12 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 28 Januari 1896. dit op eenigszins plechtige wijze doen, daartoe autoriteiten ouders en belangstellenden uitnoodigen, dan zal dat ook zonder voorschrift in de verordening kunnen geschieden.'' Spr. is van eene andere zienswijze. Indien er geen uniformiteit bestaatvoorge schreven bij verordening, dan zal het eene hoofd dit op deze wijzehet andere op gene wijze doen en dan beslaat er geen toezicht op, noch bij de commissie noch bij burgemees ter en wethouders. De hooiden zullen de plechtigheid zelfs kunnen stellen op denzelfden dag en hetzelfde uurzoodat het voor de commissie onmogelijk wordt, de plechtigheid op alle scholen bij te wonen. Spr. acht daarom aanneming van het voorstel van den heer van Ketwich Verschuur zeer wen- schelijk. De heer Duparc heeft nog eene bedenking er tegen om de regeling van de zaak over te laten aan de hooiden der scholen. Art. 73 van de onderwijswet bepaaltdat voor le den van liet college van burgemeester en wethouders voor de voorzitters en leden der plaatselijke commissiën van toe zicht en andere schoolautoriteiten alle scholen waar lager onderwijs wordt gegevensteeds toegankelijk moeten zijn. Hoewel nu niet met zooveel woorden wordt verboden om ook anderen tot de school toe te laten de opvatting van velen die zich op onderwijs gebied bewegenis toch, dat het den hoofden niet vrij staat, om, behalve de schoolautoriteiten, ieder een maar tot hunne scholen toe te laten. Het zou dus kunnen zijn, dal, indien de door den heer van Ketwich Verschuur voorgestelde bepaling niet in de verordening werd opgenomen, de zaak aan de hoofden werd overgelaten en deze andere be langstellenden bij de uitreiking der getuigschriften toelieten deze handeling in stiijd kon worden geacht met de aange haalde wetsbepaling. De heer Troelstra vreest er voor, dat, indien de hoofden moeten handelen volgens voorschrifthunne toespraken zullen lijden aan gebrek aan vuur en warmte. Spr. heeft gedurende zijn veeljarig lidmaatschap der commissie van toezichtvele schoolhoofden leeren kennen, en hij kan de verzekering geven, dat, mocht er al eens een hoofd zijn geweest, die bij het einde van den cursus een enkele maal geen toespraak tot de ver trekkende leerlingen hield dit allerminst voortsproot uit ge brek aan belangstelling in leerlingen en onderwijs. Het spreekt ook van zelf, dat het al of niet warme van eene toespraak afhangt van het oogenblik van de stemming, waarin men ver keert. De hoofden hebben telkens een jaar tijd, om zich te prepareeren, en zij zullen wel zooveel hart hebben voor hunne leerlingen dat zij daarvan blijk zullen willen geven in hunne toespraak, al gaat dit niet op eigen initiatief, doch volgens voorschrift. Spr. is daarom niet bevreesd voor mindere warmte en ge voel. Hij zou willen wijzen op tal van toespraken die on danks haar officieel karakter, toch mooi zijn en indruk maken. De heer Meijer wil niets afdingen op het mooi van een officieele toespraak. Het is echter hier niet de vraag of ze goed gedacht en gesteld is maar of ze geschikt is voor de leerlingen en den gewenschten indruk op hen kan maken. Nu is spr. 't met den heer Troelstra eens, dat eene voorgeschre ven, uniforme plechtigheid minder indruk zal maken. Indien spr. den heer Duparc goed heeft begrepen, dan wil deze uit art. 73 der onderwijswet het argument putten, dat een overlaten aan de hoofden der scholen in strijd is met de wet. Spr. hoort zich door den heer Duparc toevoegen, dat hij ge zegd heeftdat men dat argument er uit zou kunnen putten. Dan beteekent die opmerking niets, zegt spr.; er is strijd, of er is geen strijd tertium non datur. Spr. heeft nog eene opmerking. Met de door den heer van Ketwich Verschuur voorgestelde bepaling zal slechts ten deele worden bereikt, wat de voorsteller beoogt. De uitreiking der getuigschriften zal met eene zekere plechtigheid geschieden maar in hoever zal dit plaats hebben aan de gemeenteschool no. 3 ten opzichte van de uitreiking van eene verklaring van bekwaamheid aan de leerlingen der hoogste klassedie de lessen aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes willen gaan volgen Het eigenlijke verschil tusschen het denkbeeld van den heer van Ketwich Verschuur en burgemeester en wethouders is dat, terwijl de een zoowel als de anderen de regeling der plechtigheid aan de schoolhoofden willen overlatende heer van Ketwich Verschuur de dagen en uren voor die plechtigheid in de courant wil bekend doen maken door de commissie van toezicht. Bepaalt zij de dagen en uren, of moet zij zich neer leggen bij de regeling door de hoofden van scholen ontworpen? Dit is bij de voorgestelde redactie niet duidelijk. Spr. blijft er bij, dat hij het beter vindt, alles aan de hoof den over te laten en geen voorschrift daaromtrent te maken. De heer van Ketwich Verschuur moet erkennen, dat daar burgemeester en wethouders in hun voorsteLde wensche- lijkheid beamen, dat de cursus op plechtige wijze eindigthij niet verwacht had, bij hen zooveel bezwaar tegen zijn voorstel te ontmoeten. Die wenschelijkheid wordt door allen erkend