10 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Januari 1896. 11 (gemeenteblad no. 5 van 1889), gewijzigd bij raadsbesluit van 4 September 1894 (gemeenteblad no. 16 van 1894), nader te wijzigen, door art. 11 te doen vervallen. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Ketwich. Verschuur heeft stemmen vernomendie uiting gaven aan het gevoelen dat de open bare lessen aan de gemeentescholen voor lager onderwijs moe ten behouden blijven. Burgemeester en wethouders hebben echter, op initiatief van de commissie van toezicht, terecht voorgesteld, die openbare lessen af te schaffen en spr. hoopt dat dit voorstel wordt aangenomen. Elk lid dezer vergadering heeft zeker wel enkele malen die lessen bijgewoond en daarbij de overtuiging gekregen dat ze niet beantwoorden aan het doeldat men zich bij het inhtt- levenroepen van art. 11 der betrekkelijke verordening had voor gesteld om n. 1. den ouders een getrouw beeld te geven van het onderwijs en zijne uitkomsten. Het is ten minste spreker bij die lessen dikwijls voorgekomendat zich het streven van meerdere onderwijzers openbaarde, om te schitteren met re- rultaten van hun onderwijs, die wel bij enkele leerlingen, doch in het algemeen niet waren verkregenhij ontving ook dikwijls den indruk dat de leerlingen met het oog op de openbare les waren afgerichten dat vooraf met hen bijzondere repetitiën waren gehouden om te voorkomen, dat ze bij die lessen te gek voor den dag zouden komen wat vooral bij veel school verzuim het geval kan zijn. De beste leerlingen krijgen veel al de meeste vragen de minder goede krijgen er weinige en de slechte worden gepasseerdde bezoeker moet dus wel een verkeerden indruk van het onderwijs verkrijgen. Ook de kin deren zelve zijn niet in hun gewone doen. Zelfs een ervaren des kundige kan op die openbare lessen over het onderwijs en zijne vruchten geen juist oordeel gronden. Bovendien worden deze lessen sedert jaren gedurende drie uren aan het eind van den cursus gehouden. Al kunnen ze, wegens de evengenoemde omstandigheden reeds geen effect hebben, ook het komen en gaan en de aanwezigheid van meerdere bezoekers werkt, naar spr. heeft opgemerkt, steeds storend. Kortom, de omstandig heden, waaronder die lessen gegeven worden en waarvan een goed deel niet is te vermijden laten het doel er van volkomen mislukken. Een deel der commissie van toezicht had in overeenstem ming met enkele schoolhoofden zooals burgemeester en wet houders ook in hun voorstel memoreeren, het denkbeeld om de ouders der leerlingen een of twee malen in het jaar of één keer per maand de gelegenheid te geven het onderwijs bij te wonen. De meerderheid der commissie echteren burge meester en wethouders met haarzagen hierin slechts een vermeerdering van vele der bestaande bezwaren, waarop men zonder eenige kans tot verbetering niet moest ingaan. Zijn er enkele belangstellende ouders, die gaarne nader kennis willen nemen van het aan hunne kinderen gegeven onderwijs, dan kan het aan de hoofden worden overgelaten om hen ter gelegener tijd daartoe in staat te stellen. De belangstelling in de openbare lessen is dan ook uiterst gering, zij die ze hebben bijgewoond hebben er zich van kun nen overtuigen dat er bijna geene bezoekers kwamenalleen op de gemeentescholen nos. 2, 3 en 4 merkt men er op. Nog te meer zijn thans, naar sprekers meening, de openbare lessen overbodig geworden nadat sedert 1892 het afgeven van rapporten is ingesteld. Elke twee maanden ontvangen alle ouders een rapport omtrent de vorderingen, het gedrag en de vlijt, betrekkelijk elk vak, aangaande hunner kinderen, voorze ker een zeer goede instellingwaarop de ouders grooten prijs blijken te stellen. Zij zijn daardoor in staatde vorderingen enz. na te gaan en komt het voor, dat de cijfers minder gun stig worden dan hebben zij de gelegenheid, om zich met de hoofden der scholen in contact te