102 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
te Leeuwarden, van Dinsdag 6 Augustus 1895.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
te Leeuwardenvan Dinsdag 6 Augustus 1895. 103
door haar juist zijn gesteldook andere factoren komen bij de
beslissing dier vraag wel degelijk in aanmerking.
De boven aangehaalde cijfers schijnen er op te wijzen dat
de meeste kinderen worden aangegeven voor de beide nieuw
gebouwde scholen nos. 8 en 11 de verbouw van de minst
ingerichte school zal dus vermoedelijk het getal aangiften voor
de school doen stijgen en alzoo die voor de andere scholen
iets doen dalen.
Evenals gebrek aan voldoende ruimte moet weerhouden
school no. 8 te verbouwen zoo bestaan er andere bezwaren
van technischen aard tegen de vergrooting van school no. 11
een deel van den verschwatervijver zou gedempt en het ge
bouw onderheid moeten worden de aanbouw van twee lokalen
zou evenredig veel duurder worden dan de verbouwing van
school no. 10.
Bovendien is aan het plan der commissiezooals dit nader
is geformuleerd in haar laatste schrijven, om aan de zuidzijde
van school no. 11 twee nieuwe lokalen te bouwen de speel
plaats der bewaarschool achter de school te brengen en alleen
de achterlokalen voor bewaarschool te bestemmenhet groote
bezwaar verbonden dat de kinderen van beide scholen ge
bruik zouden moeten maken van één gang en de verplaatsing
van de kinderen der bewaarschool uit de leerlokalen naar het
speellokaal of naar de speelplaats voor de lagere school zeer
hinderlijk zou zijn.
De toestand van school no. 10 is van dien aarddat eene
verbouwing op zich zelf zeer gewenscht is. Behalve op de
argumenten door den directeur der gemeentewerken aange
voerd, kan nog worden gewezen op den slechten toestand der
rioleeringeen riool loopt van de open speelplaats onder de
bestaande leerlokalen doorbij hevige regens is dit riool voor
den waterafvoer niet voldoende en het water verzamelt zich
dan in den gang die geheel verzakt is.
Waar nu door aanneming van het plan van den directeur
de noodige ruimte voor de leeilingen kan worden verkregen,
zelfs drie lokalen in plaats van twee en tevens die school eene
algeheele verbetering kan ondergaan daar zijn de bezwaren
van de commissie van toezicht, ontleend aan vermoedelijk groo-
ter schoolverzuim aan overplaatsingen van leerlingen niet
van dien aarddat de gemeente zich in den tegenwoordigen
tijd mag veroorloven èn school no. 11 te vergrooten én school
no. 10 te verbeteren.
Het moge voor de ouders gemakkelijk zijn dat naast school
no. 11 eene bewaarschool is, het moge waar zijn, dat het
beter is beneden- dan bovenlokalen te stichtende afstanden
in Leeuwarden zijn niet zóó groot en de ondervinding met bo
venlokalen opgedaan niet zóó slecht dat een meerdere uitgaaf
van eenige duizenden guldens daardoor volgens burgemeester
en wethouders gewettigd wordt.
Burgemeester en wethouders leggen nu over een plan van
uitbreiding var. school no. 10 met begrooting van kosten.
Bij schrijven van 20 Juli 1895 gaven zij eene wijziging van
dat plan in overweging.
Zij stellen derhalve nu voor, te besluiten
1. over te gaan tot de verbouwing en de verbetering van
gemeenteschool no. 10, op de wijze, als die is voorgesteld door
den directeur der gemeentewerken bij zijne missives van 6 en
26 Juni 1895 en is uitgewerkt op de overgelegde schetsteeke-
ning en begrooting \an kosten en nader is omschreven in de
missive van burgemeester en wethouders van 20 Juli 1895.
2. burgemeester en wethouders uit te noodigen, te zijner
tijd de noodige fmantiëele voorstellen te doen tot het dekken
der kosten van verbouwing en verbetering.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Th0U.nisS0 heeft met zeer veel belangstelling dit
voorstel overwogenmaar het doet hem leed, dat de ingeno
menheid die hij anders wel zou gevoelen voor een voorstel
dat de bevordering van het openbaar lager onderwijs op het
oog heeft, thans minder groot is, om de groote kosten, die van
eene aanneming van het voorstel het gevolg zullen zijn. Niet
alleen is de uitgaaf in eens belangrijk, maar ook zal de ver
meerdering van het getal leerlokalen die door onderwijzers
moeten worden bezethierdoor telken jare eene grootere uit
gaaf medebrengen. Indien er geen andere weg mogelijk was
en deze niet door hem was aan te wijzen, om aan deze groote
uitgaaf voor een geruimen tijd te ontsnappen, dan zou spr. over
zijn bezwaar heenstappenomdat het doel van het voorstel is
de bevordering der belangen van het onderwijs en hij in liefde en
genegenheid voor het openbaar onderwijs voor niemand onderdoet.
