1 102 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 22 September 189G. i I tegen de afzonderlijke aanbesteding van den onder- en van den bovenbouw der brug en tegen het ontwerp voor de brug. Zij wenscht de uitvoering van het geheele werk in één hand te brengen en geeft cr de voorkeur aandat de brug zoo moge lijk geheel gelijk en gelijkvormig aan de beide bruggen over het nieuwe kanaal zal worden. Naar aanleiding van deze bezwaren, heeft de directeur der gemeentewerken bij nader schrijven de motieven medegedeeld, die hem bij het opmaken van zijne plannen hebben geleid. Burgemeester en wethouders kunnen zich met deze motieven vereenigen en stellen nu den raad voor Vast te stellen de plannen voor de vernieuwing van de Prins- Hendriksbrug en van het noordelijk landhoofd van die brug met de daarbij tehoorende bestekken en voorwaarden zooals een en ander door den directeur der gemeentewerken is inge zonden bij zijne missive d. d. 5 Juni 1896 no. 378/2. De beraadslagingen worden geopend. De heer Bekhuis wil slechts een kort woord spreken. Hoewel hij de plannen van deze werken liever ecnigszms an ders had gezien, zoo zal dit toch voor hem geen reden zijn, om met het door burgemeester en wethouders ingediend ontwerp niet mede te gaan. Het betreft hier eene technische kwestie, eene zaak van uitvoering en deze laat hij als raadslid geheel over aan burgemeester en wethouders en hunne verantwoordelijkheid. Hoe spr. over dit belangrijke werk denkt, is bij den voorzitter en zijne medeleden der commissie voor openbare werken vol doende bekend; hij heeft in de vergadering dier commissie uit voerig en naar hij meent duidelijk zijne denkbeelden ontwikkeld. Hij ziet in de uitvoering van deze werken overeenkomstig de ingediende plannen veel bezwaar en hij komt er voor uitdat deze zaak hem nu reeds groote zorg baart. Hij hoopt even wel, dat hij 't te zwart inziet en dat de ondervinding zal lee- ren, dat de directeur der gemeentewerken een juister inzicht heeft, dan spr. Alleen nog eene opmerking en dit zal het laatste zijn dat spr. over deze brug zal zeggen: Indiin er iets van de uit voering dezer werken volgens deze plannen zal terecht komen, dan dient de uitvoering alleen aan degelijke en deugelijke han den te worden toevertrouwd. Spr. hoopt, dat burgemeester en wethouders dit in het oog zullen houden. Den heer Reeling Brouwer deed het genoegen, dat de heer Bekhuis het woord vroeg om burgemeester en wethouders in de "gelegenheid te stellen het rapport der commissie voor openbare werken te weerleggen. Spreker heeft die taak op zich genomen en hij hoopt de bezwaren van die commissie en van den heer Bekhuis te kunnen weerleggen. Het eerste bezwaar is de afzonderlijke aanbesteding van den onder- en bovenbouw der brug. „In één hand zou uit een financieel oogpunt aanbevelenswaardig zijn." Het ligt in den aard der zaak, dat aannemers die dingen naar de uitvoering van dergelijke werken beter bekend zijn met hout- en steenconstructie, dan met die van ijzer en zij zich voor den bovenbouw moeten wenden tot fabrikantenvan wie zij geheel afhankelijk zijn omdat zij niet bekend zijn met ijzerconstructie. Zij zullen daarom een ruimer som voor risico in hunne aannemingssom opnemen wat niet in het financieel voordeel der gemeente is. Als onder- en bovenbouw afzonder lijk worden aanbesteed, dan blijft ieder in zijn eigen vak. Dat heeft in den laatsten tijd ook bij de provincie plaats. Wat den tijd van uitvoering betreft, om in het najaar te beginnen met een groot werk dat 5 a 6 maanden duurt dit kwam burgemeester en wethouders niet raadzaam voor en zij hebben daarom het advies der commissie gevolgd ofschoon zij niet beweren zullen dat in Maart de waterstanden in den re gel laag zijn en de afstrooming van het boezemwater gesloten zou zijn. Dat komt hun wat optimistisch voor. Dan volgt in het rapport„voor zoover dit mogelijk is een brug gelijk en gelijkvormig aan die over het Nieuwe Kanaal. Er bestaat geen reden om de vele soorten van ijzeren brug gen in deze gemeente nog met een soort te vermeerderen." Gelukkig zegt de commissie: „voor zoover mogelijk." Geheel gelijk en gelijkvormig zou niet gaan omdat de kanaalbreedte verschilt. De commissie schijnt te meenen dat hel type verschilt. Dat is niet juisthet type is gelijk en de constructie even so- liede. De directeur der gemeentewerken heeft aan spreker een nauwkeurige opgaaf van de afmetingen der brug verstrekt. Wel zijn op goede wetenschappelijke gronden wijzigingen aange bracht, doch die veranderen het type niet. Spr. wenscht dit aan te