't geval was. Dit is een reden, om het teekenonderwijs zoodanig in te richten dat 't wel tot zijn recht komt. Juist omdat de onderwijzer, belast met de leiding van 't herhalingssonderwijs voor meisjes, zooveel ambitie heeft voor het teekenonderwijs, zal hij alles aanwenden, om dat leervak goed te doen onderwijzen. Wat 't teekenonderwijs, gegeven aan de Ambachtsschool aan gaat moet spr. doen opmerkendat dit toch in geen geval tegelijk met dat aan de herhalingsschool kan worden genoten. De meisjesdie de herhalingsschool hebben bezochten haar 15e of 16e jaar hebben bereikt, zoeken dan eene betrek king, waardoor zij van de gelegenheid tot het ontvangen van teekenonderricht verder zijn verstoken. De beraadslagingen over art. 12 worden gesloten. Het amendement van den heer van Ketwich Verschuur daarna in stemming gebrachtwordt verworpen met 9 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren TheunisseDuparc en van Ket wich Verschuur. De voorstellen van burgemeester en wethouders omtrent de artikelen 16, 17 en 18 worden zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen evenals het voorstel van burgemeester en wethouders om de verordening, na de daarin aangebrachte wijzigingen, in haar geheel opnieuw vast te stellen. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ivijziging der verordening tot uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1894 | | pagina 3