VoiSiag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwardenvan Dinsdag 18 December 1894.
I. aan den pachter van de Boomsbrug ƒ42,80.
II. aan dien van de IJzeren Ophaalbrug 27,50.
III. aan dien van de Blauwebrug 27,—.
IV. aan dien van de Poppebrug ƒ31,—.
Zonder discussie woidt dienovereenkomstig besloten.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand
sche verpachting van eenige bruggen en pontveren
Burgemeester en wethouders achten het wenschelijkmet
het oog op den invloed dien het kanaal naar de Tijnje dat
op 1 September 1895 moet zijn opgeleverdop bet verkeer
door sommige bruggen en met pontveren zal uitoefenen die
bruggen en pontveren onderhands voor één jaar te verpachten.
Die invloed kan niet nauwkeurig onder cijfers worden ge
bracht, maar het is zeker te verwachten, dat bet verkeer door i
enkele bruggen, nadat het nieuwe kanaal zal zijn opengesteld,
zal verminderen.
Enkele bruggen, en wel de Wirdumerpoorts-, Prins Hendriks-
en Harlingervaartsbruggen zullen een drukker scheepvaartver
keer hebben en behooren dus van de onderhandsche verpach
ting te worden uitgesloten.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten:
behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten on
derhands voor den tijd van één jaar, in te gaan den 12 Mei
1895, de opkomsten der volgende bruggen en pontveren te
verpachten, te weten die van
de Potmargebrug aan T. Wiel inga
Blauwebrug
IJzeren Ophaalbrug
Boomsbrug
Vlietsterbrug
Noorderbrug
Vrouwenpoort sbrug
M. Koen
P. Schaaf
J. Kaspersma
S. H. Krol
S. Molenaar
J. Huisinga
voor 250,
1,—
10,—
70,-
1,—
240,-
120,
500,
het pontveer bij het stadsziekenhuis aan H. Postma
tussehen den Grachtswal en de Oos
terstraat aan S. Koster voor - 101,—
en de opkomst van de Poppebrug voor den tijd van 1 Januari
1895—12 Mei 1896 aan S. de Boer voor eene pachtsom, be
rekend naar 23 in het jaar
en verder op voorwaarden door burgemeester en wethouders
nader vast te stellen.
Overeenkomstig dit voorstel wordt zonder discussie besloten.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot hel doen
leggen van een riool in den Harlinger singel.
De heer L. Zijlstra heeft medegedeelddat hij eigenaar is
geworden van een gedeelte van het kadastrale perceel sectie
D no. 488gelegen aan den Harlinger straatwegmet het
doel, daarop eene woning met pakhuis te doen bouwen.
Ten einde gelegenheid te hebben tot afvoer van hemel- en
menagewaterverzoekt hijdat door de gemeente worde aan
gelegd een riool van zijn perceel af onder den rijksstraatweg
tot de stadsgracht bij de zweminrichting.
Tegen de inwilliging van dit verzoek bestaat bij burgemees
ter en wethouders geen bezwaarmits door den adressant in
de kosten van aanleg van het riool voor 2/3 gedeelte worde bij
gedragen waartoe hij zich heeft verbonden. De kosten van
een voldoend riool zijn geraamd op 390.
Burgemeester en wethouders stellen voorte besluiten
behoudens vergunning van het rijk in den rijksstraatweg
van Leeuwarden naar Harlingen, in verbinding met de stads-
buitengrachtlangs den Harlingersingel een riool te doen aan
leggen ten behoeve der loozing van hemel-en menagewater uit
het door den heer L. Zijlstra op het perceel bouwterrein sectie
D no. 488 te stichten gebouw, op de wijze als is omschreven
in de missive van den directeur der gemeentewerken, dd. 17
October 1894 no. 477/2, met bepaling, dat de kosten van het
maken en leggen van het liool en de daarmede in verband
staande werken voor een/deide zullen worden gedragen door de
gemeente en voor twee/derde door den adressant.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Troelstra deelt mede, dat hij bij burgemeester en
wethouders tot het doen van dit voorstel niet heeft medegewerkt.
