k'
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 31 Maart 1898.
in hoofdzaak op de bestaande en verder op door burgemeester
en wethouders vast te stellen voorwaarden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verhuring van de woning Westerplantage no. 6.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, op
nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voor
waarden onderhands voor den tijd van één jaarin te gaan
den 12 Mei 1896, te verhuren aan M. Rauwerda een gedeelte
van perceel plaatselijk gekwoteerd Westerplantage no. 6 voor
een wekelijkschen huurprijs van ƒ0.90 en aan II. Atema het
andere gedeelte van dit perceel voor eene huursom van/1.25
per week.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van eene reclame tegen de kiezerslijsten.
Het bestuur der „vereeniging tot verbetering van armenzorg"
heeft berichtdat op de haar toegezonden kiezerslijst voor 1896
voorkomt de naam van Wiebe Veldhuizen, die in 1895 van
die vereeniging onderstand heeft genoten.
Burgemeester en wethouders stellen naar aanleiding hier
van voor, te besluiten
de reclame van het bestuur van genoemde vereeniging toe
te wijzen en den naam van Wiebe Veldhuizen, geboren 4 Ja
nuari 1872 te schrappen van de kiezerslijsten van de Tweede
Kamer der Statcn-Generaalvan de Provinciale Staten en van
den gemeenteraad voor 1896.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
6. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
rekening en verantwoording van het beheer over den Stads- of
Prinsentuin over 1895.
Overeenkomstig het voorstel der commissie wordt besloten
I. de rekening van den Stads- of Prinsentuin over het jaar
1895 goed te keuren tot een bedrag
in ontvang ad6618.60
in uitgaaf- 5384.571
sluitende met een voordeelig saldo van 1234.021
II. aan burgemeester en wethouders 's raads dank te be
tuigen voor hun met zorg gevoerd beheer.
Wordt opgemerkt, dat de wethouders zich van medewerking
aan dit besluit hebben onthouden.
7. Voorstel der commissie voor het ontiverp en van straf ver
ordeningen tot wijziging der verordening tot voorziening tegen
en bij brand.
(Zie bijlage no. 9 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Zonder discussie en hoofdelijke stèmming wordt vastgesteld
navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot wijziging
van de verordening tot voorziening tegen en bij brand (Ge
meenteblad van 1885 r.o. 7);
Gezien art. 135 der gemeentewet
Besluit
1°. In plaats van het eerste en het tweede lid van art. 6
van voormelde verordening te lezen
De rookleidingen moeten voldoende wijdte hebbenom be
hoorlijk te kunnen worden geveegd of getrokken.
Zij mogen niet nauwer zijn dan 0.15 meter binnenwerks.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders
afwijking van deze laatste bepaling toestaan.
2o. Art. 7 van voormelde verordening te lezen
De schoorsteenen moeten van klimijzers of van ijzeren vceg-
deurtjes ten genoegen van den ambtenaarbedoeld bij art. 9
van de verordening-van 8 October 1895 (Gemeenteblad no. 18),
zijn voorzien.
De klimijzers moeten ten minste 0.025 meter dik zijn en
mogen op niet grooteren onderlingen afstand dan 0.50 meter
worden geplaatst.
De veegdeurtjes moeten op eene steeds toegankelijke plaats
onder het dak ook waar de schoorsteenen van richting veran
deren worden aangebracht.
De schoorsteenen, waarin geen veegdeurtjes zijn aangebracht,
moeten van ijzeren schuivenloopende in ijzeren ramenzijn
voorzien.
Deze schuiven moeten zóó zijn gemaakt, dat daarmede de
geheele opening van het rookkanaal kan worden afgesloten.
In de bestaande rookleidingen die niet van inklimijzers zijn
voorzien moeten deze op de eerste lastgeving van burgemees
ter en wethouders worden aangebracht.
3°. Letter b van art. 9 der voormelde verordening te lezen:
binnenshuis rookleidingen te leggen of te doen leggen door
vloeren of scheidingen die uit brandbare stoffen zijn samen
gesteld anders dan voorzien van een dubbelen metalen ring
of koker met eene tusschenruimte van 0.05 meter.
