88
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 21 Juli 1896.
kom der gemeente grond uit te geven voor de stichting van
eene fabriek.'
Zonder twijfel zouden dan de nabij gelegen gronden in
waarde dalen. Het is te voorzien dat geene aanvragen om
terrein tot stichting van woonhuizen in de onmiddellijke na
bijheid der fabriek zouden inkomen.
De directeur der gemeentewerken nam voor de berekening
van den koopprijs tot maatstaf aan de minimumprijzen, vast
gesteld bij raadsbesluit van 14 April j.l. voor de verschillende
bouwblokken aan de noordzijde van het kanaal en kwam zoo
doende voor het uiterste terrein ten westen der 2e kanaalbrug
tot een prijs van 3 per centiare.
Burgemeester en wethouders kunnen zich in hoofdzaak wel
met dezen maatstaf vercenigen maar meenen toch, dai voor
de oppervlaktedie niet is opgehoogd, een lagere koopsom be
hoort te worden vastgesteld. Zij zouden nl. in aanmerking wil
len nemen dat de ophooging van die oppervlakte ongeveer
1 per centiare zal moeten kosten. In verband hiermede en
ook met het oog op de vrij belangrijke grootte van het aange
vraagd terrein, zouden zij den koopprijs daarom op 2 per een-
tiare willen vaststellen.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethou
ders hunne oorspronkelijke conclusie eenigszins hebben gewij
zigd en nu voorstellen, te besluiten
I. aan IJ. Tijsma c.s., behoudens nadere goedkeuring van
Gedeputeerde Staten, in eigendom over te dragen eene opper
vlakte van ongeveer 40 are van het terrein gelegen aan de
zuidzijde van het kanaal, ten westen van de 2e kanaalbrug, de
juiste plaats nader aan te wijzentegen eene koopsom van
ƒ2 de centiare en verder op de bij raadsbesluit van den 14
April 1896 no. 18 vastgestelde bepalingen en voorwaarden van
uitgifte van terreinen, met toezegging, dat het gemeentebestuur
den weg, gelegen tusschen de le en 2e kanaalbrug langs den
zuidelijken oever van het Nieuwe Kanaal zal laten bestraten en
rioleeren en daarin gas- en waterleidingbuizen zal aanbrengen
en voorts met boomen zal doen beplanten.
II. de adressanten opmerkzaam te maken, dat voor de op
richting eener stoomzuivelfabnek op grond der wet vergunning
moet worden gevraagd van de bevoegde autoriteit.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer de la Faille herinnert, dat hij bij de vaststelling
van het grondplan voor de bebouwing van de terreinen aan
weerszijden van het Nieuwe Kanaal zich in min gunstigen zin
heeft uitgelaten over uitgifte van grond voor fabrieksnijverheid.
Hij kon dus nu niet nalaten het onderwerpelijk voorstel met
eenige huivering te begroeten, 't Is bekend, dat het terrein in
de omgeving van de stad zich niet preteert voor fabrieksnijver
heid. Toch is er onderscheid tusschen de eene nijverheid en
de anderede eene is wegens uitloozing van afvalwater op
den boezem der provincie allerminst geschikt, doch eene stoom-
zuivelfabriek levert minder bezwaar op, te meer, daar door het
stellen van voorwaarden bij de te veileenen vergunning voor
zorgsmaatregelen kunnen worden genomen.
Burgemeester en wethouders stellen vooraan adressanten
een ander terrein over le dragen, als deze oorspronkelijk heb
ben gevraagd. De raad kan hiertegen geen bezwaar hebben
omdat het terrein bij de le kanaalbrug een andere bestemming
heeft gekregen dan voor de stichting van fabrieken. In af
wijking van het advies van den directeur der gemeentewerken,
om aan de oostzijde van de 2e kanaalbrug grond af te staan
stellen burgemeester en wethouders aan de westzijde voor
waarschijnlijk met het oog op rioleering en waterleiding, terwijl
misschien aan de oostzijde van die brug niet zoo spoedig de
waterleiding zal worden aangelegd. Spr. hoopt, dat aan de
adressanten een terrein zoo dicht mogelijk bij de 2e brug zal
worden aangewezen.
Zooals spr. straks zeide, behoeft een stoomzuivelfabriek van
grooten omvang de openbare wateren niet te bederven, indien
daartegen gewaakt wordt, bijv. door het verbod, om de wei in
het water te doen loozen. De wei kan zeer goed vooraf wor
den verwerkt en ontdaan van minder goede bestanddeelen of
op andere wijze worden benuttigd.
Spr. weet, dat in de provincie Groningen is verboden de wei
van zuivelfabrieken naar publieke wateren af te voeren.
