170 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
te Leeuwarden, van Dinsdag 24 December 1895.
Vei slag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 24 December 1895. 171
besloten water. In die gevallen juist is het gevaar het grootst, j
want het gebruik van wagens neemt dan aanmerkelijk toe;'
was er kwestie van één wagen, de commissie zou zeker niet
met dit voorstel zijn gekomen.
De heer de la Faille wilde betere surveillance van de politie,
maar hoe kan vraagt spr., een politieagent waken over tact
en handigheid bij het besturen van wagens met krommen dis
sel Dit is te veel gevraagd. Die geachte spreker wilde
ook de uitstallingen op de straat beperken en speciaal op
den Vrijdag dus ten gerieve van uitwonenden den ingezetenen
in de uitoefening van hun bedrijf belemmeren. En deze dra
gen in de lasten bijmogen zij dan de lusten ook niet in vei
ligheid genieten
Spr. ziet de bezwaren, aan de voorgestelde bepaling verbon
den niet voorbij maar ze worden wel wat breed uitgemeten.
Politie en verordeningen moeten preventief werken en hiertoe
strekt ook het voorgestelde artikel.
De heer de la Faille is er van overtuigd dat het rijden
met wagens met krommen dissel gevaar kan opleveren daar
deze voertuigen moeilijk zijn te besturen maar niettemin
heeft hij een open oog voor de bezwarendie de voorgestelde
verbodsbepaling zal opleveren.
Het rijden met die wagens wanneer zij door deskundigen
worden bestuurd maakt op zich zelf het gevaar niet grooter;
spr. heeft menigmaal verbaasd gestaan over de groote handig
heid waarmede vaak langs vele hindernissen en over een
moeilijk terrein de wagens worden bestuurd.
Grooter bezwaar voor het verkeer ziet spr. in de belemme
ringen op de straat door de vele uitstallingen, op drukke en
ook op niet drukke dagen ook de vele handkarren die niet
altijd goed bestuurd worden en dikwijls onbeheerd blijven
staan leveren gevaar op. Indien de politie hieraan meer
aandacht wijdde, dan zou veel van het gevaar, dat nu aan
het gebruik van den krommen dissel wordt toegeschreven,
worden voorkomen.
De politie moet preventief werken zeide de heer van Slo- i
terdijck en terechtmaar dan moet zij ook flink handelend
en tactvol optreden. Zoo kan een agenteen wagen een pijp
ziende afrijdenzeer goed in zijne omgeving daarvoor door een
teeken waarschuwen.
De heer van Eijsinga hoorde den heer van Sloterdijck
de vraag stellen: is een wagen met krommen disselboom in
het verkeer gevaarlijk of nietSpr. erkent, dat er gevaar uit
kan voortkomen om dit echter tot een minimum te reducee-
ren is de voorgestelde verbodsbepaling niet noodig en kan
dit doel worden bereikt door andere maatregelen b. v. door
het rijden met die wagens op enkele plaatsen in de stad te
verbieden. Men kan 't ten minste beproeven blijkt het niet
afdoendedan kon altijd nog tot uitvaardiging van een verbod,
als het nu voorgestelde, worden overgegaan.
De heer van Ketwich Verschuur wijst er op, dat,
als men beginnen moest met de plaatsen te noemen waar het
rijden met bedoelde wagens direct gevaarlijk is en verboden
moet worden men dan zeker wel de halve stad kon nemen.
Om aan de geopperde bezwaren eenigszins te gemoet te
komen zal voldoende tijd worden gegevenom de kromme
dissels te doen veranderen in stokraam of vast lemoerl.
De heer Meijer zegtdat de tijdwaarop de nieuwe be
paling zal kunnen worden toegepast, bij de verordening moet
worden vastgesteld. Hij meentdat dit ook door de commis
sie was besloten.
Hij stelt derhalve als amendement vooraan het voorstel
de volgende bepaling toe te voegen.
„Deze verordening treedt in werking op den 1 Mei 1896."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De Voorzitter verwondert er zich over, dat dit ellendig
voertuig nog zooveel bescherming vindt. In het voorstel wordt
het verbod van het gebruik van den krommen dissel beperkt
tot het gedeelte der stad, liggende binnen de grachten; hij had
gehoopt dat het voorstel meer algemeen zou zijn. Vóór eenige
jaren golden voor de ingezetenen binnen de grachten andere
bepalingen als voor die wonende buiten de grachten. Voor
korten tijd is met dat stelsel gebroken en wordt bij het thans
vigeerende reglement van politie onder bebouwde kom verstaan
elke verzameling van drie of meer woonhuizen, die aan of op
een afstand van minder dan 50 meter van elkander zijn ge
legen.
