en Bekhuis bij de benoemingen nog niet ter vergadering waren
verschenen.
6. Rapport der raadscommissie omtrent eene aanvraag om
machtiging tot het doen van af- en overschrijvingen op de be
grooting der stadsarmenkamerdienst 1895.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
de gevraagde machtiging aan de voogden der stadsarmenkamer
te verleenen.
7. Rapport der raadscommissie omtrent eene aanvraag van
den schuttersraad tot het doen van af- en overschrijvingen op
de begrooting der d. d. schutterij dienst 1895.
De commissie spreekt hare bevreemding uit, dat van de
6 posten die moeten worden verhoogd niet minder dan 5
zullen worden versterkt uit één post onder art. 11 lakensche
jassen en pantalons en zij doet de vraag waarom het nog
benoodigde bedrag niet te vinden uit al de te hoog geraamde
posten, in plaats van uit één dezer
Zij vroeg zich voorts af, of, door den raad voor te stellen,
om goed te keurendat een bedrag worde uitgetrokken
voor het aanschaffen o.a. van een kar en een brandkast,
zij hare bevoegdheid misschien ook te buiten zou gaanen of
het, waar blijkt, dat een belangrijk bedrag nog op één arti
kel kan worden afgeschrevenhet overweging zou verdienen
den schuttersraad onder het oog te brengen de wenschelijk-
heid, om eene volgende begrooting met eenige meerdere
nauwgezetheid op te maken.
Op grond van een en anderacht de commissie zich niet
gerechtigd, den raad voor te stellen, de gevraagde af- en over
schrijvingen voorloopig goed te keurenen adviseert zij de
stukken aan den schuttersraad terug te zendenmet verzoek
om opheldering.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer TrO0lstra kan zich met de conclusie der com
missie niet vereenigen en wel om de eenvoudige reden dat
hij geen nadere opheldering omtrent de aanvraag van den
schuttersraad noodig heeft. Uit de missive van dezen raad
blijken duidelijk de redenen, die de voorgedragen af- en over
schrijvingen hebben noodig gemaakt.
De commissie wijst er op dat van de zes posten die moe
ten worden versterkter vijf worden afgeschreven op één post
van de begrooting waarop een belangrijk bedrag wordt over
gehouden. Dit acht spr. zeer rationeel. Waarom zou er af
schrijving moeten geschieden van alle posten, waarop iets wordt
overgehouden
Ten aanzien van de vraaghoe die post zoo hoog is ge
raamd verwijst spr. naar de toelichting op de begrooting
waaruit blijktdat die post even hoog als in het vorige jaar
is geraamd, maar, omdat burgemeester en wethouders min
der machtiging hebben behoeven te verleenen tot het verstrek
ken, van schutterskleeding van gemeentewege, is op dien post
waarschijnlijk zooveel overgehouden.
Voorts blijkt, dat op één post meer is uitgegeven, dan ge
raamd was maar die uitgave voor de kar zal voor hel ver
volg tot bezuiniging kunnen leiden en het aanschaffen eener
brandkast zal noodig geweest zijn.
Een en ander maakt het spr. niet duidelijk waaromtrent
nog inlichtingen zouden zijn te vragen.
De heer Haverschmidt stemt volkomen in met den heer
Troelstra en vindt niets vreemds in het feit, dat 5 van de 6
te laag geraamde posten zijn afgeschreven op één enkel artikel.
Bij bekendheid met de zaak weet men toch, dat het bewuste
artikel (kleeding voor onvermogende schutters) ruim moet wor
den genomen.
De omstandigheid, dat de begrooting zoo vroegtijdig moet
worden ingediend, is hiervan de oorzaak. De datum van deze
begrooting is Augustus 1894 en in Augustus 1895 kent men
eerst de grootte der lichting en het cijfer van hen die van
gemeentewege moeten worden gekleed.
Tegen terugzending tot nader advies zal spreker zich niet
krachtig verzetten, omdat hij overtuigd is, dat de schuttersraad
zich ook over de andere posten behoorlijk zal verantwoorden.
De schuttersraad kan dan tevens van antwoord dienen op
denaar sprekers inzien onverdiendein elk geval zeer voor-
barige opmerking over het betrachten van eenige meerdere
I nauwgezetheid bij het opmaken der begrooting.
De heer Troelstra moet er nog op wijzendat de schut-
tersraad zich over de uitgaven nog niet heeft te verantwoor
den. Eerst bij het indienen der rekening heeft hij deze be
hoorlijk te specificeeren. Nu heeft men alleen de vraag te I
stellenof er eenige aanleiding bestaatom de voorgedragen
af- en overschrijvingen niet goed te keuren of om nadere in
lichtingen te vragen. Noch voor het een noch voor het ander
bestaat voor spr. eenige aanleiding.