toonen uit de gegevens, hem verstrekt door den directeur der gemeentewerken. Vooraf zij nog medegedeeld dat de constructie dezer brug evenals die over het Nieuwe Kanaal, op spoorverkeer is gecon strueerd. Vrees voor niet voldoende draagkracht behoeft dus niet te bestaan. Spreker gaat nu het rapport van den directeur na waarin opgenomen zijnpunten van overeenstemming en afwijking van de ontwerpen Prins-Hendriksbrug A met de bestaande draaibrug in den Grachtswal B. De hoofdafmetingen zijn lengte in de as gemeten, bij A 21.94 meter, bij B 23.60 me ter dus 1.66 meter langer; breedte: tusschen de hoofdleggers midden op midden, bij A 4.05 meter, bij B 4.40 meter, meer 0.35 metertotale breedte tusschen de leuningen bij A 5.95 meter bij B 6 meter. Hoofdleggers. Beide bruggen hebben 2 hoofdleggers met volle wanden. Die van A hebben onder en boven 3 doorgaande randplaten breed 25 centimeter die van B slechts één door gaande en enkele korte randplaten breed 22 centimeterbij A alzoo doorgaande randplaten met eene meerdere breedte van 3 centimeter. De hoofdafmetingen der hoofdleggers zijn van A in het mid den 110 centimeter, aan de einden 55 centimeter, met eei brugarmlengte van 10.97 meter; van B in het midden 110 centimeter, aan de einden 77 centimeter, met een brugarm lengte van 11.80 meter. Volgens het waterbouwkundig werk van de hoogleeraren der Polytechnische schoolH. H. HenketDr. Gh. M. Schulz en J. M. Telders moeten die bovengenoemde hoogten gemiddeld zijnin het midden A en op de einden A van de armlengte. Die verhouding op de ontworpen brug toepassende zouden de leggerhoogten moeten zijn: van brug A in het midden 100aan de einden 1180 1097 10 50 cM.en van brug B 1180 in het midden -77- 107 aan de einden - 45 cM. 11 22 Deze hoogten komen bijna overeen met de geprojecteeide hoogten van brug A. Bij brug B zijn die aan de einden heel wat ruimer genomen. In 't bijzonder wenscht spr. de aandacht der vergadering juist op deze afmetingen te vestigen; zij zijn meer dan voldoende zwaar geconstrueerd volgens bovengenoemd werk, doch de ein den der brugarmen zijn aanmerkelijk minder zwaar dan bij brug B wat dit groote voordeel heeft, dat de brug gemakke lijker gedraaid kan worden, het middengedeelte der brug bij open stand niet zooveel heeft te dragen en de doorvaartshoogte bij de landhoofden 22 centimeter grooter is dit is \oor de scheepvaart van groot belangmaar ook voor de voetgangers en rijtuigen, omdat de brug dan niet zoo dikwijls behoeft ge draaid te worden. De wanddikte der hoofdleggers is bij brug A 9.5 mM.bij brug B 12.0 mM. Door de meerdere lengte en de grootere breedte der hoofdleggers bij brug B moet de wanddikte 2ï mM. meer bedragen. Dwarsverbindingen. De verbindingen in 't midden en aan de einden der hoofdleggers komen van beide bruggen oveieen en worden gevormd door staande en randplated met hoekijzers aaneengeklonken. Het verschil tusschen beide is, dat de imd- dendwarsverbindingen bij A onder en boven elk drie doorgaande randplaten hebben, en bij B slechts één doorgaande randplaat. De tusschen liggende dwarsverbindingen of dwarsleggers, die van beide bruggen door hoekijzers tegen de wanden der hoofd leggers zijn geklonken bestaan bij brug A uit balkijzers, die bovendien op de einden nog door schoren van T ijzers tegen de hoofdleggers worden ondersteund, terwijl die van B, hooger van afmeting, uit plaat- en hoekijzer zijn samengesteld; de eerste constructie is dus sterker. Kruisen. Beide bruggen zijn van kruisen voorzien. Die van A uit kanaalijzerdie van B uit plaatijzer. Die van A koppe- i len de binnenwanden der hoofdleggers aan de dwarsverbindin gen die van B zijn van onderen tegen de hoofdleggers aange- i bracht en moeten door verschillende hangborden in stand wor den gehouden. Langsleggers. Beide bruggen hebben langsleggers van balk- j ijzer bekleed met eikenhouten leggers voor 't vastspijkeren van het onderdek. Die van A vinden hun steun op de dwars verbindingen en kunnen zich daarop vrij bewegen door hel aan brengen van geleide- of klemplaten. Die van B zijn tusschen en in de dwarsverbindingen verbonden en daaraan geklonken waardoor ze niet vrij kunnen uitzetten De verdere constructie der bruggen is vrij wel gelijk, zoodat spr. dit gedeelte van het rapport niet behoeft mede te deelen. De Raad kan dus hieruit opmaken, dat de constructie voor de nieuwe Prins Hendriksbrug op wetenschappelijke gronden berust, uiterst soliede en zoowel voor scheepvaart als voetgan gers doelmatig is ontworpen. Burgemeester en wethouders meenen dat het niet juist is om, zooals