PLAN VAN GELDLEENING. 74 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 1G Juni 189G. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 16 Juni 1896. 75 pet. leeningen in eene 3.^ pet leening. Spreker bleef toen na genoeg alleen staan in zijne meening, dat het gemeentebelang meebrachtom de gasfabriekleeningen in de conversie op te nemen. Doch reeds een jaar later, toen een tweede conversie plan werd aangeboden voor de overige 4 pet. leeningen, mocht hy de voldoening smaken, dat burgemeester en wethouders ook de gasfabriek-leeningen in de conversie opnamen. Waarom vraagt sprekeris deze zelfde weg thans niet weder gevolgd Daargelaten het voordeel der renteverminderingpleit alles volgens hem, ook hier voor eene unificatie der gemecntcschuld. Spreker komt nu tot de zaak zelve. Niet zonder eenige bevreemding heeft hij den eersten spre ker gehoord. Hij meent burgemeester en wethouders tegen diens redeneeringen in bescherming te moeten nemen. Aan het college mocht toch waarlijk, na de groote conversie van de 31 pet. staatschuld, wel eenige tijd worden gelaten om met een plan van conversie der gemeenteschuld voor den dag te komen. Alles is mogelijk óók, dat weinige maanden geleden betere voorwaarden hadden kunnen worden bedongen dan nu is ge schied. Doch men moet nooit uit het oog verliezen, dat obli gation van gemeenteleeningen nooit zoo bijzonder courant zijn. Maar, als burgemeester en wethouders dan in mora waren ge weest, dan had de vorige spreker gebruik kunnen maken van zijn recht van initiatief Spreker deed dit in 1886, zonder gun stig gevolgdoch dit weerhield hem niet, een jaar later op de zaak terug te komen. Meenden burgemeester en wethou ders ook toen nog eene afwachtende houding te moeten aan nemen misschien heeft sprekers herhaald optreden er toch eenigszins toe geleid, dat zij in 1889 en 1890 conversie-plan nen bij den raad indienden. Hij is op zijne beurt van oor deel dat burgemeester en wethouders in deze aangelegenheid eene diligentie hebben betoond waarvoor zij alleszins lof ver dienen. Uit dit alles zal men wel kunnen afleiden, dat spreker even zeer het voorstel van burgemeester en wethouders met beide handen zal aannemen. Hij heeft hooren zeggen, dat de ge meente over een, twee jaren misschien 97 a 98 pet. zou kun nen bedingen. Ook hier zegt hij, dat alles mogelijk is maar voegt er de vraag aan toeook waarschijnlijk Men vergete vooral niet, dat de gemeente dan zooveel later het voordeel van de rentevermindering zou genieten, die voor het te convertee- ren bedrag jaarlijks 10.000 is. Men kan de oogen toch ook niet sluiten voor het feit, dat er sedert eenigen tijd eene reac tie heerscht ten aanzien van den zoo zeer verlaagden rente standaard. Alles te zamen genomen is spreker van meening, dat burge meester en wethouders den raad een zeer aannemelijk voorstel hebben aangeboden. De heer TrOGlstra doet het genoegen, dat dit voorstel van burgemeester en wethouders over het geheel bij den raad een gunstig onthaal heeft gevonden. Hij wenscht de opmerkingen van de beide sprekers met een enkel woord te beantwoorden. Den heer Haverschmidt kan hij mededeelen, dat nu bijna een jaar geleden een uitgewerkt plan voor eene conversie van gemeenteschuld bij burgemeester en wethouders in behande ling is geweestzij hebben dit nauwgezet gewikt en overwo gen maar kwamen destijds tot de slotsom, dat zij geen voor stel daartoe aan den raad moesten doen vóórdat het rijk met eene conversie van de 3\ </o schuld was voorgegaan. Slaagde die conversie dan kon eene rente van 3 </o als het type worden beschouwd. Het is wel a posteriori te betreuren, dat de ge meente toen niet tot eene conversie is overgegaan maar daar is nu niets meer aan te doen. Burgemeester en wethouders hebben gemeend, nu een voorstel tot conversie te moeten doen, vooral ook in verband met de nieuwe schuld, die nog moet worden aangegaan. Den heer Duparc doet spr. opmerkendat sedert de op richting of liever de overneming van de gasfabriekde leenin gen ten haren behoeve altijd afzonderlijk aangegaan en afzon derlijk gehouden zijn. Dit geschiedde zeker met het doel, om duidelijk te doen uitkomen dat tegenover de winst der fabriek stonden uitgaven voor aflossing en rentemaar ookomdat de raad destijds van oordeel was dat op de schuld van eene in- dustrieele onderneming die aan risico onderhevig is het is toch niet onwaarschijnlijkdat in de toekomst de invoering van het electrisch licht een belangrijken invloed kan hebben op de winst