2 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 14 Januari 1896.
van Waterstaat, Handel en Nijverheid betreffende verbetering
der afstrooming van het boezemwater in deze provincie.
3. alsboven tot wijziging der verordening ter uitvoering van
de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs.
De voorstellen sub 1—3 worden voor de leden ter visie ge
legd, om in eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. alsboven tot onderhandsche verhuring van diverse ge
meente-eigendommen
5. alsboven tot vaststelling der voorwaarden van verpach
ting van eenige bruggen en pontveren.
Wordt besloten, de voorstellen sub 5 en 6, die voor de leden
ter visie hebben gelegen, heden te behandelen.
6. Een adres van F. Niemendal e.a. houdende verzoek om
in te trekken de verbodsbepaling betreffende het rijden met
bespannen wagens met krommen dissel.
Op voorstel van den voorzitter wordt besloten, dit adres om
praeadvies te stellen in handen van burgemeester en wet
houders.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot toekenning
van pensioen aan J. Meijer, eervol ontslagen fitter aan de gas
fabriek.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
aan Johannes Meijer, eervol ontslagen fitter aan de gemeen
telijke gasfabriek alhier, een jaarlijksch pensioen van ƒ334 te,
verleenen en dit pensioen te doen rekenen te zijn ingegaan
den 1 Januari 1896.
2. Voorstel van burgemeester en zoethouders tot onderhart-
sche verhuring van diverse gemeente-eigendommen.
Conform dit voorstel wordt besloten
voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten op
nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voor
waarden onderhands in huur af te staan
a. voor den tijd van één jaar, gerekend te zijn ingegaan
den 1 Januari 1896:
aan G. Reifferth zes bleekjes aan het Oldehoofster kerkhof
voor3.
aan S. Dijkstra een bleektje vóór de woning Olde-
galileën no. 79 voor2.50
b. voor den tijd van één jaar, in te gaan den 1
Februari 1896:
aan de weduwe D. Suwijn en aan W. Loot eene
plek grond aan liet Oldehoofster kerkhof voor - 2.50
c. met ingang van 12 Mei 1896 tot gelijken datum
in het jaar 1897 aan
M. Pekelsma eene plek grond aan het Oldehoofster
kerkhof voor2.50
A. Siekman de woning Doelestraat no. 1 voor - 150.
L. L. Hardorff de bovenwoning Tuinen no. 40 voor -120.
D. van Reenen wed. H. Weidijk de bovenwoning Bij
de Put no. 17 voor 185.
J. D. van Nimwegen de woning c.a. Achter de
Hoven no. 21 voor100.—
M. Elskamp de woning Kruisstraat no. 25 voor - 200.—
K. J. Bosma Kalvergloppe no. 199 -91.—
K. A. Abelsma no. 197 - 78.
J. Goor Noorderplantage no.3 B - 78.—
J. Feenstra Oostersingel no. 108 - 65.—
Ph. v. d. Veen no. 110 - 83.20
W.Wijlgenbosch Oldegalileën no. 34 t 59.80
P. Kesteloo no. 36 59,80
Wed.J.v.d Heide no. 38 - 57.20
H. de Bruin c.a.Achter de WitteHandno. 13- 78.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
der voorwaarden van verpachting van eenige bruggen en pont-
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
de bestaande voorwaarden van verpachting der opkomsten
van de Noorder-, Vrouwenpoorts-, Blauwe-, Poppe-, Vlietster-,
Booms- en IJzeren Ophaalbruggen en van de pontveren hjj het stads
ziekenhuis en bij de nieuwe vischmarkt opnieuw vast te stellen
onder bijvoeging van de volgende bepaling
„Indien blijkt, dat de doorvaart door de brug (overvaart met
de pont) gedurende één pachtjaar meer dan dertig dagen is
gestremd geweest, zal voor het getal dagen, dat de doorvaart
(overvaart) meer dan dertig dagen is gestremd geweest, eene
„korting worden toegestaan.
„Deze korting bedraagt voor iederen dag het een driehonderd-
„zestigste gedeelte van de jaarlijksche pachtsom, vermeerderd
(pachtsom ƒ300.
„met driehonderd gulden -
B 360.
„Deze korting zal telken jare bij bet betalen van den laat-
„sten termijn der jaarlijksche pachtsom worden verrekend."
4. Voorstel van burgemeester en wethoui ers tot het doen
eindigen van de overeenkomst met de vennootschap „de Nieuwe
zwem- en badinrichting''' alhier, betreffende verversching van
het water in het bassin der volkszweminrichting
Burgemeester en wethouders deelen hierbij mededat zij
den 6 April 1889, krachtens machtiging van den raad bij be
sluit van 26 Juni 1888, eene overeenkomst hebben aangegaan
met het bestuur van de Nieuwe zwem- en badinrichtingtot
het ververschen van het water van het bassin der volkszwem
inrichting zoowel door middel van het inbrengen van versch
water uit de bij eerstgenoemde inrichting behoorende Norton-
pijpwellen, als door uitpomping van verontreinigd water, tegen
betaling door de gemeente van eene som van 300 jaarlijks.
