Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 13 October 189G.
7 April 1852 moet de overdracht van deze inrichting aan de
goedkeuring van den raad worden onderworpen en deze goed
keuring mag niet worden geweigerd, dan wanneer de nieuwe
verkrijger in zijn persoon of goederen geen genoegzamen
waarborg aanbiedt voor de goede instandhouding van de inrich
ting.
Daar hieromtrent bevredigende inlichtingen zijn verkregen, heb
ben burgemeester en wethouders tegen de inwilliging van het
verzoek geen bezwaar.
Zij stellen derhalve voor, te besluiten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten goed te
keuren, dat door het bestuur van de zwem- en badinrichting
alhier aan den heer Pieter Jan Deutgen te Groningen in eigen
dom worden overgedragen het recht vau opstal en het tot
wederopzegging toe ten nutte van deze inrichting loegeslaan
gebruik van de aan de gemeente behoorende perceelen kadas
traal bekend gemeente Leeuwarden in sectie G nos. 1515 en
151G onder voorwaarden als waarop deze rechten zijn ver
leend bij acte van 7 April 1852, zoomede de op die perceelen
gestichte gebouwen met toebehooren.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Haverschmidt zegtdat het voortbestaan van
dezewat het zwembad betrefthoogt treurige inrichting elke
pogingom hier ter stede wat beters te krijgen in den weg
staat. Bij het nalezen der voorwaarden, is aan spreker ech
ter opgevallen dat sommige punten in het contract een be
letsel zijn voor eene goede exploitatie. Zoo behelst art. 5, dat
de omheining zoodanig moet zijn ingerichtdat de afstrooming
van het water daardoor niet wordt belemmerd. Deze bepaling
was wellicht goed in 1852, toen het water in de stadsgracht
uitmuntte door helderheid, maar thans gaat dit niet. De om
heining voldoet echter aan dien eisch. Ze heeft een dubbelen
wand hoewel een der wanden niet eens reikt tot het water
oppervlak en die wand is gevuld met kiezelzoodat hijdie
een bad neemtzulks doet in het nagenoeg ongezuiverde stin
kende grachtwater.
Op meer punten dienen de voorwaarden te worden aange
vuld o. a. wat betreft de exploitatie der wandvlakte. Er be
staan toch photographiën van dit stadsgedeelte waarbij men
vooraf de opschriften aan het oog heeft moeten onttrekken.
Spreker stelt nu de vraagkan men met net oog op eene
betere exploitatie van het zwembad sommige voorwaarden
wijzigen of heeft de raad eenvoudig de overdracht goed te
keuren nu het blijkt, dat de nieuwe opstaller bekend staat
als solied en betrouwbaar?
De Voorzitter is van oordeel, dat het onderwerp, dat
heden aan de orde is, niet betreft eene vernieuwing der voor
waarden verbonden aan het recht van opstal; er bestaat geen
gelegenheidhierin andere clausules op te nemen. Bovendien
wordt z.i. de beteekenis van art. 5 van het contract niet juist
door den heer Haverschmidt opgevat. Dit artikel bepaalt o. a.,
Bdat de omheining in de stadsgracht steeds zoodanig zal moe
ten zijndat de afstrooming van het water daardoor niet
worde belemmerd." Dit heeft dus betrekking op de afstroo
ming op het boezemwater.
De heer Beekhuis vermeent, dat de voorstelling, die de
voorzitter van de zaak geeftwat het allerlaatste punt betreft
minder juist is. Er is in het contract sprake van een recht
van opstal op den vasten wal en van eene opzegbare vergun
ning om van een gedeelte van de stadsgracht voor deze in
richting gebruik te maken. Nu zal de raad z.i. dus wel bij over
dracht dezer vergunning hieraan nieuwe voorwaarden kunnen
verbinden.
De Voorzitter herhaalt dat het verzoek van adressant
alleen betreft goedkeuring van de overdracht der inrichting aan
een ander, op de thans bestaande voorwaarden.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het
voorstel van burgemeester en wethouders zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tol onderhand-
sche verhuring van het perceel land, het „Hinneland" genaamd.