stellen en inlichtingen van deze omtrent hunne kinderen te vragen. Dit gebeurt dan ook bijna dagelijks. Juist dit contact tusschen ouders en onder wijzers acht spreker van het grootste belang. Is spreker dus met zijne medeleden der commissie van toe zicht dankbaar voor het door burgemeester en wethouders ge daan voorstelhet spijt heindat hij zich hierdoor niet ge heel voldaan kan gevoelen. En waarom niet De geheele commissie van toezicht, de damescommissie en de hoofden van de 8 scholen voor min- en onvermogenden die door de commissie zijn gehoord, de hoofden der andere scholen lieten er zich niet bepaald over uit,— achten het wen- schelijk dat het eind van den cursus voor de leerlingen ge paard ga met eene zekere plechtigheid. Zij, die de openbare lessen bijwoonden hebben zeker meermalen met veel genoe gen de hartelijke toespraken aangehoord waarmede de meeste hoofden de getuigschriften aan de leerlingendie de school verlieten, uitreikten. Die woorden moesten wel bij de vertrek kende leerlingen een gunstig werkenden indruk achterlaten. Een van de hoofden zoo drukte hij zich terecht uitwenscht het laatste schooluur voor hen eene .onvergetelijke stonde" te doen zijn. De getuigschriften worden dan, terwijl schrijf-, tee- ken- en handwerken zijn tentoongesteld, uitgereikt in tegen woordigheid van belangstellenden, van de commissie van toe zicht en van eene commissie uit den Raad, die daarmede hare sanctie aan de plechtigheid geven. Burgemeester en wethouders zijn ook op dit denkbeeld in gegaan door een dergelijk afscheid als „wenschelijk." te quali- ficeeren. Spr. acht het echter zeer noodig, dit in de verorde ning uit te spreken en nadat hij hierover met den voorzitter dezer vergadering met den vorigen voorzitter der commissie van toezicht, den heer Duparc, en met den wethouder van on derwijs den heer Meijerheeft gesproken wenscht hij nu voor te stellen,—en hij meent hiermede niet buiten de orde te gaan nu burgemeester en wethouders dit punt ook in hun voorstel hebben aangeroerd, om uit art. 12 der verordening ter uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs van 16 Maart 1889, gemeenteblad no. 5 te lichten het eerste liden dit als nieuw art. 11 vast te stellen met de volgende bepaling als tweede alinea: .De uitreiking der getuigschriften geschiedtin tegenwoor digheid van autoriteiten en belangstellenden door het hoofd ,der school, aan het eind van elk leerjaarop door de com missie van toezicht door middel van een of meer dagbladen .tijdig bekend te maken dagen en uren." De Voorzitter meent, dat, volgens het reglement van orde de heer van Ketwich Verschuur met zijn voorstel niet buiten de orde is. Dit voorstel kan tegelijk met het voorstel van burgemeester en wethouders in behandeling worden ge nomen. De heer van Slotordijck heeft eenig bezwaar tegen het woord „autoriteiten" in de nieuwe bepaling van art. 11. Het komt hem voor dat men in eene verordening die aan wijst in wiens tegenwoordigheid de bedoelde plechtigheid zal plaats hebben niet kan volstaan met de uitdrukking .autori teiten." Er is plaats voor déze uitleggingdatwaar 't het onderwijs betreftmet die uitdrukking worden bedoeld de schoolautoriteiten. In engen zin behooren hiertoe niet de raad noch burgemeester en wethouders doch alleen de commissie van toezicht, de schoolopzieners en de schoolhoofden. Is het de bedoelinggelijk aan spr. blijktom ook eene commissie uit den raad bij die plechtigheid tegenwoordig te doen zijndan zou het beter zijn, een ander woord te kiezen er zijn toch wil men bij de straks vermelde beperkte opvat ting niet blijven buiten dej, schoolautoriteiten zoovele andere autoriteiten, dat het zonder nadere aanduiding te onbeperkt is. De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat meer bepaald de schoolautoriteiten door hem worden bedoeld, om dat het hier het onderwijs betreft. Hij heeft er