Hij richt daarom tot burgemeester en wethouders de uit-
noodiging, om door beperkende voorwaarden hier een derge
lijk verbod te handhaven.
De heer Reeling Brouwer verwondert er zich over, dat
de heer de la Faille den bodem in de omgeving van Leeu
warden niet goed acht voor fabrieksnijverheid in het algemeen.
Er zijn toch bedrijven, waartoe de bodem, zoowel als de lig
ging zich toch zeer goed leenenbijv. voor eene scheepshel
ling, eene kopergieterij.
Of de buizen der waterleiding tot aan de door burgemees
ter en wethouders voorgestelde plaats zullen worden doorge
trokken is nog de vraag. Indien door de fabriek het leiding
water niet wordt gebruikt (voor afkoeling is de temperatuur
van dat water te hoog), dan zou dit onnoodige kosten voor de
gemeente veroorzaken.
De plaats die burgemeester en wethouders voor de zuivel
fabriek wenschen te bestemmen, is vooral aan te bevelen, om
dat daar een flinke walmuur voor lossing en lading aanwezig
is, wat aan het 2e kanaalpand niet hel geval is.
Ten aanzien van de opmerking van den heer de la Faille
omtrent liet loozen van afvalwater en wei in het kanaal, wijst
spr. er op dat Gedeputeerde Staten daarvoor in de eerste plaats
zullen hebben te zorgen, omdat het kanaal in de laatste zitting der
Staten in onderhoud en beheer bij de provincie is overgenomen.
Deze hebben voor eene fabriek te Grouw vergunning tot uitloozing
van water in het provinciaal vaarwater gegevenen daaraan
voorwaarden verbonden, die, naar spr. hoopt, de noodige waar
borgen zullen geven tegen verontreiniging van het water. Het
is te verwachten, dat Gedeputeerde Staten ook voor de fabriek
alhier dergelijke voorwaarden zullen stellen.
De heer Bekhuis heeft met veel genoegen het voorstel
van burgemeester en wethouders ontvangen, om, overeenkom
stig hunne aanvraagaan de adressanten tusschen de twee
bruggen terrein af te staan en dat niet is ingegaan op het
denkbeeld van den directeur der gemeentewerken, daarvoor
terrein aan te wijzen aan het 2e kanaalpand.
Spr. verheugt er zich ook over dat burgemeester en wet
houders billijke voorwaarden hebben gesteld, o. a. den koopprijs
op 2 per centiare. De directeur der gemeentewerken noemde
een anderen prijs en trad in vergelijking van de terreinen
aan de noordzijde. Deze vergelijking gaat in geen enkel
opzicht opmaar wil men letten op den prijs van de terrei
nen aan de noordzijde, dan neme men villa-terreinen, gesteld
op 2,50 per M2., omdat ook die terreinen groot zijn en
voor omheining groote kosten te maken zullen zijn.
Spr. hooptdat de voorwaarden voor de adressanten aan
nemelijk zullen zijn hij voor zich zou er geen bezwaar in
hebben gevonden, dat terrein dicht bij de le kanaalbrug werd
aangewezen of bijv. 400 M. van die brug, maar nu zal hij
toch met burgemeester en wethouders medegaan, omdat meer
regelmatig zal zijn te beginnen dicht bij den weg Achter de
Hoven.
De heer Meijor zegtdat de opmerking van den heer
Reeling Brouwer, als zouden burgemeester en wethouders
geen invloed kunnen uitoefenen in zake de uitloozing van de
wei in het kanaalmaar dit alleen zou behooren tot de be
voegdheid van Gedeputeerde Staten, niet geheel juist is.
Het is waar, dat voor het loozen van afvalwater enz. in het
kanaal vergunning van Gedeputeerde Staten noodig ismaar
burgemeester en wethouders hebben toch weldoordat de
oprichting van eene stoomzuivelfabriek valt onder de fabrieks-
wet van 1875 't in de hand, om door het geven van voor
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 21 Juli 1896.
89
schriften omtrent de wijze van inrichting, het maken van re
servoirs het zooveel mogelijk zuiveren van het water enz.,
invloed uit te oefenen.
Spr. wenscht hieraan eene opmerking vast te knoopen die
niet direct dit onderwerp betreft. Het is een eigenaardige
karaktertrek van de hygiënisten, dat zij bij vele zaken, die tot
stand worden gebracht, alleen letten op het nadeeldat daar
aan verbonden ismaar over het hoofd zien het vele goede
dat daaraan inhaerent is. Nu zal het ontegenzeggelijk voor
Leeuwarden van groot belang zijn dat in de nabijheid een
zuivelfabriek op groote schaal wordt opgericht, waardoor men
in de gelegenheid zal zijn onvervalschte melk te verkrijgen.