De adressant doet op een stuk grond, aan het begin van den
Jlarlingerslraatweg gelegen eene woning bouwen, en vraagt
nu dat van gemeentewege een riool tot aan dat perceel zal
worden gelegd. Op zich zelf is spr. er voor, om riolen aan te
leggen, waar die noodig blijken te zijn, maar nu heeft men met
een bijzonder geval te doen. De herberg „de Groene Weide"
heeft geen behoefte aan een rioolnaast den grond van adres
sant wordt ook eene woning gebouwd, doch de eigenaar stelt,
naar spr. heeft vernomen, geen belang in een riool dit is ook
het geval met eene woning, die nog verder staat en bewoond
wordt door den heer Hepkema. Aan denzelfden kant is, door
den heer Bonnema, die aan de overzijde woont, een stuk grond
gekochtteneinde een vrij uitzicht te behouden. Die grond
wordt dus niet bebouwd. Het is derhalve te verwachten dat
vooreerst geen huizen meer aan dezen weg zullen worden ge
sticht.
Het riool wordt alzoo aangelegd geheel alleen ten gerieve
varTden adressant en daarom kon spr. met medegaan meteen
voorstel om de kosten van dat riool voor een deel voor reke
ning der gemeente te nemen, hoewel dat deel dan ook maar
130 bedraagt. Er zijn wel andere stadsgedeelten, waar een
riool veel meer in eene behoefte zou voorzien, dan hier.
De Voorzitter zegt, dat de heer Troelstra met zijne ziens
wijze alleen stond in het dagelijksch bestuur. De andere leden
waren allen van meening, dat, waar men voor het feit staat,
dat in deze buurt meer en meer grond voor bouwterreinen
wordt bestemd, er termen bestaan, om nu een begin te maken
met het leggen van een riool, wat later waarschijnlijk toch 2
moeten plaats hebben. Indien te eeniger tijd de bebouwing al
daar nog grootere uitbreiding krijgt, zal dit riool kunnen wor
den verlengd.
Wordt dit riool niet gelegd dan is te verwachtendat zich
achter elk huis langzamerhand door het water, dat niet vol
doende kan worden afgevoerd, een poel vormt, die zeker hoogst
schadelijk voor de gezondheid zal worden.
De heer de la Faille zal gaarne zijne stem aan het voor
stel geven op de gronden, door den voorzitter voor zijne mee
ning aangevoerd. Bovendien kan hij met het plan medegaan
omdat het pand van den adressant eene bijzondere bestemming
zal verkrijgen, nl. tot berging van olie. Het riool zal dus die
nen tot afwatering van een terrein dat allicht verontreinigd
zal worden door vet en andere stoffen die aanleiding tot een
onaangenamen stank zullen geven. In die bijzondere bestem
ming van het perceel ligt voor spr. voldoende aanleiding, om de
kosten van het riool voor een deel voor rekening der gemeente
te nemen.
De heer Troelstra wijst er opdat de adressant geen
fabriek in zijn perceel zal vestigen doch dit alleen voor pak
huis zal bestemmen en dan nog zal het riool enkel voor af
voer van hemel- en menagewater dienen.
De Voorzitter gelooft toch dat door de bestemming van
het perceel het menagewater hier bijzondere bestanddeelen zal
bevatten, die het gewenscht doen zijn, het water denr een riool
te doen wegvoeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het vooi stel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Troelstra verklaart zich tegen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 18 December 1894. 123
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overneming
van grond bij de Klanderij-dioarsstraten van den heer J. F.
Tak.
I De heer J, F. Tak, eigenaar geworden zijnde van het kada
strale perceel sectie G no. 5633 wenscht op dit perceel vier
woningen te bouwen.