Bij dit voorstel is wederom het oude regime ingevoerd wat
spr. leed doet.
Spr. zal echter geen amendement in dien zin voorstellen
omdat hem na de gehouden discussie gebleken is dat het
weinig kans van slagen zou hebben.
Wat het gevaar van het gebruik van den krommen dissel
betreft, wenscht hij nog te herinneren aan het voor korte jaren
plaats gehad hebbende ongeluk Achter de Hoven, waarbij een
boer het gebruik van dien dissel met den dood heeft moeten
bekoopen. Het ongerief dat het verbod zal veroorzaken acht
hij van geen overwegend belang.
Het amendement van den heer Beekhuis wordt nu in stem
ming gebracht en verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Vóór
stemden de heeren Oosterhoff, Bekhuis, v. d. Scheer, Feitz
Beekhuis, Dijkstra en van Eijsinga.
Nadat door de heeren Dijkstra en Hijlkema er op was ge
wezen dat de in werkingtreding van dezen goeden maatregel
door den langen termijn van 12 Mei te zeer zou worden ver
traagd en de verandering der wagens gemakkelijk in eenige
dagen kan worden aangebrachtwijzigt de heer Meijer zijn
amendement in dien zin dat de inwerkingtreding der veror
dening zal worden vastgesteld op 1 Februari 1896.
De bedoeling van zijn amendement was om voor de veran
dering van de wagens een eenigszins langeren tijd beschik
baar te stellen dan anders volgens de wet is bepaald n. 1.
drie dagen na de afkondiging der verordening.
Het voorstel der commissie wordt in stemming gebracht en
aangenomen met 11 tegen 9 stemmendie van de heeren
Oosterhoff, Bekhuis v. d. ScheerFeitz, Haverschmidt, Beek
huis Wolff, de la Faille en van Eijsinga.
Het amendement van den heer Meijer wordt zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Alzoo wordt vastgesteld navolgend besluit:
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot aanvulling
van de verordening, houdende algemeene bepalingen van po
litie voor de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 8 Januari 1895 (Gemeenteblad no. 5)
Gezien artt. 135 en 161 der gemeentewet;
Besluit
Aan genoemde verordening een nieuw artikel toe te voegen,
luidende
Art. 82a.
Hijdie op de openbare straat, voor zoover deze binnen de
buitengrachten is gelegenrijdt met een bespannen wagen
met krommen disselwordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijftien gulden.
Deze verordening treedt in werking op den 1 Februari 1896.
6. Voorstel van de commissie tot het ontwerpen van straf
verordeningen tot wijziging en opnieuw vaststelling van de
verordening tot voorkoming wering en beteugeling van be
smettelijke ziekten.
(Zie bijlage no. 24 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Daar geen der leden in het algemeen over dit voorstel het
woord verlangt wordt overgegaan tot de behandeling van de
verordening artikelsgewijze.
Artt. 1 tot en met 7 worden onveranderd aangenomen.
Art. 8.
Onverminderd het bepaalde bij art. 34 der verordening, hou
dende algemeene bepalingen van politie, is het verboden, klee-
den, loopers, matten, karpetten of andere voorwerpen uit een
woning, vaartuig of ander verblijfwaar een der in art. 6 ge
noemde ziekten heerschtop de openbare straat uit te kloppen
of uit te slaan, andeis dan tusschen 6 en 7 uur des morgens
en tusschen 10 en 11 uur des avonds.
De heer HaVOFSChmidt wenscht een opmerking te ma
ken bij dit artikel. Daarin worden bepaalde uren aangewezen
voor het uitkloppen van kleeden, loopers, matten, karpetten en
andere voorwerpen uit een besmet huis. Waar het hier eene
verordening geldt tot voorkoming van besmetting mist spreker
in deze opgave een woord dat hij niet wil beprepen zien on
der den term andere voorwerpen maar dat hij uitdrukkelijk
bij name en wel in de eerste plaats wenscht genoemd te heb
ben. Spreker bedoelt het woord dekens, die hij als afkomstig
uit de ziekenkamers als de grootste bron van besmetting be-
scho iwt.