4®. Art. 12 der voormelde verordening te lezen
Het is verboden:
a. vuur te stoken anders dan in stookplaatsen van ijzer of
steen
b. deze stookplaatsen te gebruiken anders dan onder schoor
steenen, die aan de voorschriften dezer verordening voldoen.
De bepaling sub b lijdt uitzondering, waar in de localiteit
of in eenig gedeelte daarvan geen schoorsteen aanwezig is
mits in zoodanig geval de zolder of het plafond van het ver
trek waar de stookplaats is aangebrachtten minste 2
meter daarboven is verheven.
8. Voorstel der commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen tot wijziging der verordeninghoudende alge
meene bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden.
(Zie bijlage no. 7 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt vastgesteld
navolgend besluit
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot aanvulling
van de verordening, houdende algemeene bepalingen van politie
voor de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 8
Januari 1895 (gemeenteblad no. 5), gewijzigd bij raadsbesluit
van 24 December 1895 (gemeenteblad no. 2 van 1896);
Gezien artt. 135 en 161 der gemeentewet
I Besluit
In artikel 30 van voormelde verordening tusschen de woor
den „palen" en „of" in te voegen de woorden aan in de
walmuren bevestigde haalkotnmen".
9. Voorstel van de ccmmissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen tot loijziging van de verordeninghoudende
algemeene bepalingen van politie.
(Zie bijlage no. 10 tot het verslag van 's raads handelingen).
Zonder discussie en hooldelijke stemming wordt besloten:
Art. 2 der verordening, houdende algemeene bepalingen van
politie voor de gemeente Leeuwardenvastgesteld bij raadsbe
sluit van 8 Januari 1895 (Gemeenteblad no. 5), gewijzigd bij
raadsbesluit van 24 December 1895 (Gemeenteblad no. 2 van
1896)te doen vervangen door de volgende bepaling:
Op de leggers worden als onderhoudplichtigen van de in het
vorig artikel bedoelde werken aangewezen zij die volgens de
kadastrale leggers worden aangemerkt als genothebbenden,
krachtens reent van bezit of eenig ander zakelijk recht van
Verslag der haudelingen van den gomeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 31 Maart 1896.
45
die werkenof van de goederenwaarop de verplichting tot
onderhoud er van als van ouds rust.
De leggers vermelden
a. de soortde benaming en de nauwkeurige omschrijving
van de werken;
b. de kadastrale aanduiding en tenaamstelling van de per-
ceelenop welke de verplichting tot onderhoud rust;
c. het aandeel, door ieder dier perceelen in den onder-
houdslast te dragen;
d. de namen van hendie volgens dit artikel onderhoud-
plichtig zijn.
10. Voortzetting der behandeling van het voorstel der com
missie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging
en het opnieuw vaststellen van de verordening tot voorkoming
wering en beteugeling van besmettelijke ziekten.
(Zie bijlage no. 24 van 1895 en bijlage no. 8 van 1896 tot
het verslag van 's raads handelingen).
In de vergadering van 24 December j.l. zijn de artt. 17 van
het ontwerp vastgesteld en in de vergadering van 14 Januari
j.l. werd de verdere behandeling van dit voorstel verdaagd,
nadat door den heer Haverschniidt als amendement was
voorgesteldom in art. 8 het woord „woning" te doen ver
vangen door „huis", en door den heer Troelstra was voorge
steld, den aanhef van dit artikel te doen luiden, als volgt
„Het is verboden, dekens, kleeden enz. uit te slaan anders dan
tusschen 6 en 7 uur des morgens en met afwijking van
het bepaalde bij art. 34 der verordening, houdende algemeene
bepalingen van politie, tusschen 10 en 11 uur des avonds."
In laatstgemelde vergadering werd de commissie verzocht
deze amendementen in overweging te nemen en hieromtrent
te rapporteeren.