Maar spr. meentdat een andere weg kan worden ingesla
gen die op minder kosten zal uitloopen. Hij heeft in het
laatste verslag van het. lager onderwijs nagegaan de cijfers van
de bevolking der scholen en van het getal der leerlokalen en
onderwijzers, zoowel van de betalende scholen als van de scho
len voor kosteloos onderwijs. Hem is hierbij gebleken, dat de
betalende scholen 42 leerlokalen tellen die bezet zijn door 43
onderwijzers met 1404 leerlingen, terwijl de kostelooze scholen
hebben 32 lokalen, met 33 onderwijzers en 1565 leerlingen.
Dit is de toestand op 31 December 1894.
Indien spr. nu nagaatdat de gemeenteschool no. 6 8 loka
len heeftwaarvan 2 bezet zijn door nietbetalende leerlingen
de gemeenteschool no. 5 ook een lokaal heeft, dat door niet
betalende leerlingen wordt bezet en, zoo zijne informatiën juist
zijn, ook op de gemeenteschool no. 7 onderscheidene leerlingen
zijn, die geen schoolgeld betalen, dan komt hij tot deze con
clusie, dat drie lokalen in betalende scholen bezet zijn door
nietbetalende leerlingen en dat onderscheidene lokalen in beta
lende scholen bezet zijn door een zóó klein getal leerlingen
dat door eene verschikking ruimte zal zijn te vinden.
Nu is het denkbeeld bij spr. gerezen, of men niet eene op
lossing zou kunnen vinden door de gemeenteschool no. 7niet
in eens, maar in den loop van een jaar of drie te ontdoen van
de betalende leerlingen en alleen voor kosteloos onderwijs te
bestemmendan werd het getal lokalen voor niet betalende
leerlingen met drie vermeerderd. Spr. acht dit denkbeeld ge
wichtig genoeg, om aan de overweging van zijne medeleden te
onderwerpen, zoomede aan de welwillende overweging van bur
gemeester en wethouders. Gaarne zal hij nadere inlichtingen
ontvangenmisschien worden daardoor zijne bezwaren opge
heven omdat hij wel wil medewerken om eene gewenschte
verbetering tot stand te brengen.
De heer Meijer heeft met ingenomenheid gehoord, dat de
heer Theunisse het doel en de strekking van het voorstel van
burgemeester en wethouders goedkeurt en uit liefde voor het
openbaar onderwijs over het bezwaar van de kosten zou heen
stappen indien niet een andere weg, die tot het gewenschte
doel leidt, ware aan te wijzen.
Die geachte spreker heeft de verschillende cijfers nagegaan
en weergegeven van het getal der lokalen, onderwijzers en
leerlingen. Spr. heeft eene aanmerking hierop, dat de heer
Theunisse het getal der leerlingen van de kostelooze scholen
100 te hoog Heeft gerekend. Het feit, dat op scholen voor be
talende leerlingen niet-betalende leerlingen worden toegelaten
dateert al van lang dit heeft aan de commissie van toezicht
herhaaldelijk aanleiding gegeven, om burgemeester en wethou
ders er op te wijzen, dat hierin verandering moest komen.
Burgemeester en wethouders meenen dan ook nu, dat die toe
stand niet langer mag blijven bestaan. Het gevolg hiervan
toch zou zijn, dat het verlangen tot het genieten van kosteloos
onderwijs zich in ruimeren kring zal gaan voordoenzeer tot
nadeel van de gemeentekas. Burgemeester en wethouders
achten het wenschelijkdat waar in de verordening eenmaal
het beginsel is opgenomen, dat er scholen zijn van verschillende
klassen, voor betalende en niet-betalende leerlingen, deze beide
categoriën van leerlingen niet op één school behooren te wor
den toegelaten.
Volkomen correct is de opmerking van den heer Theunisse,
dat er drie lokalen in betalende scholen bezet zijn door niet
betalende leerlingen en ook op gemeenteschool no. 7 enkele
niet-betalende leerlingen zijn toegelaten. Dit is echter het
slechtste argumentdat die spreker voor zijn denkbeeld kon
aanvoeren. Juist om aan dien vicieusen toestand een eind te
maken, hebben burgemeester en wethouders dit voorstel gedaan.
