138 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 22 October 1895.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 22 October 1895. 139
de Poppebrug naar Schilkampen te doen herstellen en onder
houden te kennen te geven, dat de pogingen, om van de be
trokken eigenaren de vereischte medewerking en vergunning
te verkrijgengeen gunstig resultaat hadden gehad en dat
zonder die medewerking het gemeentebestuur niet bevoegd
was het steenen pad op- en den wal langs de zoogenaamde
„lange negen" te doen herstellen en onderhouden zoodat aan
hun verzoek niet kon worden voldaan.
De raad kon zich met dit voorstel niet vereenigen en besloot,
de zaak weder in handen van burgemeester en wethouders te
stellen, met uitnoodiging, de onderhandelingen met den heer Mr-
G. Beekhuis weder op te vatten, en te trachten, het daarheen
te leiden dat o. m.:
1°. het recht van bestrating van het pad aan de gemeente
onopzegbaar worde verleend.
2°. de verlegging van het voetpad slechts met goedvinden
van beide partijen zal kunnen geschieden.
Hierop werd den directeur der gemeentewerken opgedragen,
eene begrooting van kosten van eene walbeschoeiing langs de
zoogenaamde „lange negen" en van de herstelling van het
voetpad op te maken.
De directeur heeft aan deze opdracht voldaan bij missive d.d.
3 April 1895.
Uit de hierbij ingezonden begrooting blijkt dat eene wal
beschoeiing pl.m. ƒ2100 en de verbetering van het bestrate
pad pl.m. ƒ200 zal moeten kosten. Deze begrooting overtreft
die van den vorigen directeur der gemeentewerken met onge
veer 1000.—
In die missive werd door den directeur de aandacht geves
tigd op een ander plan om n.l. het pad over Kleijenburg te
doen bestraten en door een overzet te verbinden met Schil
kampen de kosten daarvan worden geraamd op 1107.50,
het jaarlijksch onderhoud met inbegrip van de bediening van
het bootje op 115.
Ten einde eenige meerdere zekerheid omtrent de jaarlijks
terugkeerende kosten te erlangen werd den directeur opge
dragen, te onderzoekenof iemand op Schilkampen genegen
en geschikt was dit veer te bedienen en welke voorwaarden
daarvoor gesteld werden.
De hooge eisch vijf gulden per week voor de bediening
hoewel later verlaagd tot 2.50 per week en de overzetgelden
volgens het gewone pontjes-tariefdeed burgemeester en wet
houders van dit plan afzien, omdat de jaarlijksche uitgave, ge
kapitaliseerd overtreffen zou het bedragvoor het pad over
„de lange negen" benoodigd.
Te meer vonden zij vrijheid van dit plan af te zien omdat
bij het adres van 25 Juni 1895 eenige bewoners van Schil
kampen aandringen op inwilliging van het verzoek van den heer
Wigersma e.a., om n.l. het pad over de „lange negen" te her
stellen en zij daarbij tegen den aanleg van een veer opkomen.
Zoo kwam ten slotte de oude vraag te berdehoe op de
beste wijze de herstelling van laatstgenoemd pad in overleg
met de eigenaresse van „de lange negen", kon worden ver
kregen.
Bij missive van 25 Juli 1895 no. 1006 werd door burge
meester en wethouders aan den heer Mr. G. Beekhuis een
afgerond en gedetailleerd voorstel gedaan. Aan het slot dier
missive werd gezegddat burgemeester en wethouders van
oordeel zijn dat dit voorstel rekening houdt met de belangen
van beide partijen vooral het voorstel omtrent de wijze van
handelen hij veranderde bestemming van de „lange negen"
scheen hun toe, de vroegere bedenkingen tegen de „onopzeg-
baarheid van het recht van bestrating" weg te nemen.
De heer Beekhuis antwoordde den 26 Juli 1895 dat hij de
missive van burgemeester en wethouders had gezonden aan
zijne zuster Mej. G. W. Beekhuis in den Haag met verzoek,
zoo spoedig mogelijk een raadsman te kiezen die voor haar
met burgemeester en wethouders over de zaak zou kunnen
onderhandelen.
Op den 9 Augustus schreef Mej. Beekhuis aan burgemeester
en wethoudersdatindien zij zich niet konden vereenigen
met de voorwaarden vroeger door Mr. G. Beekhuis gesteld
het beter was van verdere besprekingen af te zien zij gaf
daarbij te kennen datnaar haar gevoelen Mr. Beekhuis meer
dan genoeg heeft aangeboden dat vernieuwde onderhande
lingen dus tot niets zouden leiden.