De heer Beekhuis deelt volkomen de meening van den
I heer Haverschmidtdat uit eventueel te verkrijgen nadere in
lichtingen zal blijken dat elke post in orde is. Hieromtrent
bestond bij de commisie van onderzoek, hij stelt er prijs op,
dit in deze openbare v ?rgadering te verklaren wel geen
twijfel maar hare bedoeling is deze: waar een aanvraag van
den schuttersraad om machtiging tot het doen van af- en over
schrijvingen op de begrooting der schutterij in handen van eene
raadscommissie wordt gesteld ten einde daaromtrent een on
derzoek in te stellen daar moet de commissie ook in staat
worden gesteldom de doelmatigheid van de voorgedragen af-
en overschrijvingen te beoordeelen. Zij mist in deze echter
alle gegevens hiertoe.
De heer Troelstra zeidedat hem alles helder is en hij
geene nadere inlichtingen behoeft, maar voor spr. is het dan
toch volkomen duister gebleven, waarom wordt voorgesteld, op
den post voor kleeding alles af te schrijven.
Hoe kan nu eene commissie een advies geven, indien het
voorstel haar niet voldoende duidelijk wordt voorgelegd
Het kwam de commissie bovendien twijfelachtig voorof
zij de bevoegdheid had, incidenteel de goedkeuring van eene
versterking van den post onder volgno. 21 voor te stellen,
welke versterking het gevolg is van gedane uitgaven voor een
brandkast en eene kar, buiten de begrooting om.
De heer Hijlkema blijft ook na het gesprokene bij zijne
zienswijze, die ook in de conclusie van de commissie van rap
porteurs is neergelegd.
De heer Troelstra vindt alles even duidelijk en helder de
commissie vindt dit niet. Het zou voor haar zeker gemakkelijk
zijn geweest, een voorstel te doen om machtiging te verleenen
tot de voorgedragen af- en overschrijvingenmaar zij vroeg
zich afof zij hierdoor goed zou handelen. Zij vindt de toe
lichting pover en niet overal duidelijk. Er moet 223,74 van
één post worden afgeschreven, terwijl wordt medegedeeld, dat
de rekening een saldo van 236.48J zal opleveren. Dit saldo
wordt niet gespecificeerd of althans toegelicht door de mede-
deeling, op welke posten wordt overgehouden.
Zooals de heer Beekhuis reeds zeide, schroomde de commis
sie er voor, om de versterking van den post onder volgno. 21, I
tengevolge van aankoop van een brandkast en een karter
goedkeuring voor te dragen. Het is nu wel geen groote uit- J
gaafmaar hierdoor wordt de raad voor een feit gestelden
deze wijze van handelen is administratief niet de juiste.
De heer Troölstra meentdat de commissie van onder
zoek wel wat veel eischt. Zoo is toch bij de aanvraag van de
voogden der stadsarmenkamer tot het doen van af- en overschrij
vingen waartoe zooeven besloten isniet overgelegd een staat ;J
van specificatie van uitgaven, zooals deze commissie schijnt te
willen.
Ook is door een der leden van de commissie gezegd dat
j men uit de stukken niet zien kan hoeveel op bedoelden post,
waarop wordt afgeschreven is uitgegeven. Dit is toch zeker
niet noodigde raad mag toch waarlijk er wel op vertrouwen,
dat de schuttersraad van dien post b. v. niet 200 zal willen
afschrijven, als er slechts ƒ100 op wordt overgehouden.
De heer Hijlkema sprak van saldo, dit is minder juist, want
er wordt geen saldo verkregen de bedoeling zal wel zijn, dat
I de uitgaven beneden de verleende subsidie uit de gemeente
kas zijn gebleven; er wordt ten slotte zooveel subsidie geman-
I dateerd, dat de rekening sluit.
De beraadslagingen worden gesloten.
De conclusie der commissie wordt in stemming gebracht en
[verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Vóórstemden deheerer.
I Theunisse, Konter, Hijlkema, Feitz, Beekhuis, Bekhuis, van
[Eijsinga en Kolff.
Hierop wordt, op voorstel van den voorzitter, zonder hoof-
delijke stemming besloten, de door den schuttersraad gevraagde
I machtiging te verleenen.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen
I van af- en overschrijvingen op de gemeentebegrootingdienst
I1895.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
Ide ontwerp-besluiten goed te keuren.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver-
Ileenen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Me}. A. Brons.
Conform dit voorstel wordt besloten
aan Mej. A. Brons, overeenkomstig haar verzoek, met ingang
in 1 Mei 1896 eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres
fin de handwerken aan de gemeenteschool no. 1.