der gasfabriek op korter termijn moet worden afgelostdan op de gewone gemeente-leeningen. De heer Duparc wees er op, dat in 1889 leeningen, ten behoeve der gasfabriek aangegaan wel in eene conversie van gemeenteschuld zijn opgenomen. Hij vergist zich echter daarin; die leeningen zijn niet ineengesmolten met eene conversie van gewone gemeenteleeningen maar afzonderlijk geconverteerd. Indien nu de raad overeenkomstig het voorstel van burge meester en wethouders tot conversie van leeningen besluit wordt hierdoor volstrekt niet geprejudicieerd op de al of niet converteering van leeningen ten behoeve der gasfabriek aange gaan. Het is echter niet noodignu reeds daaromtrent een besluit te nemendaar de aflossing op die leeningen eerst met 1 Januari plaats heeft. Naar spr.'s meening bestaat er bezwaar om de leeningen voor de gasfabriek in deze conversie op te nemen. Die schuld bedraagt nog ƒ190,000, en daarop wordt nu jaarlijks 16000 afgelost en die aflossing klimt tot het jaar 1905 tot 20,000. Indien de leeningen nu worden begrepen in de onderwerpelijke conversiedan zou de jaarlijksche aflossing anders geregeld dienen te wordendaar het toch niet zou aangaan op de leeningen voor de gasfabriek hetzelfde stelsel van aflossing toe te passen als voor de leeningen van de overige gemeenteschuld. Daarom dient de schuld der gasfabriek in ieder geval afzon derlijk te worden geconverteerd. De heer Duparc had wel verwacht, dat de heer Troelstra namens burgemeester en wethouders zou antwoorden gelijk hij heeft gedaan. Spreker moet hem intusschen doen opmerken dat de gasfabriek er letterlijk niet het minste belang bij heeft, of de ten haren behoeve aangegane geldleeningen al of niet spoedig worden afgelost. Geheel onafhankelijk toch van de aflossingen betaalt de gasfabriek aan de gemeente jaarlijks een vast rentebedrag voor wat zij van hare oprichting af aan de gemeente heeft gekost. Spreker zal de vergadering niet vermoeien door dit nog eens uiteen te zetten. Het zou slechts eene herhaling zijn van het in October 1.1. bij de behandeling der gemeente-begrooting voor 1896 gevoerd uitvoerig debat. Alleen dit nog, dat, indien vroeger is gedacht aan risico voor de gasfabriek, dit denkbeeld reeds sinds lang is verdwenen nu men weetdat de gasfa briek reeds lang is, wat men „schoon" noemt, in dien zin n.l., dat de gemeente uit de overwinsten sedert 1 October 1865 zelfs veel meer heeft genotendan deze inrichting haar heeft gekost. Spreker verklaart intusschen akte te nemen van de namens het Dag. Bestuur afgelegde verklaring, dat eerlang een voorstel tot conversie ook van de 3£ gasfabriekleeningen zal mogen worden tegemoet gezien. Hij zou ware deze verklaring niet gedaanhet voorstel hebben gedaan om burgemeester en wethouders uit te noodigen te trachten ook de 190,000 we gens de gasfabriek in de overeenkomst met het consortium op te nemen. De heer Troolstra deelt nog mede dat eene fout is inge slopen in het voorstel van burgemeester en wethouders. Daarin staat op pag. 1 2e kolomregel 3 en 16 van boven het woord „zes, dit moet zijn „zeven". Deze fout komt echter niet voor in het plan van leening. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Hierop worden de onderdeelen der conclusie en het plan van leening artikelsgewijze behandeld en vastgesteld. Alzoo is besloten. I. In te trekken sub 2° 4° en 5° van het raadsbesluit van 25 Februari 1896 betreffende de aflossing der geldleening van 1891 groot per resto 161000 en het aangaan eener nieuwe leening van 270,000. II. Tot algeheele aflossing op 1 October 1896 van de vol gende leeningen a. dieaangegaan krachtens raadsbesluit van den 13 Mei 1890 n°. 11 groot 477,000, afgesloten tot een bedrag van 472,500thans nog per resto bedragende 385,500. b. die, aangegaan krachtens raadsbesluit van 24 September 1889, no. 7, groot ƒ1,155,000, thans nog per resto bedragende ƒ991,000. c. die, aangegaan krachtens raadsbesluit van 28 Februari 1893, no. 4, groot ƒ624,000, afgesloten tot een bedrag van ƒ494,000 en d. dieaangegaan krachtens raadsbesluit van 24 Maart 1891 no. 8tot een bedrag van 165,000, thans nog per resto bedragende ƒ161,000, wat de leeningen sub bc en d betreft met dien verstande, dat de obligation die niet op 1 October 1896 ter verwisseling zullen worden aangeboden respectievelijk in October 1896 en in Februari en Maart 1897 ter aflossing zullen worden aan gekondigd en respectievelijk op 1 Januari1 Mei en 1 Juli 1897 zullen worden afgelost, een en ander overeenkomstig