evenwel niets op tegen, het woord .autoriteiten" ter verduidelijking te doen Veib.ag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Januari 1896. vervangen door de bewoordingen van het bestaand art 11, n 1. .eene commissie uit den gemeenteraad en de commissie van toezicht op het lager onderwijs." Hij wijzigt in dien zin zijn voorstel. De heer Meijer zalna de inleiding van den heer van Ketwich Verschuur tot toelichting van zijn denkbeeldniet meer over de openbare lessen behoeven te spreken. Deze zijn veroordeeld en moeten verdwijnen. Die geachte spreker heeft echter voorgesteldom in de plaats van die openbare lessen eene andere plechtigheid te stellen, die aan het eind van den cursus in tegenwoordigheid van autoriteiten zou plaats hebben. Burgemeester en wethouders zijn met de commissie van toezicht, de dames-leden dier commissie en de schoolhoofden van oordeeldat er veel pleit voor het denkbeeld, om een cursus op plechtige wijze te doen eindigen. Er is niets tegen, integendeel veel voor, om dat laatste schooluur voor de kin deren tot een onvergetelijk uur te makendat invloed zal kunnen uitoefenen op hun gedrag in hun verder leven. Het verschil tusschen de commissie en burgemeester en wethouders begintwaar de vraag wordt gesteldof die plechtigheid in de verordening moet worden geregeld. De commissie beantwoordt die vraag in bevestigenden zinbur gemeester en wethouders in ontkennenden zin. Zij zijn van oordeeldat de regeling van die plechtigheid kan worden overgelaten aan de schoolhoofden. Willen deze de leden van den raad, het dagelijksch bestuur, de schoolopzieners, de ouders enz. uitnoodigendie plechtigheid met hunne tegen woordigheid te vereeren, om eene gebruikelijke term te be zigen, daar is niets tegen, maar waarom dit in de verorde ning voor te schrijven Het legt op de leden van den raad een lastdie niet op hen gelegd behoeft te worden. Stellen zij in de plechtigheid belang en wenschen zij die bij te wonen zij moeten dit kunnen doen, maar daartoe niet gedwongen wor den door eene bepaling der verordening. Juist omdat een stemmigheid bestaat omtrent [de wenschelijkheid van den maat regel is het niet noodig bij verordening voor te schrijven welke autoriteiten bij de plechtigheid tegenwoordig moeten zijn. De beslissing, welke leerlingen een getuigschrift zullen ont vangen geschiedt toch door de commissie van toezicht. Nu kan spr. zich moeilijk voorstellen dat die commissie in de uitreiking zoo weinig belang zou stellendat zij er niet bij tegenwoordig zou willen zijn voor de andere autoriteiten zal wel hetzelfde gelden. Spr. herhaalt dat aan de waarde van de plechtigheid zal worden te kort gedaan indien zij het uitvloeisel is van het koude voorschrift der verordening. De heer Duparo zal wel niet behoeven te zeggen, dat het hem bijzonder aangenaam is, dat het stuk, het laatst door hem als voorzitter der commissie van toezicht op het lager onder wijs onderteekend zoo'n gunstig onthaal heeft gevonden bij burgemeester en wethouders en den raad. Eigenlijk had hij gewenscht, dat er zich eenige oppositie had voorgedaan hi) zou. dan aan het door een geachten eersten spreker over die lessen bijgebrachte nog een en ander hebben kunnen toevoegen. Zij zijn thans echter door den spreker reeds zoo voldoende afgemaaktdat hij meent te kunnen volstaan met zijne tevredenheid over het voorstel te betuigen en den wensch te uiten, dat het worde aangenomen. Het voorstel van dien geachten spreker sluit zich aan bij het denkbeeld van de commissie van toezichtdat nu bestrij ding bij burgemeester en wethouders vond. Blijkens de toelichting op hun voorstel, willen zij, dat de regeling van de wijze, waarop de getuigschriften zullen worden uitgereikt en van de dagenwaarop die uitreiking zal plaats hebben, worde overgelaten aan de hoofden van de scholen. Spr. was vóór hij ter vergadering kwamniet bekend met het voornemen