Na dit schrijven is het burgemeester en wethouders niet
mogelijk aan den raad een voorstel te doen dat zou strekken
tot uitvoering van het raadsbesluit van 12 Februari 1895en
zijn zij genoodzaaktden raad op nieuw voor te stellen te
besluiten
aan de adressanten (H. Wigersma Tz. e.a. en J. Drijver e.a.)
te kennen te geven dat de pogingen om van de betrokken
eigenaren de vereischte vergunning te verkrijgengeen gunstig
resultaat hebben gehad en dat zonder die medewerking het
gemeentebestuur niet bevoegd is, het steenen pad op- en den
wal langs de zoogenaamde „lange negen" te doen herstellen
en te onderhouden zoodat aan hun verzoek niet kan worden
voldaan.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Bekhuis doet het leedwederom deze onaan
gename kwestie te moeten bespreken. Het betreft eene zaak
die vroeger reeds in deze vergadering is besproken. Burge
meester en wethouders hebben al het mogelijke gedaanom
tot eene goede bevredigende oplossing te komen doch zon
der gunstig resultaat. Die oude zaak laat spr. rusten hij be
spreekt alleen de afwijzende conclusie.
Burgemeester en wethouders stellen voor, aan de adressan
ten te berichten dat aan hun verzoek tot verbetering van den
toestand van het voetpad niet kan worden voldaan. Toch is
het verzoek billijk want de toestand is zooals hem herhaal
delijk bij een persoonlijk onderzoek is geblekenwerkelijk
slecht en laat veel te wenschen over. Op grond van dat on
derzoek heeft spr. bezwaar met het voorstel mede te gaan.
Hij erkent, dat eene afdoende verbetering wel gewenscht
doch niet mogelijk is bij den gebleken onwil van de eigenares,
maar een andere vraag is, of er in het geheel niets aan te
doen is. Spr. meent van wel.
Het bestrate paddat jaren geleden op dit land is gelegd
is over het geheel in goeden toestand doch in het gedeelte
langs het vaarwater ter lengte van ongeveer 300 meter zijn
op 5 plaatsen gaten in het pad geslagen omdat door de wer
king van het water de ondergrond is weggespoeld.
Nu komt 't spr. voordatzij 't niet op soliededan toch
op eene primitieve voorloopig voldoende wijze verbetering kan
worden aangebracht.
Indien n.l. op de bedoelde vijf plaatsen het talud met blok-
zooden wordt opgezet en nieuwe grond op het pad wordt ge
bracht, dan kan daarop de bestrating weder worden gelegd.
Nu zal men hiertegen kunnen aanvoeren dat dergelijke on
soliede verbetering niet veel geven zaldaar de vernieling
spoedig opnieuw zal intreden maar dit zalgelooft spr., niet
het geval zijn. Men verkrijgt een anderen toestand wanneer
het nieuwe kanaal geopend is zal dit een groote verandering
in de scheepvaart langs het Vliet tengevolge hebben en wordt
de hoofdoorzaak van het wegslaan van den oever weggenomen.
Men zal door de door spr. aangegeven herstelling geen af
doende verbetering krijgen maar toch voorloopig een dragelij-
ken toestand die aan de bezwaren van de adressanten tege
moet komt. Het gaat toch niet aan, om de bewoners van
Schilkampen in hun isolement te laten.
Spr. doet daarom de vraag aan burgemeester en wethouders,
of zij deze zaak niet nog eens tot zich willen nemen en met
den directeur der gemeentewerken bespreken of er op de
aangegeven wijze niet eenige verbetering zou zijn aan te brengen.
In de vergadering, waarin deze zaak voor de eerste maal
werd besproken gaf een der leden de heer van Eijsinga
het denkbeeld aan de hand om door het aanleggen van een
pontveer in de behoefte van de adressanten te voorzien.
Burgemeester en wethouders hebben zich de moeite gegeven,
dit denkbeeld in overweging te nemen doch de kosten hier
van zijn te grootdan dat zij daarop konden ingaan. Spr. is
dit geheel met hen eens het ligt z.i. ook niet op den weg
der gemeente. Zoodra de wegen langs het nieuwe kanaal ge
heel gereed en goed in orde zijn zullen de bewoners van Schil
kampen, een scheepmakende of scheepvarende bevolking, zich
zelf wel helpen en zich laten overzetten om van de wegen
langs het kanaal gebruik te maken. Dit zal echter nog wel
eenigen tijd moeten wachten en daarom verdient het aanbe
veling, om op eene eenvoudige en min kostbare wijze in het
voetpad naar Schilkampen verbetering aan te brengen.