de betrekkelijke plans van leening. III. Tot het vinden der middelen voor deze buitengewone af lossingen voor aflossing van bij de spaarbank te Leeuwarden geleende gelden ten behoeve der bank van leeningalsmede ter bestrijding van buitengewone uitgaven en ter aflossing van tijdelijke geldleeningen aangegaan in 1894 en 1895, aan te gaan eene geldleening van 2,480,000 tegen eene rente van drie ten honderd in het jaar. IV. Voor deze leening vast te stellen het volgend plan. Art. 1. Deze leening wordt aangegaan tot een bedrag van twee mil- lioen vierhonderd tachtig duizend gulden (ƒ2,480,000), tegen eene rente van drie ten honderd in het jaar. Zij is verdeeld in obligation van 1000.gesteld op naam of aan toonder, ter keuze van den inschrijver. De obligatiën kunnen op verlangen van den inschrijver wor den gesplitst in onderdeelen van ƒ500.— en ƒ200.—. De gesplitste obligatiën ontvangen eenzelfde nummer, doch wor den onderscheiden door bijvoeging van een der eerste letters van het alphabet. Art. 2. I Bij elke obligatie wordt afgegeven een stel halfjaarlijksche coupons, verschijnende 1 April en 1 October. Verder wordt bij elke obligatie een bewijs gevoegd voor het kosteloos bekomen van nieuwe coupons. Art. 3. Het bedrag der rente en aflossing wordt jaarlijks op de be grooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente gebracht (en uit de gewone inkomsten der gemeente'bestreden. Art. 4. De deelneming in deze leening geschiedt bij openbare in- schrijving tot een nader te bepalen koers. I Bij de inschrijving moet worden opgegeven het getal ge splitste obligatiën, die men mocht verlangen, benevens het bedrag van ieder, en, wanneer obligatiën op naam worden verlangd, de namen van de betrekkelijke personen. Art. 5. De houders van obligatiën in de leening aangegaan krach tens raadsbesluit van 13 Mei 1890 no. 11, groot ƒ477.000 afgesloten tot een bedrag van 472.500, in dieaangegaan krachtens raadsbesluit van 24 September 1889 no. 7 groot 1.155,000, in die, aangegaan krachtens raadsbesluit van 28 Februari 1893 no. 4, groot ƒ624,000, afgesloten tot een be drag van 494.000, en in die, aangegaan krachtens raadsbe sluit van 24 Maart 1891 no. 8, lot een bedrag van 165.000, zullen bij de inschrijving recht van voorrang hebben indien zij hunne schuldbrieven op den dag der storting tegen obli gatiën dezer leening wenschen te verwisselenhetwelk zal kunnen geschieden tot een prijs, in geen geval hooger dan die voor andere inschrijvers zal zijn vastgesteld. Bovendien zal aan de houders van obligatiën van de leenin- gen van 1889, 1893 en 1891, die deze op den dag der stor ting tegen obligatiën dezer leening verwisselen, behalve de tot 1 October 1896 verschenen, nog onbetaalde rente volgens de betrekkelijke coupon een half percent rente worden betaald van af den 1 October 1896 tot 1 Januari 1897 wat de eerst ver melde leeningtot 1 Mei 1897 wat de tweede vermelde lee ning en tot 1 Juli 1897 wat de laatst vermelde leening betreft. Art. 6. De storting der leening moet plaats hebben op 1 October 1896, ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden. Zij geschiedt tegen afgifte van het vereischte getal obligatiën. Art. 7. De rente gaat in op 1 October 1896. Art. 8. Op deze leening zal jaarlijks, voor het eerstin 1897, worden afgelost ten minste 48.000. De raad behoudt zich voor, het restant der leening ten al len tijde af te lossen. Art. 9. De ter aflossing aangewezen obligatiën zijn betaalbaar op den lsten October van ieder jaar, of, zoo deze datum op een Zondag invalt, den volgenden dag. De April-coupon is betaalbaar op den lsfceQ dier maand, of zoo deze datum invalt op een Zondag of eenen algemeenen christelijken feestdag, den volgenden dag. De October-coupon is betaalbaar op den l8ten dier maand, of, zoo deze datum invalt op een Zondag, den volgenden dag. De losbare obligatiën en de coupons zullen betaalbaar zijn ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden en aan de kantoren, op de af te geven stukken daartoe aange wezen. Art. 10. De jaarlijksche aflossing geschiedt bij uitloting. De uitloting heeft plaats in de maand Juli van ieder jaarin eene open bare vergadering van burgemeester en wethouders. De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente Leeuwarden uitkomende dagbladenalsmede in twee te Am sterdam of elders verschijnende effectenbladen bekend gemaakt. Op gelijke wijze wordt bekend gemaakt het besluit van den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 3