Een gedeelte van dit perceel, niet voor bebouwing bestemd,
waarop eene loods en een privaat, wil hij aan de gemeente in
eigendom overdragen en dit kan dan bij het terrein van de
gemeentelijke puinplaats worden gevoegd. De prijs, dien hij
voor dezen grond met loods en privaat vraagt, is 500 met
bepalingdat hij afstand zal doen van het recht van uitgang
in de Posthoornsteeg.
De directeur der stadsreiniging acht de overneming van de
zen grond en doortrekking van het rasterwerktot afscheiding
van het terrein van de gemeentelijke puinplaats dienende, met
het oog op den plaatselijkcn toestand aldaar zeer in het belang
der gemeente.
Twee andere strooken grond ten oosten en ten westen van de
te stichten woningen wil de adressant gratis in eigendom aan
de gemeente overdragen, ten einde die te doen bestemmen voor
publieke straatin het verlengde van de bestaande Klanderij-
dwarsstraten, met bepaling, dat hij in de kosten van rioleering
en bestrating van dien grond zal bijdragen eene som van
206,40.
Burgemeester en wethouders stellen nu voor, te besluiten
I. voorbehoudens nadere goedkeuring van Gedeputeerde
Staten
avan den heer J. F. Tak alhier in eigendom over te ne
men de op de situatieteekening met roode arceering aange
brachte plek grond ter grootte van 50 centiaredeel uit
makende van het kadastrale perceel sectie G. no. 5633met
de daarop aanwezige loods en het privaat, voor eene som van
ƒ500, met bepaling, dat de adressant afstand zal doen van het
recht van uitgang in de Posthoornsteeg.
b. van den heer J. F. Tak voornoemd gratis in eigendom
over te nemen de met zwarte arceering op de teekening aan
geduide strooken grond, ter gezamenlijke grootte van =t 96 cen
tiare, onder voorwaarde:
1. dat het gemeentebestuur deze strooken grond voor pu-
I blieke straat zal bestemmen en doen bestraten en rioleeren.
2. dat door den adressant in de kosten van die werken zal
worden bijgedragen voor een bedrag van ƒ206.40 en verderop
door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden.
II. burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de noodige finantieele voorstellen te doen tot bestrijding
van de sub I bedoelde uitgaven.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
De heer van Sloterdijck verlaat de vergadering.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders om den pach-
I ter van het marhtgeld van de verdere pacht te ontslaan.
H. Wielingade pachter van het marktgeld wegens staan-
L plaatsen voor het uitstallen van waren op de openbare straat,
over de jaren 1894, 1895 en 1896, heeft bij adres verzocht:
1° hem voor den nog loopenden termijn te ontslaan van de
pachtof den jaarlijkschen pachtprijs voor de volgende twee
jaren te bepalen op 2400en 2<> in het geleden verlies over
1894 eene tegemoetkoming te verleenen van 200 of zooveel
minder als de raad billijk zal oordeelen.
De adressant deelt mede dat hij bij de publieke verpach
ting ten vorigen jare voor zijne inschrijving, tot een bedrag van
ƒ2825, ten grondslag heeft genomen den vorigen pachtprijs ad
ƒ2800 en zelfs eenigszins daarboven is gegaan omdat hij in
den regel de inning van het marktgeld in persoon kon waar
nemen.
Het is hem echter in den loop van dit jaar gebleken aat
eene pachtsom van f 2825 te hoog is zoodat hij in de pacht
verlies heeft geleden.
Dit schrijft hij voornamelijk toe aan de omstandigheid dat
de vergunningen, om voor uitstallingen van koopwaren van de
openbare straat gebruik te maken, zijn beperkt.
Burgemeester en wethouders deelen te dezen aanzien mede,
dat aan den meermalen in den raad uitgesproken wensch, om
minder gebruik te doen maken van de openbarestraat voor al
lerlei doeleindenin dit jaar is tegemoetgekomen.