De commissie heeft aan die opdracht voldaan bij den 10
Maart j.l. ingediend schrijven (bijlage no. 8), waarin zij aan
neming van beide amendementen ontraadt.
aanwezig te zijn, is het hoofd of de bestuurder verplicht, dat
1 kind zoodra mogelijk uit de school te verwijderen en aan het
I hoofd des gezinswaartoe het behoort of waarin het is opge
nomen, en aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennis
te geven van dat \ermoeden en van die verwijdering.
Art. 3.
De burgemeester is bevoegdkinderen uit huisgezinnen
waarin een der in art. 1 genoemde ziekten is waargenomen
den toegang tot de school te verbieden en bij dreigende uit
breiding van een dezer ziekten de school te sluiten.
- Art. 8 van het ontwerp zooals dat in de vergadering van
14 Januari is gewijzigd, wordt aan de orde gesteld.
De heer Haverschmidt verklaart, na het ongunstig ont-
Ihaaldat zijn amendement bij de commissie heeft gehad, dit
.mendement in te trekken.
De heer Troelstra zegtin de gegeven omstandigheden
het voorbeeld van den heer Haverschniidt te zullen volgen en
trekt ook zijn amendement in.
Art. 8 wordt nu zonder hoofdelijke stemming onveranderd
aangenomen.
Artt. 9, 10 en 11 worden zonder discussie vastgesteld
waarna de verordening in haar geheel wordt vastgesteld als
volgt
VERORDENING tot voorkoming,
wering en beteugeling van be
smettelijke ziekten.
Art. 1.
Het is aan hoofden of bestuurders van scholen verboden
kinderen, lijdende aan croup, kinkhoest of eenige besmettelijke
huid- of oogziekte in hunne scholen toe te laten.
Art. 2.
Indien in de school eenig kenteeken van een der in het
jvorig artikel genoemde ziekten bij een kind wordt vermoed
Art. 4.
Het is verboden kinderen als zijn bedoeld in de artikelen
1,2 en 3weder in de school toe te laten anders dan op
schriftelijke verklaring van een geneeskundige, dat zij of hunne
huisgenooten niet of niet meer lijdende zijn aan een der in
art. 1 genoemde ziekten.
Art. 5.
Onder scholen worden insgelijks verstaan bewaarscholen
naai- en breischolen en verder al zoodanige lokalen, waar kin
deren op eenigerlei wijze worden onderwezen.
Art. 6.
Het is verbodenlijders aan Aziatische choleratyphus
febris typhoïdea pokken (variolae en varioloïdes)roodvonk
diphtheritismazelendysenterie of aan een der in art. 1
genoemde ziekten te vervoeren of te doen vervoeren in andere
voer- of vaartuigen dan die daartoe door burgemeester en
wethouders zijn aangewezen.
Art. 7.
Onverminderd het bepaalde bij art. 3 der verordening van
politie op het begraven en de begraafplaatsen in de gemeente,
moet het lijk van een persoon overleden aan een der in het
vorig art. vermelde ziekten, in de kleederen, waarin hij is ge
storven worden ter aarde besteldindien de geneeskundige
dit noodig oordeelt.
Waar godsdienstige voorschriften het ter aarde bestellen op
deze wijze verbiedenmoeten de kleederen worden verbrand
of begraven.
Art. 8.
Onverminderd het bepaalde bij art. 34 der verordening, hou
dende algemeene bepalingen van politie, is het verboden de
kens kleeden loopersmatten, karpetten of andere voorwer
pen uit een woningvaartuig of ander verblijf, waar een der
in art. 6 genoemde ziekten heerschtop de openbare straat
uit te kloppen of uit te slaananders dan tusschen 6 en 7
uur des morgens en tusschen 10 en 11 uur des avonds.
Art. 9.
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedra
gen aan de beambten van politie.
Hun wordt de last verstrekt, 0111 tot dat einde de woningen
der ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden, mits daarbij
worden in acht genomen de voorschriften der wet van 31
Augustus 1853 (Staatsblad no. 83).
De uitvoering van dezen last mag ten allen tijde plaats
hebben.
Art. 10.
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig gul
den of hechtenis van ten hoogste drie dagen.