10. Voorstel van burgemeeeter en wethouders tot het ver
leenen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. E. Goeman.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten
met ingang van 1 April 1896 aan Mej. E. Goeman op haar
iverzoek eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking van
Onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 3.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
11Voorstel van burgemeester en ivethouders naar aanlei
ding van een verzoek van den heer II. A. Bontekoe en mevrouw
de wed. W. L. LadeniusHaverschmidtom hun toebehoo-
Vtnde landen in den polder der gemeente op te nemen en te
floen bemalen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
de landenten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in
Sectie G nos. 28232825 2826 2827 2828 2829 2833
2834 en 2835 volgens het kadaster groot 10 hectare 51 are
70 centiarebehoorende aan den heer H. A. Bontekoe alhier
en de landen thans ten kadaster bekend alsvoren nos. 3973,
J28552856, 2832 en 2831 volgens het kadaster ter gezamen
lijke groote van 8 hectare, 20 are, en 90 centiare, behoorende
aan mevrouw de weduwe W. L. Ladenius geb. Haverschmidt
te Arnhem, tot wederopzegging te doen bemalen door den molen
van de gemeentestaande op het perceel ten kadaster bekend
gemeente Leeuwarden in sectie G no. 238 zulks onder voor
waarde
a. dat als vergoeding voor die bemaling jaarlijks vóór of
uiterlijk op den 12 November, voor het eerst in 1896 aan den
huurder van de zathe en landen aan het Kalverdijkje moet
worden betaald een maalgeld, berekend naar 1 per36?are.
b. dat door de belanghebbende eigenaren op hunne kosten
onder het Kalverdijkje worde gelegd en voortdurend onderhou
den een pomp of buis van portland-cement, voorzien van een
schuif, ten genoegen van het gemeentebestuur.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een adres van den bijzonderen kerkeraad der Ned
Hervormde gemeente alhierhoudende verzoek, om de week
markt vallende op den Goeden Vrijdagop een anderen dag
te houden.
Burgemeester en wethouders hebben omtrent dit verzoek
het advies gevraagd van de Kamer van koophandel en fabrie
ken de Beurscommissie en de Waagcommissiewelke allen
in ongunstigen zin adviseeren.
Uit de ingekomen berichten blijktdat eene verstelling van
de weekmarkt van den Goeden Vrijdag op den vorigen of vol
genden dag niet zou zijn in hel belang van den handel noch
in dat van de neringdoenden in de gemeente.
Vooral voor den boterhandel zouden er met het oog op de
verzending naar Engeland en Schotland groote bezwaren aan
verbonden zijn.
De Kamer van Koophandel wijst er nog op dat sinds jaren
de weekmarkt op den Goeden Vrijdag een der meest drukke
markten van het jaar is.
Op grond van een en ander stellen burgemeester en wet
houders voorhet verzoek van den bijzonderen kerkeraad der
Ned. Hervormde gemeente alhierte wyzen van de hand.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer OosterhofF erkentdat hij voor het verzoek van
den adressant gaarne een lans had gebroken omdat hij van
meening is dat zoo er één dag een stille dag behoort te zijn,
het zeker de Goede Vrijdag is. Maar nu de Kamer van Koop
handel en Fabrieken en de Beurscommissie geheel ongunstig
hebben geadviseerd en ook de Waagcommissie, hoewel eenigs-
zins weifelend in hare opinie, toch er op wijst, dat, als er van
verstelling sprake kan zijn, de weekmarkt op den Zaterdag,
volgende op den Goeden Vrijdagzou moeten worden gehou
den waardoor de Raad voor nieuwe moeilijkheden zou komen
te staan is spr. van oordeeldat de Raad nief wel anders
kan dan met burgemeester en wethouders medegaan en zal
hij dan ook zijne stem aan het voorstel geven.
De beraadslagingen worden weder gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhuring
van een strook gemeentegrond op Oldegalileën aan den heer
G. L. P. van den Hoek.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan den
heer G. L. P. van den Hoek, voor den tijd van drie jaren, in
te gaan den 25 Maart 1896onderhands in huur af te staan
den grond ter grootte van 45.54 centiare, gelegen vóór zijn
perceel plaatselijk bekend Oldegalileën no. 199, voor eene
huursom van 2.50 per jaar, onder de volgende voorwaarden:
a. dat de huursom telken jare vóór of op den 12 Novem
bervoor het eerst in 1896, ten kantore van den gemeente
ontvanger moet worden betaald.
b. dat de in huur af te stane grond door den adressant op
zijne kosten door een hekwerk van den openbaren weg moet
worden afgescheiden en dat dit hekwerk door hem geverfd en
in behoorlijken staat onderhouden moet worden, een en ander
volgens aanwijzing en ten genoegen van den directeur der ge
meentewerken.