van den heer van Ketwich Verschuur, om een amendement in te dienen, maar hij wenscht te verklarendat hi] er zich geheel mede vereenigt. Hij acht het wenschelijkdat het houden van de plechtig heid, hier bedoeld in de verordening worde voorgeschreven omdat er dan uniformiteit voor alle scholen zal bestaan en het niet zal worden overgelaten aan het bon plaisir van de hoofden der scholen. Ging men op het denkbeeld van burge meester en wethouders in en werd er geen algemeen voor schrift gegeven, de uitreiking der getuigschriften zou dan mis schien op de eene school met eenige plechtigheid, op de andere droogweg plaats hebben. Spr. heeft nog een opmerking. De heer Meijer had er be zwaar tegendat door opneming in de verordening van eene bepalingals door den heer van Ketwich Verschuur wordt voorgesteld op de leden van den raad een last zou worden gelegd. Die last zou waarlijk niet groot zijn, en zeker minder, dan die thans reeds bestaat. In art. 11 der verordening toch is bepaald dat jaarlijks eene openbare les wordt gehouden ten overstaan o. a. van eene commissie uit den gemeenteraad. Hierin ligt eene opdracht, die meer last medebrengt, dan in het vervolg het geval zal zijn in de plaats van eene open bare les en uitreiking van getuigschriften, zal de plechtigheid alleen in die uitreiking bestaan. Mocht later blijken dat de bedoelde plechtigheid ook niet aar. het doel beantwoordt, welnu, men zal haar weder kunnen afschaffen en zeker daarmede niet zoolang wachten als met de afschaffing der openbare lessen dieofschoon ze reeds lang spr. sympathie hadden verloren toch nog 15 jaren hebben bestaan. De heer Troelstra heeft met belangstelling de toelichting van den heer van Ketwich Verschuur gehoord. Deze heeft hem echter in zijne overtuiging versterktdat het niet noodig is de bedoelde plechtigheid in de verordening voor te schrij ven. Gaarne erkent hij dat men zaken als dezewaar het voor een goed deel aankomt op tact en gevoel, niet noodeloos moet reglementeeien. De heer van Ketwich Verschuur heeft afgeschilderd, hoe hij meermalen eene uitreiking van getuigschriften heeft bijge woond, waarbij het hoofd der school tot de vertrekkende leer lingen een warm woord sprak dat indruk op hen maakte. Dat woord werd vrijwillig gesproken en kwam uit het hart, en dat geeft er de rechte waarde aan. De commissie van toezicht heeft de hoofden der acht scho len voor min- en onveimogenden gehoord en deze achten het houden van eene plechtigheid gewenschtzij zijn van het nuttige er van overtuigd. Het is dan waarlijk niet noodig ze voor te schrijven. Wordt de maatregel bij verordening verplichtend gesteld en zijn er dan hoofden, die er zich niet mede kunnen vereenigen en het nut er van niet inzien wat baat 't dan of zij er dan toch toe gedwongen worden. De toespraak tot de leerlingen gaat dan niet van hartemaar op bevelomdat zoo iets is voorgeschreven en waar met met vuur en met warmte wordt gesprokendaar zal het geen in druk maken. Spr. wil 't dus aan het vrije iniatief en de vrije uiting van de schoolhoofden overlatendan alleen kan het z. i. waarde hebben. De hoofden zullen natuurlijk overleg plegen met de commissie van toezicht. De heer Kolff heeft met genoegen het denkbeeld van den heer van Ketwich Verschuur door dezen hooren ontwikkelen. Hij kan er zich geheel mede vereenigen en zal zich verkla ren tegen het denkbeeld om de vraagof en hoe de plech tigheid zal plaats hebben over te laten aan de schoolhoof den en wel naar aanleiding van het laatst door den heer Troelstra gesprokene. Burgemeester en wethouders zeggen Jn de toelichting op hun voorstel„wij zijn van oordeel, dat de regeling van de wijze, waarop de getuigschriften uitgereikt, de leerlingen be vorderd en hun werk tentoongesteld zal worden behoort te worden overgelaten aan de hoofden der scholenwillen zij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 2