De heer Theunisse wil de betalende leerlingen van gemeen
teschool no. 7 langzamerhand naar andere scholen overbrengen
en deze school voor kosteloos onderwijs bestemmen. Hierin zit
het zwakke punt der redeneering van dien geachten spreker.
Terwijl deze zijn betoog in den beginne deed steunen op cij
fers, geeft hij toch ten slotte geen grootere zekerheid, dan dat
er waarschijnlijk op andere scholen wel voldoende ruimte zal
zijn voor de betalende leerlingen van school no. 7. Die waar
schijnlijkheid is evenwel niet aan te nemen. Indien men 'over
de lokalen der betalende scholen de leerlingen verdeeltdan
komt men voor elke klasse tot een groot getal leerlingen. Het
blijkt dus, dat er niet zooveel ruimte is, dat ook de leerlingen
van school no. 7 nog zouden kunnen worden opgenomen. De
heer Theunisse gaat dus bij zijn denkbeeld uit van eene hypo
these en komt met gegevensdie meer voor het voorstel van
burgemeester en wethouders pleiten.
Spr. meent, dat dit weinige voldoende zal zijn, om den heer
Theunisse over te halen, zijne stem aan het voorstel te geven.
De heer Th0UniSS0 doet opmerkendat er tusschen de
cijfersdoor hem gegeven en die door den heer Meijer zijn
genoemdgeen verschil bestaat. Waar deze sprak van de
betalende leerlingen in 42 lokalenwas hij minder juist
want onder die 42 zijn niet begrepen de lokalen in de scho
len nos. 2 en 3. Neemt men deze ook in aanmerkingdan
is het getal lokalen 58.
j Men mag in deze ook rekening houden met de omstandig
heid dat het getal schoolgaande kinderen is verminderd door
het vertrek van een bataljon van het garnizoen en in den loop
van dit jaar door het vertrek van een tweede bataljon nog
meer zal verminderen. Volgens informatiën zal het vertrek
van dit laatste bataljon eene vermindering met 39 schoolgaande
kinderen tengevolge hebben. Stelt men, dat dit ook met het
eerste bataljon het geval v asdan komt men op eene totale
vermindering van ongeveer 75 leerlingenwaardoor men een
schoollokaal heeft uitgewonnen.
Dit een en ander doet spr. nog huiverig zijnom in deze
groote uitgaaf te treden.
De heer Moijor zegtdatwanneer men de cijfers der
mannelijke en vrouwelijke leerlingen, die op het eind van het
jaar 1894 de kostelooze scholen bezochtente zamen neemt
men tot een totaal van 1465 komt. Dit cijfer is dus als het
juiste aan te merken. Spr. geeft toe, dat bij de lokalen voor
betalende leerlingen bestemdook die van de scholen nos. 2
en 3 moeten worden opgenomen, anders zou het getal leerlin
gen voor elk lokaal te groot enwat de onderwijzers betreft
in strijd met de wet zijn.'
In ieder geval is het zeker dat elke klasse in de onder
scheidene scholen sterk bezet is. De gemeenteschool no. 4
verkeert zelfs in die phase, dat binnen een niet te ver verwij
derd tijdstip wellicht de maatregel zal dienen te worden geno
men, dat leerlingen uit andere gemeenten niet meer op die
school mogen worden toegelaten.
Het gaat echter niet aan, om het karakter van de gemeen
teschool no. 7 in den door den heer Theunisse aangegeven
zin te veranderen. Nu meent de heer Theunisse uit het ver
trek van twee bataljons te mogen opmaken dal de behoefte
aan plaatsen voor nietbetalende leerlingen minder groot zal
zijn, maar deze gevolgtrekking gaat tegenover het doel van het
voorstel van burgemeester en wethouders, om de toelating van
betalende en nietbetalende leerlingen op één school te voor
komen niet aan. Het vertrek der militairen komt ten goede
aan de ruimte voor betalende teerlingen, spr. zou wenschen
dat dit voornamelijk op school no. 4 zag want misschien
zijn er onder die kinderen maar 3die kosteloos onderwijs
genieten. De invloed van dat vertrek voor kostelooze scholen
is dus niet noemenswaard. Spr. blijft er bij, dat voor de be
talende leerlingen van school no. 7 geen ruimte aanwezig is
op andere scholen. Door die school niet meer voor deze leer
lingen te bestemmen, zou men weldra voor het feit komen te
staan, dat eene school voor betalende leerlingen moest worden
gesticht.
