6
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 14 Januari 1896.
Het amendementin stemming gebrachtwordt aangeno
men 11 tegen 9 stemmen, die van de heeren Kolffvan
Sloterdijck, Reeling Brouwer, Dijkstra, van Ketwich Verschuur,
Wolff, Duparc, Beucker Andreae en Meijer.
Hierop komt het aldus gewijzigd artikel aan de orde.
De heer Troelstra heeft straks gezegd, eene opmerking
te zullen maken over de redactie van dit artikel. Dit begint
aldus Onverminderd het bepaalde bij art. 34 der verorde
ning, houdende algemeene bepalingen van politie enz. Wordt
art. 8 aangenomendan blijft het aangehaald artikel 34 ,dus
geheel en al intact. Daarom vestigt spr. de aandacht op het
slot van art. 8, waarbij verboden is de genoemde voorwerpen
uit te kloppen of uit te slaan anders dan tusschen G en 7
's morgens en tusschen 10 en 11 uur des avonds. Men heeft
d js te doen met een afwijking van art. 34 der algemeene
politie-verordening; dit artikel toch luidt aldus: „Hij, die an
ders dan 's voormiddags tot twaalf uur de straat schrobt,
glazen aan de openbare straat gelegen aan de buitenzijde
wascht of kleeden, loopers, matten of karpetten op de openbare
straat klopt of uitslaatwordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijf gulden".
Dit is eene algemeene bepaling om te verhinderen, dat de
dienstmeisjes alle uren van den dag zullen glazen wasschen
en kleeden uitkloppen.
Door art. 8 dezer verordening kan dus art. 34 der aange
haalde verordening niet onverminderd gehandhaafd worden
want dat artikel beperkt het uitkloppen tot den voormiddag.
Aan deze tegenstrijdigheid zou zijn tegemoet te komen, door
den aanhef van art. 8 te lezen als volgtIn afwijking van het
bepaalde bij art. 34 der verordening enz.
De heer Haverschmidt heeft nog eene opmerking, die
hij ontleent aan de discussie over eene Rotterdarasche veror
dening van gelijke strekking. Het betreft het woord woning
dat spreker wil veranderd zien in huis. Wat toch is eene
woning Het is een huis, maar kan ook zijn een gedeelte
van een huis. Wanneer in het laatste geval het huis door meer
gezinnen wordt bewoond, dan valt door de politie moeilijk te
constateeren, uit welke der woningen de besmette goederen af
komstig zijn, en de geheele verordening wordt ontdoken, wan
neer de medebewonershulpvaardig als men in die kringen
is, er geen bezwaar in ziende verdachte goederen tegelijk
met de hunne op straat te reinigen.
Om dit te voorkomen wenscht spr. woning te doen vervan
gen door huis.
De heer Duparc moet erkennen dat de opmerking van
den heer Troelstra over de redactie van art. 8 juist is. Hij
kon niet spreken uit naam van de geheele commissie voorliet
ontwerpen van strafverordeningen maar, na eene bespreking
met een zijn medelid dier commissie, den heer van Sloterdijck,
verklaart hij, mede namens dezen, dat een wijziging der redac
tie van art. 8 in den zindoor den heer Troelstra bedoeld
eene verbetering zal zijn. Eene kleine wijziging zal echter nog noodig
zijn. De afwijking toch van art. 34 der algemeene politieverordening
geldt alleen den tijd van 10 tot 11 uur 's avonds. Hij vraagt dus,
of de heer Troelstra er zich mede kan vereenigen, dat het ar
tikel aldus worde gelezen „Het is verboden, dekens, kleeden
enz. uit te slaan, anders dan tusschen 6 en 7 uur des morgens
en, met afwijking van het bepaalde bij art. 34 der verordening,
houdende algemeene bepalingen van politie, tusschen 10 en
11 uur des avonds.
De heer Troölstra verklaart, zich met deze gewijzigde re
dactie zeer goed te kunnen vereenigen.
De heer van Ketwich Verschuur heeft wel geen be
zwaar tegen het denkbeeld van den heer Troelstra, dat nader
door den heer Duparc is toegelicht, maar hij acht toch eene
wijziging van dit artikel overbodig. Art. 34 der algemeene po
litieverordening verbiedt het uitkloppen na middags 12 uur, en
art. 8 der onderwerpelijke verordening bepaalt daarvoor tus
schen des morgens 6 en 7 uur en des avonds 10 en 11 uur,
in het speciale gevaldat de voorwerpen komen uit een be
smet huis. Gestelddat kleeden uit dergelijke woning wor
den uitgeklopt des avonds tusschen 10 en 11 uur, dan vindt
men de cause justificative, voor die afwyking van art. 34 voor
meld, in art. 8, volgens hetwelk die handeling geoorloofd is.
Het is niet denkbaar, dat eenig ambtenaar, die de beide veror
deningen kent, alsdan art. 34 der algemeene politieverordening
zal willen toepassen op een feit, dat valt onder de onderwer
pelijke speciale verordening.
De heer Troelstra vernam van den heer van Ketwich
Verschuur, dat eene wijziging van art, 8 volgens zijn denkbeeld
overbodig is. Spr. vraagt, ot niet elke verbetering, die bevor
derlijk is aan de duidelijkheid, vooral waar het eene strafver
ordening betreft wenschelijk is Uit den aanhef van art. 8
blijktdat art. 34 der algemeene politieverordening intact
blijften tegelijk wordt eene afwijking van dat artikel voorge
steld. Dat sluit niet. Spr. acht het wenschelijk de redac
tie van art. 8 te verduidelijken.