Spr. wil hiermede niet zeggen dat de thans verkocht wor
dende melk niet goed is maar in het vervolg zal men toch
door die fabriek de zekerheid hebbenvan goede zuivere
melk te kunnen bekomen.
De heer Duparc zou aan de vergadering wel den raad
willen geven, zich niet verder te gaan vermeien aan eene be
spreking van wat, eventueel, door burgemeester en wethouders
zal dienen te geschieden bij het verleenen der, volgens de fa-
briekswet, door hen te verleenen vergunning. In het door som
mige leden gesprokene zullen zij reeds genoeg vingerwijzing
kunnen zien. Zoo zij zeiven niet reeds overtuigd waren, dat alles
moet worden gedaan, om te voorkomen, dat onze stadswateren
nog meer dan nu reeds geschiedt, door den afval van fabrieken
worden verontreinigd. Hij wil den bedoelden raad te meer
geven omdat door een der sprekers een beroep is gedaan op
onze provinciale wetgeving. Daarmede is kennelijk bedoeld het
reglement van politie op de waterstaatswerkenin onderhoud
en beheer bij de provincie, waarbij is verboden, afval of scha
delijke stoffen in de vaarten of kanalen te werpen, doch met
de bijvoeging „onverminderd het bepaalde bij de wet van 2 Juni
1875 Staatsblad no. 95)." Hieruit volgt, dat deze wet, krach
tens welke burgemeester en wethouders de vergunning verlee
nen, op den voorgrond staat, en dat burgemeester en wethou
dersop grond van haar art. 11, aan elke vergunning zóóda
nige voorwaarden kunnen verbinden als zij in ieder concreet
geval noodig oordeelen.
De heer do la Faille is den heer Meijer in dubbel opzicht
dank schuldig voor het zooeven door hem gesprokene. In de
eerste plaats voor de verzekering, dat de macht om beperkende
voorwaarden te stellen aan de fabrieksnijverheid niet alleen bij
Gedeputeerde Staten berust, maar dat ook burgemeester en
wethouders wel degelijk de bevoegdheid hebben die te stellen.
Hij blijft de zaak dus aan de aandacht van het college aanbe
velen, overtuigd, dat het alles in het werk zal stellen om de
belangen der hygiene te bevorderen.
In de tweede plaats is hij den heer Meijer dankbaar voor de
terechtwijzing aan het adres der hygiënisten en de opwekking
tot dankbaarheid voor het uitzicht op de oprichting eener zui
velfabriek. Hij meent echter te moeten doen opmerken dat
het moeilijk valt de mate van dankbaarheid te schallen, die 't
gemoed der hygiënisten vervultal wordt die niet met vele
woorden uitgesproken. En verder, dat toch de eerste en voor
naamste bestemming van eene zuivelfabriek wel zal zijn de pro
ductie van boter en kaas, terwijl de zorg, om de ingezetenen
der stad van zuivere melk te voorzien, van ondergeschikte be-
teekenis kan worden geacht.
De heer van Slotordijck zegt, dat uit de praemissen van
het voorstel blijkt, dat, indien de adressanten het aanbod van
het gemeentebestuur aannemen, burgemeester en wethouders
een terrein dicht bij de 2e kanaalbrug zullen aanwijzen doch
in de conclusie wordt alleen gesproken van terrein ten westen
van die brug, en deze aanduiding past op de geheele strook
tusschen de bruggen, dus tot de le kanaalbrug. Spr. is het
echter met den heer Bekhuis niet eens, dit terrein voor fabrie
ken af te staan; het kan niet anders, of de andere terreinen
worden daardoor gedeprecieerd. Het zou niet in het financi
eel belang var. de gemeente zijn, den raad van den heer Bek
huis op te volgen, en spr. zal dus zijn stem over dit voorstel
er van afhankelijk maken, of burgemeester en wethouders de
verzekering willen geven dat zij het terrein zoo dicht moge
lijk bij de 2e kanaalbrug zullen aanwijzen.
De heer Reeling Brouwer deelt mede dat oorspron
kelijk in de conclusie stond „onmiddellijk ten westen van de
2e kanaalbrug", maar dat liet eerste woordje op spr's voor
stel is weggelaten omdat burgemeester en wethouders zich
de gelegenheid willen voorbehouden, eenigen grond voor een
weg aldaar te reserveeren. Was dat woord behouden dan
zouden de adressanten kunnen eischen het terrein onmiddel
lijk bij die brug gelegen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De voorzitter sluit de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.