Het doel van dezen maatregel was, om voortdurend frisch
en zuiver water in het bassin der volkszweminrichting te hebben.
De ondervinding heeft echter geleerd, dat dit doel niet wordt
bereikt.
Niettegenstaande zorg wordt gedragen voor het zooveel mo
gelijk dicht houden van de omheining, om het binnendringen
van het grachtswater te voorkomen en herhaalde malen de
bodem van het bassin uitgebaggerd en zuiver zand daarop ge
bracht werd, blijft het water troebel en onzuiver.
Daar het onder deze omstandigheden niet is te verwachten,
dat in het vervolg de toestand beter zal worden achten bur
gemeester en wethouders het wenschelijk, de bovenomschreven
overeenkomst te doen eindigen.
Deze kan ten allen tijde eindigen mits van het voornemen
hiertoe een jaar te voren schriftelijk kennis worde gegeven
aan het bestuur der nieuwe zwem- en badinrichting.
Burgemeester en wethouders stellen derhalve voor, te be
sluiten
de op den 6 April 1889 met de vennootschap, „de nieuwe zwem
en badinrichting", gevestigd te Leeuwarden, gesloten overeen
komst betreffende de verversching van het water in de volks
zweminrichting te doen eindigen op den 1 April 1897 en van
het voornemen hiertoe schriftelijk kennis te geven aan het
bestuur der vennootschap.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer de la Faille is er mede bekend, dat sedert de
volkszweminrichting is geopendhet gebruik niet aan het ge-
wenschte doel heeft beantwoord. In al die jaren zijn klachten
vernomen over de onvoldoende zuiverheid van het water in het
bassin. Burgemeester en wethouders hebben dit in hun voor*
"Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 14 Januari 1896.
3
I stel uiteengezet en komen tot de slotsom, dat nu de tijd is ge-
S komen om de overeenkomst met de „Nieuwe zwem- en badin-
H richting" te doen eindigen.
Het doet spr. leed, dat zij tot deze conclusie zijn gekomen
hij had gehojpt, dat de ondervinding zou hebben geleid tot
een voorstel, om andere maatregelen te nemen. Het schijnt
inderdaad niet gemakkelijk, om het water voldoende zuiver te
houden en niet wel mogelijk het bassin volkomen tegen het
indringen van het buitenwater van de gracht afgesloten te
houden.
Maar is dit nu een reden vraagt spr., om het contract be-
treffen de de verversching van het water in het volksbassin op
dl te zeggen; dientengevolge zal het water in dat bassin nog min-
J der worden en naar spr. vreestdeze nuttige inrichting te
S gronde gaan.
Spr. had daarom gedacht, of er werkelijk geene verbeterin-
9 gen aan dat bassin zouden zijn aan te brengenhet zou bijv.
kunnen worden leeggepompt en dan kon worden nagegaan, of
4 er in de omheining lekken bestaan waardoor het grachtwater
binnenkomtde dan drooggelegde bodem, die door het gebruik
9 wordt losgewoeldzou door het inbrengen van zand steviger
kunnen worden gemaakt.
I Spr. houdt 't er voordat, indien dit geschiedt, in het ver-
volg door het uithalen van het vuile en het inbrengen van
■versch water het doel zal worden bereikt. Hij kan in ieder
m geval vooralsnog niet met het voorstel van burgemeester en
wethouders medegaan.
De heer Meijer wenscht niet onbesproken te laten de
woorden van den heer Reeling Brouwer. Deze sprak zijne
overtuiging uitdat in de omgeving van deze stad, met het
oog op het slechtestilstaande buitenwatergeene geschikte
zweminrichting is te houden.
Spr. heeft eerbied voor die overtuiging, maar hij moet er
op wijzen dat die van geen invloed is geweest op het doen
van het onderwerpelijk voorstel. Dit is een gevolg alleen van
de omstandigheid, dat het contract met de „Nieuwe zwem- en
badinrichting" niet doeltreffend is. Er wordt echter hierdoor
niet gepraejudicieerd op de maatregelen, die omtrent de volks
zweminrichting zullen worden genomen. Blijkt het, dat de toe
stand onvoldoende blijft en geen verbeteringen zijn aan te
brengen, dan kan een voorstel tot opheffing aanhangig worden
gemaakt. Zij zou dan misschien op andere wijze dienstbaar
gemaakt kunnen worden aan de volksreinheid, bijv. door er
van te maken eene inrichting voor het verkrijgen van sproei-
baden uit de waterleiding.