en nu behoort dan ook, zooals door de heeren Duparc en Kolff luce clarius is aangetoond, in de verordening daaromtrent een voorschrift te worden opgenomen, ten einde te bereiken wat men beoogt. Door alles in deze aan de hoofden over te laten zooals burgemeester en wethouders willen zoude het o.a. kunnen gebeurendat de plechtigheiddie aan de acht genoemde scholen binnen dezelfde veertien dagen moet afloopen door meerdere hunner op éénzelfden dag werd gesteld. Er dient dus overleg plaats te hebben met de commissie van toezicht om het aan de gecommitteerde leden van den raad en haar mogelijk te maken er bij tegenwoordig te zijnden tijd en de wijze van sluiting der lessen regelt dan de commissie in overleg met de dames en het hoofd der school. De heer Meijer zeide dat men geen meerdere last op de leden van den raad mocht leggen door een voorschrift in de verordening op te nemen. Hoe, vraagt spreker met ernst, kan er sprake zijn van een last, waar uitvoering wordt gege ven aan een maatregeldie het volksonderwijs raakt, en door een ieder wenschelijk wordt geacht Bovendienterwijl tot nu toe eene commissie van den raad gedwongen was een ganschen voormiddag de openbare lessen op eene school bij te wonen, komt in het vervolg die zooge naamde last neer op een enkel uur aan het einde van den gewonen schooltijd. Nog vroeg de heer Meijer, hoe te handelen met de uitreiking der „verklaringen van bekwaamheid" aan de gemeenteschool no. 3. Spreker herinnert er aan dat deze verklaringen tot toelating op de school van middelbaar onderwijs voor meisjes (art 12 alinea 2, verordening iager onderwijs 1889 no. 5), niet onmiddellijk bij het eind van den cursus, maar eerst later in Augustus of Septemberworden afgegeven nadat de meisjes hebben te kennen gegeven dat zij de lessen aan die school zullen gaan volgen. Spreker legt bij herhaling allen r.adruk op de wenschelijk heid van de door hem voorgestelde bepaling, waardoor de raad zijne sanctie zal geven aan een maatregel, die door de hoofden der scholen hoogst nuttig wordt geacht. Er wordt hier geer. programma voor die plechtigheid voorgeschreven dit zalals gezegd nader door de commissiede dames en de hoofden worden vastgesteld. De vrees, door de heeren Troelstra en Meijer gekoesterd dat de te houden toespraken zullen gaan lijden aan gebrek, aan warmte, acht spr. niet gegrond; waar het hart gaat spreken, volgen de woorden. Neemt men in de verordening eene bepaling op als door spreker wordt voorge steld dan bestaat er voor hetgeen alle wenschelijk achten een norm, waarnaar de hoofden zich hebben te richten. Den heer Duparc moet den heer Meijer doen opmerken dat hij alleen heeft gezegddatvolgens de opvatting van vele autoriteiten, toelating door de hoofden van anderen, dan de in art. 73 der onderwijswet genoemde autoriteiten Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Januari 1896. 13 zou kunnen worden geacht in strijd te zijn met dat wetsar tikel. Om zelfs allen schijn van strijd te vermijdenverdient het daarom aanbeveling, bij verordening te bepalen wie de uitreiking van getuigschriften zullen kunnen bijwonen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zon der hoofdelijke stemming aangenomen. Het voorstel van den heer van Ketwich Verschuur wordt in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 7 stem men die van de heeren WijbrandiReeling BrouwerHijl- kema, Troelstra, Dijkstra, Konter en Meijer. Alzoo wordt het volgende besloten de verordening ter uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs, vastgesteld den 16 Maart 1889 (gemeenteblad no. 5 van 1889), gewijzigd bij raadsbesluit van 4 September 1894 (gemeenteblad no. 16 van 1894), nader te wijzigen door o. art. 11 te doen vervangen door de volgende bepaling „Aan de leerlingen, die het gewoon schoolonderwijs genoten „en zich goed gedragen hebben, wordt bij het verlaten der „school een getuigschrift uitgereikt. De beoordeeling hiervan „geschiedt door de commissie van toezicht op het lager onder lijs, op voordracht van het hoofd der school. „De uitreiking der getuigschriften geschiedt, in tegenwoordig heid van eene commissie uit den gemeenteraad en de com missie van toezicht op het lager onderwijs en belangstellenden, „door het hoofd der school, aan het eind van elk leerjaar, op „door de commissie van toezicht door middel van een of meer „dagbladen tijdig bekend te maken dagen en uren. bhet le lid van art. 12 te doen vervallen. 4. Benoeming van eene onderwijzeres aan de gemeente school no. 10 (vacature Mej. A. W. Boeles.) De voordracht is samengesteld als volgt1 Mej. A. M. Hom- mema te Deventer2 Mej. A. Kooistra te St. Jacobi-Parochie en 3 Mej. M. Groenhout te Ferwerd. De uitslag der gehouden stemming is, dat alle (18) stemmen zijn uitgebracht op Mej. A. M. Hommemadie alzoo wordt benoemd. De datum van infunctietreding zal nader door burgemeester en wethouders worden vastgesteld. Wordt opgemerkt, dat de heer van der Scheer bij deze stemming niet tegenwoordig was. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van AJongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 3