De heer Kontor vraagt, hoe groot het getal betalende
leerlingen op school no. 7 is en derhalve voor hoeveel leer
lingen men plaats op andere scholen zou moeten zoeken. Er
zou toch wel wat te zeggen zijn voor het denkbeeld van den heer
Theunisse, om op andere wijze in de behoefte te voorzien. De
afscheiding tusschen betalende en nietbetalende leerlingen
die burgemeester en wethouders willen handhavenblijft in
standwant school no. 7 zou dan voor kosteloos onderwijs
worden bestemd. De heer Meijer wees er met een enkel
woord op, dat school no. 4 reeds zoo bezet is, maar spr. ver
wacht niet, dat leerlingen van school no. 7 bij voorkeur plaats
zouden zoeken op school no. 4.
De Voorzittor wijst er op, dat, indien de gemeenteschool
no. 7 wordt onttrokken aan de bestemming voor betalende
leerlingen, men de bewoners van Oldegalileën haast zal dwin
gen om kosteloos onderwijs voor hunne kinderen aan te vragen.
De andere scholen van deze klasse, de klasse 26, n.l. de scho
len nos. 1 5 en 6 zijn op verschillende punten der stad, op grooten
afstand van Oldegalileën gelegen en wel onderscheidenlijk in
de Oosterstaatop het Oldehoofster kerkhof en ver op het Zuid-
vliet. Het gemeentebestuur ware dan wel verplicht, de bewo
ners van Oldegalileën te gerieven met kosteloos onderwijs.
Beter ware het echter danom een der andere scholen voor
kosteloos onderwijs te bestemmen.
De heer TtL0U.niSS0 komt nog met een enkel woord terug
op het verschil in de opgaaf der cijfers. De scholen voor kos
teloos onderwijs worden bezocht door 1465 leerlingenop
school 6 gaan 308 leerlingen waaronder 100 zonder betaling
van schoolgeld; deze 100 heeft spr. gevoegd bij die der koste
looze scholen en op die wijze kwam hij tot het cijfer 1565.
Gemeenteschool no. 7 heeft 248 leerlingen, over 6 lokalen
verdeeld, dus elke klasse heeft ongeveer 40 leerlingen. Indien
nu het bezwaar zou ontstaan, en te recht, dat de kinderen van
Oldegalileën naar de verschillende uithoeken van de stad zou
den moeten gaan, zou 't dan niet gevonden kunnen worden door
school no. 6 te bestemmen voor kosteloos onderwijs. Deze
school heeft echter 8 lokalen en dan zou men weer te veel
ruimte krijgen.
Spr. erkent 't, dat het eene moeilijke zaak is, maar ziet toch
tegen de groote kosten op, die het gevolg zouden zijn van eene
uitvoering van het voorgestelde plan.
Dit zal 14000 in eens kosten, terwijl de vermeerdering van
het personeel eene jaarlijksche meerdere uitgaaf van ƒ2500
zal geven. Liever zou spr. dus op eene of andere wijze tot
een vergelijk komen, het is toch zeker, dat op alle scholen,
voor betalenden of voor niet-betalenden, voldoende ruimte is
voor berging van alle kinderen, waarvoor plaatsing gevraagd
wordt. Hij vestigt dus nogmaals de aandacht op zijn denk
beeld, om de bestemming van school no. 7 te wijzigen.
De heer Moijor hoorde van den heer Theunissedat er
zeker ruimte genoeg is op de andere scholen voor de betalende
leerlingen van school no. 7. Spr. moet dit ontkennen. Van de
248 leerlingen dier school zijn er slechts enkelen, die kos
teloos geplaatst zijn. Er zou dus, waar drie lokalen in betalende
scholen zijn bezet door niet-betalende leerlingen, nog eene be
volking van drie klassen van betalende leerlingen onder dak
moeten worden gebracht, waartoe geen mogelijkheid bestaat.
De heer Troolstra herinnert er aandat eenige jaren ge
leden behoefte bestond aan plaats op kostelooze scholen en
men zich toen dezelfde vraag, als nu de heer Theunisse, deed,
of het niet mogelijk was te ontkomen aan uitbreiding van het
getal scholen of vergrooting van bestaande gebouwen. Toen is
van wege burgemeester en wethouders aan de commissie van
toezicht de wenk gegeven, om voorloopig niet-betalende leerlin-