in het rapport der commissie geschiedt, te spreken van een ander type, als zou er door den bouw van deze brug nog eens weer een ander soort van brug in de gemeente wor den gebouwd. Het vóór ons liggend plan zal ons eene brug geven sterk, doelmatig en eenvoudig. De Raad zal dus goed |doen, met dit plan aan te nemen. Nu komt er nog iets in het rapport voor, dal spreker heeft igeliinderd. In het laatste gedeelte van het rapport leest hij ,dat de begrooting van den directeur der gemeentewerken over [liet algemeen laag, bij sommige belangrijke onderdeelen te -Jiriel opgemaakt." Zuinig te zijnverdient lofmaar „schriel" wil zeggen, dat pen iemand met opzet, b v. aannemers of werklieden, onthoudt pvat hun billijk toekomt. Spreker zal zich niet wagen aan pene beoordeeling dezer begrooting maar kerrinnertdat in ïene der jongste vergaderingen de voorzitter nog mededeelde, lat een werk, begroot op 5000, in eigen beheer is uitgevoerd foor circa 4000. In die maanden was dus door den aanne- ner 20 pCt. der aannemingssom of 1000 te verdienen. Die •egrooting was niet te laag. Spr. meent, dat het woord schriel lier minder goed op zijn plaats is. De heer Haverschmidt had gedacht, dat het gesprokene [oor den heer Bekhuis het laatste woord zou zijn over de ji'ins Hendriksbrug. Nu dit niet liet geval blijkt te zijn, wenscht breker ook zijne opinie mee te deelen. Voor de commissie pn openbare werken is het een vreemde quaes tie. Voorgelicht por haar deskundig lidgaf ze in haar rapport, daarbij de ^'diensten van des directeurs plan ten volle erkennende de •orkeur aan het type-kanaalbrug. De commissie zag er geen heil in, het aantal soorten met nog ééne soort te vermeerderen en daardoor een staalkaart te krijgen van bruggen, zoodat andere gemeenten eens kunnen in- formeeren, welk type in Leeuwarden het beste bevalt. De directeur betoogt nu in zijn rapport, dat er door hem eigenllijk geen ander type wordt voorgesteld en wanneer het onderscheid ook hoofdzakelijk bestaat in het opzetloestel en in den vorm van den pijler, dan kan men ook moeilijk van een ander type spreken. Maar waartoe dan die maanden lange arbeid en al die teekeningen, waar men met het overnemen van een teekening uit het archief kon volstaan? Bij dit belangrijke verschilpunt en nog zooveel andere, bijv. de wijze van aanbestedingware het zeker wenschelijk ge weest, de zaak nog eens in handen te stellen der commissie. Na bespreking met den directeur ware dan allicht een rapport verschenen niet zoo in lijnrechten strijd met het voorstel als I thans het geval is. Spreker zal daartoe niet meer het voor stel doenmaar zich gedragen als den heer Bekhuis en met het plan méégaan. De Voorzitter doet nog opmerken, dat burgemeester en wethouders geene meerdere verantwoordelijkheid aanvaarden dan wat betreft de uitvoering van het heden te nemen besluit. De raad heeft zich de vaststelling der plannen uitdrukkelijk voorbehouden indien de raad de door burgemeester en wet houders ingediende plannen goed keurtzijn zij van verdere verantwoordelijkheid te dien opzichte ontslagen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 4. Verzoek van IJ. Tijsma e. a. om het raadsbesluit van 21 Juli 1896waarbij aan hen in eigendom is overgedragen een terrein bij de 2e kanaalbrug te wijzigen in dien zindat hun die grond in koop- of erfpacht worde afgestaan. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten I. te wijzigen het raadsbesluit van 21 Juli 1896 no. 7 als volgt behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan IJ. Tijsma c. s. in koop of in erfpacht af te staan eene oppervlakte van ongeveer 40 are van het terrein, gelegen aan de zuidzijde van het kanaal, ten westen van de 2e kanaalbrug, de juiste plaats nader aan te wijzen, tegen eene som van 2 de centiare en verder op de bepalingen en voorwaarden van uitgifte van ter reinen, vastgesteld bij raadsbesluit van den 14 April 1896 no. 18, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij resolutie van 21 Mei 1896 no. 4, met toezegging, dat het gemeentebestuur den weg, gelegen tusschen de le en 2e kanaalbrug langs den zui delijken oever van het Nieuwe Kanaal zal laten bestraten en rioleeren en daarin gas- en waterleidingbuizen zal aanbren gen en voorts met boomen zal doen beplanten. II. de adressanten opmerkzaam te maken, dat voor de op richting eener stoomzuivelfabriek op grond der wet vergunning moet worden gevraagd van de bevoegde autoriteit. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Hoek a nikker ij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 2