De heer Feitz zegtdat het denkbeeld van den heer Bek
huis geheel het zijne is. Hij ook heeft persoonlijk een onder
zoek ingesteld en is daarbij tot de conclusie gekomen dat door
het aanbrengen van eenige verbetering het kwaad is te ver
helpen.
De onderhandelingen van burgemeester en wethouders met
de eigenares van het land waren gebaseerd op eene radicale
verbetering en op de onopzegbaarheid van het recht tot het
instandhouden van een bestraat voetpad. Hierop zijn de on
derhandelingen in hoofdzaak afgesprongen.
Hoewel dus geene radicale verbetering kan worden aange
bracht is het toch mogelijk, aan de wenschen van de adres
santen eenigszins tegemoet te komen door eene voorloopige
herstelling van de meest zwakke plaatsen in het padter
wijl daarentegen door aanneming van het voorstel van burge
meester en wethouders de zaak blijft zooals ze is tot groot
ongerief van de adressanten.
Spr. sluit zich dus geheel aan bij het verzoek door den heer
Bekhuis tot burgemeester en wethouders gerichtom de zaak
nog eens tot zich te nemen, en te trachtenop de door dien
geachten spreker aangegeven wijze de zaak tot een bevredi
gend einde te brengen.
De heer Troelstra wijst er op dat de beide vorige ge
achte sprekers ééne zaak vergeteneigenlijk de zaak in deze
dat het gemeentebestuur over het land waarop het pad ligt,
niets te zeggen heeft. Zonder vergunning van de eigenares
kunnen burgemeester en wethouders niets doen. Zij hebben
enkele jaren geleden getracht op min kostbare wijze de plaat
sen in het pad waar de steenen door de inwerking van het
vaarwater waren weggezaktte herstellendoor die steenen
er weder op te leggen, waardoor het pad hier en daar eenigs
zins werd verlegd doch bij deurwaarders-exploit namens de
eigenaren werd hun dit verboden. Spr. weet dus niethoe
burgemeester en wethouders na alles, wat er sinds ongeveer
2 jaren is beproefdiets verder kunnen doen. Het laatste
schrijven van de eigenares is kort. Met enkele regels wordt
te kennen gegevendat de onderhandelingen als afgebroken
zijn te beschouwen. Er is genoeg over gecorrespondeerd en
gesproken burgemeester en wethouders hebben voldoende
blijken gegeven van hun goeden wil om den toestand te ver
beteren doch alles is afgestuit op de bezwaren en eischen
van de eigenares van het land.
De heer Reeling Brouwer komt terug op het door den
heer Bekhuis gesprokene. Deze wees op de wegen langs het
nieuwe kanaal. Hieromtrent kan spr. mededeelen dat de we
gen langs het 2e kanaalpand in zoover gereed zijndat nog
slechts eenig grint er op moet worden aangebracht. De be
woners van Schilkampen zullen dan de beste gelegenheid heb
ben beter nog dan langs het besproken voetpad om in de
stad te komen. Al zijn de wegen langs het le kanaalpand
nog niet gereed, toch kunnen zij langs het 2e kanaalpand en
langs den weg naar de Poppebrug op het Vliet komen, waar
zij hunne inkoopen hoofdzakelijk hebben te doen. Ook voor
het verkrijgen van geneeskundige hulp des nachts is dit de
beste weg.
De heer Bekhuis heeft op den voorgrond gesteld dat hij
de oude zaak onbesproken wil latenmaar stelde de vraag
ofterwijl vroeger van eene radicale verbetering sprake was
maar deze onmogelijk blijkt te zijn niet door eene kleine ver
betering van het pad aan het billijk verzoek van adressanten
kan worden voldaan.
De heer Troelstra sprak van verlegging van het pad; spr.
weet dat daartegen bezwaar was ingebracht. Dit kan dus niet
maar indien de gemeente eenige verbetering in het pad wil
aanbrengen zal zij vermoedelijk bij de eigenares geen bezwaar
ontmoeten. Het is nu een geheel andere zaak.
Burgemeester en wethouders zeggen in hun voorsteldat er
niets aan te doen is spr. heeft getracht het tegendeel aan te
toonen door in overweging te geven eerst de aarden baan
op de weggeslagen plaatsen in het pad weder te herstellen en
dan daarop de bestrating aan te brengen. Het zal geene so
liede verbetering van langen duur zijn maar het is toch in
ieder geval iets waardoor velen worden geholpen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stem
ming gebracht en aangenomen met 11 tegen 8 stemmen, die
van de heeren KonterOosterhoffKolffBekhuis Feitz
Wolff, de la Faille en van Ketwich Verschuur.
De heer Beekhuis onthield zich van stemming.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.