De heer de la Faille zal alzoo met het onderhavige voor
stel kunnen meegaan na de opzegging van het contract zullen
burgemeester en wethouders nader te hebben te overwegen, wat
met de inrichting geschieden moet.
Spr. gelooft evenwel nietdat bij burgemeester en wethou
ders bezwaar zal bestaanhet denkbeeld van den heer de la
Faille in overweging te nemen.
De heer Reeling Brouwer zegtdat de heer de la
7 Faille terecht heeft gememoreerd, dat het water in de volks-
I zweminrichting altijd slecht is geweest. Spr. is er van over-
Ituigd, dat in de omgeving van Leeuwarden geen goede zwem-
j plaats met zuiver water zou zijn te vinden tenzij men over-
ging tot het maken van een bassin omringd door een gemet-
selden muur en dit vulde met water uit de waterleiding. Dit
zou echter een kostbare maatregel wezen. Het bassin heet nu
ook een bak te zijnmaar inderdaad is 't dit nietdaar het
I buitenwater er in dringt.
Spr. weet niet, of de heer de la Faille zich de moeite heeft
gegeveneens na te gaan, welken invloed de verversching uit
uit de Nortonpompen van de Nieuwe zwem- en badinrichting
heeft op de geheele hoeveelheid water in het bassin. Deze in-
m vloed is zeer gering. Die pompen zijn niet in staat, om ook
«maar een vierde gedeelte van het water in het bassin te ver-
Jverschen.
Bovendien is het sterk ijzerhoudend.
Goedfrisch buitenwater is hier niet te krijgen. Wil men
eene goede badinrichting voor het volk hebbendan zal men
Jleene in den trant van de volksbaden elders, waar men zich
door douches kan verfrisschenmoeten maken en daarvoor het
water uit de waterleiding gebruiken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van J. Drijver e.a., om herstellingen te
doen aanbrengen aan het voetpad naar Schilkampen.
De heer d.0 la Faille is het met den heer Reeling Brou-
'wer eens dat de toestand van deze inrichting gebrekkig is,
vooral nu hij heeft vernomen, dat de verversching door in
brenging van het water uit de Nortonpompen op een klein veld
neêr komt. Indertijd had men hiervan veel verwachting, maar
j waar het bovendien blijkt, dat het moeilijk is de omheining vol-
j doende af te sluiten voor het indringen van het buitenwater,
beantwoordt het met de „Nieuwe zwem- en badinrichting" ge-
3 sloten contract niet aan het doel.
Spr. zou daarom burgemeester en wethouders wel in over-
j weging willen gevente trachten maatregelen te nemen ter
voorkoming van den geheelen ondergang van deze inrichting
of, indien dit niet mogelijk is, en toch eene gelegenheid ge-
wenscht is te achten waar het volk zich kan verfrisschen
eens eene begrooting te doen opmaken van eene inrichting
g voor binnenbaden of sproeibadcnmet gebruikmaking van de
I waterleiding.
J. Drijver en anderenbewoners van Schilkampen hebben
verzocht, het voetpad naar die buurt te doen herstellen op zoo
danige wijze, als door den heer Bekhuis in de raadsvergadering
van den 22 October 1895 is voorgesteld.
Burgemeester en wethouders hebben den directeur der ge
meentewerken opgedragen, van dergelijke herstelling eene be
grooting van kosten op te maken. Volgens deze begrooting
zullen de kosten ƒ625 bedragen.
Volgens het oordeel van den directeur zal hierdoor wel een
primitieve, voorloopig voldoende, maar geen soliede verbetering
van langen duur worden aangebracht.
Dit doet burgemeester en wethouders bezwaar makengun
stig te adviseeren.
Zij meenden indertijd de vrijheid te hebben, aan de eigena
res van het perceel land „de lange negen" genaamd waarop
bedoeld pad ligt,het aanbod te mogen doen, de wallen van dit
land voor gezamenthjke rekening op afdoende wijze te doen
herstellen, waartoe echter de gemeente voor verreweg liet
grootste aandeel zou bijdragen. Het verder onderhoud zou dan
komen ten laste van de eigenares.
Nu dit aanbod niet is aangenomenachten burgemeester en
wethouders het niet geradendat de gemeente in deze een
eerste stap doewaarvan de gevolgen niet zijn te overzien.
Immersindien eene zoo onvolledige verbetering werd aange
bracht, als de heer Bekhuis bedoelde, zou de gemeente volgens
den directeur der gemeentewerken voortdurend bloot staan aan
noodzakelijke kosten van onderhoud, die zeker niet zullen uit
blijven.
Met den loop, die deze zaak heeft genomen, moet toch wor
den opgemaakt, dat in het vervolg van de gemeente zal wor
den verwacht, dat zij, waar dit voor het behoud van het stee-
nen voetpad op de tegenwoordige plaats noodig is verbete-