Bij het maken der Rotterdamsche verordening heeft men er
evenzoo over gedacht.
Spreker stelt daarom als amendement voor, het woord de
kens in art. 8 op te nemen en dit woord den voorrang te ge
ven.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en komt in
behandeling.
De heer d.0 lft Faille kan zich op zich zelf met dit amen
dement wel vereenigen, omdat de voorsteller de bedoeling heeft,
een der meest gcincrimineerde vooiwerpen op den voorgrond
te plaatsen maar hij acht het minder noodig met het oog
op de volgende woorden „of andere voorwerpen uit eene wo
ning." Hieronder zijn ook dekens begrepen.
Den heer Haverschmidt komt het belangrijk genoeg
voorom in deze de dekens uitdrukkelijk te noemen.
De heer Hijlkema vraagtof het dan niet beter is om
in het algemeen van beddegoed te spreken. Hij geeft den heer
Haverschmidt in overweging, in plaats van het woord „dekens,"
het woord „beddegoed" op te nemen.
De heer DtipaFO ziet de noodzakelijkheid van eene toe
voeging niet in. Zooals de heer de la Faille zelf reeds deed
opmerken omvatten de woorden „of andere voorwerpen ook
dekens en verder beddegoed." Men zou dan ook wel kunnen
spreken van kleeren. Het artikel, zooals 't nu wordt voorge
steld is voldoende.
De heer Beekhuis kan zich niet met den heer Duparc
vereenigenen wel om deze reden dat men in zijn systeem
dan alleen zou behoeven te spreken van kleeden of andere
voorwerpen.
Spr. heeft eene andere opvatting van de bepaling. Men
noemt kleedenloopers, matten en karpetten en voor het ge
val, dat men voorwerpen van deze soort over het hoofd mocht
zien voegt men er zekerheidshalve bij of andere voorwerpen.
Hiei onder is dus niet begrepen het beddegoed. Spr. zou
daarom zeer voor toevoeging van dat woord zijn.
De heer van SloteFdijck wijst er opdat dit artikel
verband houdt met art. 34 der algemeene politie-verordening
waarin dezelfde voorwerpen worden genoemd. Als eene uit
breiding van dat artikel omvat artikel 8 niet meer en ook niet
minder dan daarin is opgenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Haverschmidt wordt in stem
ming gebracht met het resultaatdat de stemmen staken met
10 tegen 10. Vóór stemden de heeren Konter, Oosterhoff,
Bekhuisv. d. Scheer FeitzHaverschmidtBeekhuis, de la
Faille, van Eijsinga en Hijlkema.
Hierop wordt beslotende verdere behandeling der verorde
ning tot eene volgende vergadering te verdagen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot hit verlee-
nen van eervol ontslag aan Mej. A. W Boeles als onderwijzeres
aan de gemeenteschool no. 10.
Wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten:
aan Mej. A. W. Boeles op haar verzoek eervol ontslag te
verleenen als onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 10 en
dit ontslag te doen rekenen te zijn ingegaan den 21 Novem
ber 1895.
De heer de la Faille verlaat de vergadering.
8. Benoeming van een lid der commissie van toezicht op
het lager onderwijster voorziening in de vacature J. G. Sin
gels voortdurende door het niet aannemen van eene benoe
ming door den heer G. A. Escher.
De aanbeveling is samengesteld uit de heeren
1. Mr. W. Kolff.
2. Mr. J. J. Gockinga.
3. S. Wigersma Hz.
De uitslag der gehouden stemming is, dat 16 stemmen op
den heer Mr. W. Kolff en 3 stemmen op den heer Mr. J. J.
Gockinga zijn uitgebracht, zoodat eerstgenoemde wordt benoemd.
9. Het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het
inkomen.
In verband hiermede wordt de vergadering tijdelijk met ge
sloten deuren voortgezet.
Na heropening der vergadering wordt besloten:
a. het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het inkomen
ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1895 vast te
stellen op een belastbaar inkomen van 23.894,01 en het to
taal der aanslagen ten bedrage van 1.206.64.
b. de aanslagen invorderbaar te stellen in twee termijnen
vervallende den 28 Februari en den 30 Maart 1896.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.