Vergadering van Dinsdag 9 October 1894,
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 October 1894.
93
Tegenwoordig 21 leden.
Afwezig de lieeren Mr. J. L. van Sloterdijck en H. Beucker
Andreae.
Voorzitter de heer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe
Slooten burgemeester.
I. De notulen van de op Dinsdag 25 September j.l. gehou
den vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads
besluit tot ontbinding der huur en op nieuw verhuring van de
woning Oostersingel no. 110.
2. dat door burgemeester en wethouders B. van Duren is
noemd tot tijdelijk opzichter bij de gemeentewerken bij de
ui id op eene bezoldiging van 70 per maand.
3. dat het verrichten van verfwerken aan diverse gemeen-
bouwen is gegund voor een totaal bedrag van ƒ1323.50.
4. dat het onderzoek der gemeentebegrooting voor 1895 in
de sectiën is afgeloopenen dat tot rapporteurs zijn benoemd
uit de le sectie, de heer Mr. I. Wolff, uit de 2e sectie
de heer W. J. Oosterhoff en uit de 3e sectie de heer Mr. H.
van Ketwich Verschuur.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. het procesverbaal van de opneming der kas van den ge-
i ente-ontvanger op 8 October j.l.
Wordt ter visie gelegd.
2. de begrooting van het nieuwe stadsweeshuis voor 1895.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
v ii de heeren van EijsingaBekhuis en Wolff.
3. de begrooting van de stadsbank van leening voor 1895.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
an de heeren van der ScheerFeitz en van Sloterdijck.
4. een adres van de cricket-club ^Frisia" om het gebruik
an het nieuw exercitieveld aan het Molenpad.
5. een adres van den heer W. E. Oliphant, kolonel bij het
eger des Heilshoudende verzoek om in te trekken het raads-
esluit tot stichting van gemeentewege van een gebouw voor
iakloozen en mede te werken tot oprichting van een soortge
lijk gebouw door het leger des Heils.
De ressen sub 4 en 5 worden om bericht en raad gesteld
i handen van burgemeester en wethouders.
0. eene aanbeveling voor de benoeming van een voogd voor
e stadsarmenkamer.
7. eene voordracht voor de benoeming van een arts voor
i genees- en heelkundige behandeling van behoeftigen.
8. eene voordracht voor de benoeming van een plaatsver-
ingend niet-ambtelijk lid der commissie bedoeld bij de wet op
ïdrijfs- en andere inkomsten.
9. een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan-
iding van een verzoek van J. G. Pater om eene geldelijke ver-
)eding wegens een hem overkomen ongeluk.
10. Alsboven om met M. en B. Hofman eene dading aan te
tan wegens door hen verschuldigde huur.
11. een rapport der reclame-commissie omtrent bezwaar-
hriften in beroep tegen aanslagen in den hool'delijken omslag.
De stukken sub 6 tot en met 11 worden voor de leden ter
gelegd, om in eene volgende vergadering te worden be-
indeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op-
epingsbriel vermelde punten.
1. Rafjport der reclame-commissie omtrent bezwaarschriften
faanslagen in den hoofdelijken omslag.
■in verband hiermede wordt de vergadering tijdelijk gesloten.
Na heropening der openbare vergadering, wordt overgegaan
tot behandeling van
2. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
gemeenterekening over 1893,
De commissie deelt in haar rapport mededat de ontvang
sten en uitgaven op behoorlijke wijze zijn gedekt door de noo-
dige bewijsstukken en kwitantiën en dat alles getuigt van een
geregeld en ordelijk beheer.
Het is haar gebleken dat voor alle belangrijke werken en
leveringen het systeem van openbare aanbesteding wordt toe
gepast het goede beginsel omwaar ieder burger zijn deel
in de lasten heeft te dragenook aan iederdie daartoe be
kwaam en geschikt kan worden geacht, een zooveel mogelijk
gelijkmatig aandeel in de lusten te doen toekomen.
Slechts in één onderdeel meent de commissie dat van dat
goede beginsel is afgeweken en welwaar door tijdelijke geld-
leening in de behoeften der gemeentekas moest worden voorzien.
Waar meer dan één kassier of bankier gereed en in staat is,
ook bij tijdelijke geldopnemingende gemeente goede diensten
te bewijzen, daar brengt reeds de billijkheid mede, om zelfs
den schijn van begunstiging te vermijden.
Tot verdere opmerkingen gaf het onderzoek geene aanleiding
en de commissie stelt derhalve voor, te besluiten
1. goed te keuren de gemeente-rekening en verantwoording
over het dienstjaar 1893, zooals die door burgemeester en wet
houders den raad is aangeboden tot een bedrag
in ontvang van ƒ1,081.847.844
uitgaaf -1,071.894.01
en alzoo met een saldo van 9953.83 J
2. heeren burgemeester en wethouders 's raads dank te be
tuigen voor het ordelijk en met zorg gevoerd finantiëel beheer.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter is van oordeel, dat, waar de commissie
gemeend heeft, in de motieven van haar rapport eene opmer
king in te moeten lasschen omtrent de wijze van handelen van
burgemeester en wethouders ten opzichte van tijdelijke geld-
leeningen deze opmerking hier minder op hare plaats is. Het
geldt hier de afsluiting van de gemeente-rekeningwaarbij men
met cijfers te maken heeft, maar niet te beantwoorden heeft
de vraag aan wie het tijdelijk verstrekken van gelden moet
worden opgedragen. Dit zou beter te pas komen bij de be
handeling der begrooting. In de tweede plaats meenen bur
gemeester en wethouders dat de vraag tot vvien zij zich voor
tijdelijke geldleeningen hebben te wenden niet eene zaak is
van den raadmaar van burgemeester en wethouders omdat
het hier geldt de uitvoering van een raadsbesluit.
Maar bovenal moet men in het oog houdendatvolgens de
economie en de duidelijke bewoordingen der gemeentewetdeze
zaak behoort tot de verantwoordelijkheid van burgemeester en
wethouders en van hen alleen. Indien zij zich hieraan konden
en wilden onttrekkendan zou de raad voor de moeilijkheid
gesteld wordenom dezen ol genen kassier te moeten afwijzen,
die minder geschikt werd geacht. Geen ingezetene mag aan
dit gevaar worden bloot gesteld en daarom is het betertijde
lijke verstrekking van gelden op te dragen op de wijze zoo
als het dagelijksch bestunr tot dusverre heeft gedaan.
De heer Bekhuis vernam van den voorzitter dat de op
merking van de commissie hier minder op hare plaats zou zijn.
De commissie meendedat het juist thans eene goede gele-
gendeid was om hare zienswijze te doen kennen.' Het is haar
bij het onderzoek der gemeente-rekening gebleken, dat burge
meester en wethouders bij tijdelijke geldleeningen steeds ge
bruik maken van de tusschenkomst van één en denzelfden
bankier. De commissie heeft met genoegen ontwaarddat
burgemeester en wethouders in den regel, en beter dan vele
gemeente-ambtenaren doenhet beginsel huldigen om ieder
een te begunstigenmaar bij tijdelijke geldleeningen passen