De heer Duparc wenscht een motie van orde voor te stel
len. Gelijk hij straks reeds zei, kon hij, bij de ondersteuning
van het amendement van den heer Troelstra, niet uit naam
van de verordenings-commissie spreken. Thans echter blijkt
uit het door den heer van Ketwich Verschuur gesprokene, dat deze
het niet met den heer Troelstra eens is, en hij ziet nog een lid
der commissie, den heer Meijer, een beweging maken, aandui
dende, dat hij zich schaart aan de zijde van den heer Ketwich
Verschuur. Bij dit gebleken verschil van gevoel in den boezem
der commissie zelve acht spr. het wenschelijk, de verdere be
handeling der zaak te schorsen en het ontwerp met het reeds aan
genomen amendement en met dat van den heer Troelstra aan
de commissie ter nadere overweging terug te zenden.
Hij doet daartoe het voorstel.
De heer Troelstra acht de zaak vrij eenvoudig, zoodat hij
een nader onderzoek door de commissie eigenlijk niet noodig
acht. Daar echter bij een beslissing niet bepaald haast is, zal
hij zich bij de motie neerleggenindien de commissie het
wenschelijk acht.
De motie van den heer Duparc wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
V. De heer van Sloterdijck heeft het woord gevraagd
om terug te doen komen op het heden genomen besluitom
het adres van F. Niemendal e.ainhoudende het verzoek, om
het besluit tot het verbieden van het rijden met bespannen
wagens met krommen dissel in te trekken, te stellen in han
den van burgemeester en wethouders om praeadvies. Deze
zullen eerst over veertien dagen hun advies kunnen uitbrengen,
en de adressanten zullen met het veranderen van hunne wagens
wachten totdat eene beslissing daaromtrent zal zijn genomen.
De verordening treedt echter op 1 Februari e.k. reeds in
werkingzoodat het wenschelijk is, heden omtrent het adres
eene beslissing te nemen.
De Voorzitter heeft straks voorgesteld, om het adres te
stellen in handen van burgemeester en wethouders, omdat de
motieven vrij uitvoerig doch niet zeer duidelijk gesteld zijn.
Wenscht de raad heden eene beslissing te nemen, spr. zal er
zich niet tegen verklaren.
Veibiüg der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 14 Januari 1896.
7
Overeenkomstig het voorstel van den heer van Sloterdijck
wordt tot dadelijke behandeling besloten.
De Voorzitter Stelt nu voorhet adres te wijzen van
de hand.
De heer Troelstra reeft in overweging den adressanten
I er op te wijzen, dat het voorstel der verordeningscommissie
I betreffende de door hen bestreden bepaling gedrukt en in het
verslag van 's raadshandelingen opgenomen, zoodat het publiek
er kennis van heeft kunnen nemen is, dat zij nu te laat met
I hunne bezwaren komen en dat er geen termen bestaan om
I op een besluit, pas in de vorige vergadering genomenreeds
nu terug te komen of dit opnieuw in overweging te nemen.
De heer van Eijsinga acht vele der door de adressanten
aangevoerde argumenten juist en na de in de vorige vergade
ring gehouden discussiën behoeft spr. niet te herhalen dat
hij zich met de bezwaren van adressanten kan vereenigen.
Deze voeren nog twee bezwaren aan, waarop bij de behan
deling der verordening niet is gelet nl. het laden en lossen
bij de goederenloodsen bij het station en het beladen der wa
gens met lange ijzerstaven en houtwaren.
Waar de raad echter pas tot het uitvaardigen van de ver
bodsbepaling heelt besloten, zou spr. niet gaarne medewerken
aan een besluitom daarop nu reeds terug te komen. Dit
zou in strijd zijn met de waardigheid van deze vergadering.
Is de verordening eenmaal in werking en blijkt hetdat er
te groote bezwaren aan verbonden zijn, dan zal de raad altijd
nog daarop kunnen terugkomen, indien de omstandigheden er
aanleiding toe geven.
De heer van Sloterdijck is het met het laatst door den
heer van Eijsinga gesprokene eens. De raad moet zelf eer
bied toonen voor zijn besluit, dat in eene vorige vergadering
na rijp beraad en ernstige besprekingen is genomen.
Het komt spr. bovendien voor, dat in het adres een tamelijk
krachtig argument tegen intrekking der bepaling is opgenomen.
De adressanten wijzen er nl. op, dat het ongeluk bij de Korf-
makerspijp waardoor het huik van de Gebrs. Marcus schade
heeft geleden, was toe te schrijven aan de onbekwaamheid van
den bestuurder. Dit is juist het hoofdmotief, dat den raad tot
het vaststellen der verbodsbepaling heeft geleid. Bij de behan
deling toch is er op gewezen dat het rijden met bespannen
wagens met krommen dissel veel tact en voorzichtigheid vor
dert, die niet van eiken voerman zijn te verwachten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt nu besloten, aan burge
meester en wethouders op te dragen, den adressanten te ken
nen te geven, dat hun verzoek niet kan worden ingewilligd.
VI. Aan de orde is de behandeling van een advies en een
rapport der reclame commissie omtrent bezwaarschriften tegen
aanslagen in de directe belasting op het inkomen.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering ge
sloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.