Doorloopende vergunningen tot opslag van koopwaren enz.
behalve op marktdagen, werden ingetrokken, terwijl vergunnin
gen tot opslag van materialen voor bouwwerken slechts tijde
lijk en voor den kortst mogelijken termijn worden verleend.
Het ligt voor de handdat dit geen onbelangrijken invloed
zal hebben gehad op de opbrengst van liet marktgeld. Ook
andere in het adres vermelde omstandigheden hebben bijge
dragen tot vermindering van de opbrengst.
Burgemeester en wethouders achten het billijk, dat aan het
verzoek, om van de verdere pacht te worden ontslagen, worde
voldaan. Voor vermindering van de pachtsom of tegemoetko
ming in het door den pachter gedurende 1894 geleden verlies,
bestaan naar hunne meening geene termen.
Zij stellen alsnu voorte besluiten
I. met H. Wielinga eene overeenkomst aan te gaan tot
ontbinding, met ingang van 1 Januari 1895, van het contract van
8 November 1893, geregistreerd den lln dier maand, waarbij
aan hem voor de jaren 1894, 1895, 1896 is verpacht de op
brengst van het marktgeld wegens staanplaatsen voor het uit
stallen van waren op openbare gemeentelijke pleinen enz.
II. het verzoek van H. Wielinga om hem in het geleden
verlies over het jaar 1894 eene tegemoetkoming te verleenen
te wijzen van de hand.
De heer Wolff kan zich met het eerste onderdeel der con
clusie van het voorstel zeer wel verecnigen. Het verwondert
hem evenwel, dat de gronden, die burgemeester en wethou
ders aanleiding hebben gegeven om in overweging te geven
den pachter van de verdere pacht te ontslaan hen er ook niet
toe hebben geleid, om eene gunstige beschikking op het tweede
gedeelte van adressant's verzoek uit le lokken. Burgemeester
en wethouders zeggendat de billijkheid eischtden adressant
van de verdere pacht te ontslaan omdatter voldoening aan
een in den raad uitgesproken wenschhet gebruikmaken van
de openbare straat voor particuliere doeleinden is beperktde
vergunningen tot uitstalling van koopwaren op de openbare
straat zijn ingetrokken en vergunningen opslag van bouwma
terialen slechts tijdelijk en voor korten tijd worden verleend.
Het komt spr. nu voor dat dezelfde billijkheid ook in toe
passing dient te worden gebracht ten opzichte van het ver
zoek van adressant, om eene vergoeding voor het in. den loop
van dit jaar door hem geleden verlies. Het is spr. uit eene
door den pachter hem verstrekte opgaaf gebleken, dat hij we
gens mindere uitstalling door winkeliers alleen reeds een verlies
van ƒ100 leed. Het zou dus billijk zijn, hem daarin tegemoet
te komen en hem bijv. de helft dier som te vergoeden.
De heer Troelstra zegtdat, wat door den heer Wolff is
te berde gebracht, juist is. Maar de maatregel, waarop die ge
achte spieker doelde, n.l. het intrekken van enkele veigunnin-
gen en het beperken van vergunningen tot opslag, zou
alleen aan adressant geen aanleiding tot zijn verzoek hebben
gegeven. Ware dit wel het geval, dan zouden er termen kun
nen bestaanom de pachtsom voor de r.og volgende twee
pachtjaren te verlagen bijv. met 100. Maar er is meer.
De adressant heeft bij de publieke verpachting een te hoog
bod gedaan en dat is voornamelijk de oorzaak voor zijn verzoek.
Burgemeester en wethouders meenden, dat, door hem van
de verdere pacht geheel te ontslaan, de raad ver genoeg zou
gaan. Spr. gelooft niet dat de leden van het dagelijksch be
stuur zich zullen verzettenindien de raad den wenscb uit
spreekt eene vergoeding te gevenmaar hij moet er toch op