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten,
vocrbehoudens goodkeuring van Gedeputeerde Staten het per
ceel gardeniersland „het Hinneland" genaamd, ten kadaster
bekend gemeente Leeuwarden in sectie F no. 902, ter grootte
van 1 Hectare, 49 are, onderhands voor den tijd van vijf jaren,
in te gaan den 5 Maait 1897, te verhuren aan Jille Nieuwen-
huis, gardenier alhier, voor een huurprijs van ƒ129 per jaar,
en verder op de bestaande voorwaarden, met weglating van de
bepaling in art. 4 omtrent ophooging van het verhuurde met
leikaarde.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van een rooilijn aan de Lindebuurt.
Burgemeester en wethouders deelen mede, dat eerstdaags in
publieke veiling zal worden verkocht een stuk tuingrond, gele
gen aan Oldegalileën en de Lindebuurt.
Daar deze grond als bouwterrein wordt verkochtachten zij
het wenschelijk voor de bebouwing aan de zuidzijde van dit
terrein een rooilijn aan te wijzen die op de situatieteekening
is aangegeven.
De rooilijn langs de oostzijde van dit terrein, die met blauwe
kleur op de teekening is aangegevenis bij contract van 4 Mei
1880 tusschen het gemeentebestuur en den eigenaar, den heer
H. ter Horst, vastgesteld op 13.80 M. afstand van de tegenover
gelegen huizen op Oldegalileën.
Burgemeester en wethouders stellen nu voor, te besluiten
als zuidelijke rooilijn voor de eventueele bebouwing van het
als bouwterrein te verkoopen gedeelte van het perceel kada
straal bekend gemeente Leeuwarden in sectie F no. 1855 vast
te stellen de op de situatieteekening aangebrachte roode lyn
op tien meter evenwijdigen afstand van de voorgevels der hui
zen, staande aan de zuidzijde van de Lindebuurt.
De heer d0 la Faill0 wijst op eene onjuistheid in de prae*
misse tot dit voorstel, waar gesproken wordt van de rooilijn
langs de oostzijde van dit terrein. Het moet zijn langs de west
zijde.
De Voorzitter erkent de juistheid van de opmerking van
den heer de la Faille. Ze is echter van geen invloed op de
conclusie van het voorstel en geldt uitsluitend de toelichting.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek tot het verleen ?n van eene bijdrage in dt
kosten der voorbereiding van den aanleg van een spoorweg
van Leeuwarden naar Oostmahorn.
De heeren Mr. F. Witteveen J. J. Gannegieter, F. E. Botma
en IJ. Oosterlo, uitmakende de commissie van voorbereiding
van den aanleg van een spoorweg van Leeuwarden door de ge
meenten Leeuwarderadeel FerwerderadeelWest- en Oost-
dongeradeel naar Oostmahorn hebben verzocht om
ter bestrijding van de kosten dier voorloopige werkzaamheden
eene bijdrage van ten hoogste 600 uit de gemeentekas te
willen toezeggen.
Deze werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk in het doen van
nauwkeurige opnemingen op het terrein en het opmaken van
eene genoegzaam volledige berekening der kosten van aanleg
en exploitatie.
De gezamenlijke kosten hiervan worden geraamd op ten hoogj
ste 3000zoodat door eene bijdrage van 600 van elk derl
vijf betrokken gemeenten de kosten van voorbereiding zullen I
kunnen worden bestreden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 13 October 1896.
107
Burgemeester en wethouders achten den aanleg van den ge-
projecteerden spoorweg in het belang der gemeente en meenen,
dat er derhalve termen heslaan den geviaagden steun te ver-
leenen.
Het gemeentebestuur dient zich echter hierdoor niet te bin
den ten aanzien van later in te komen aanvragen om concessie
voor den aanleg van tram- of spoorwegen naar die streken.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten
aan de commissie van voorbereiding van den aanleg van een
spoorweg van Leeuwarden door Leeuwarderadeel enz. naar
Oostmahorn voor de door haar te maken kosten verbonden
aan de voorloopige werkzaamheden een crediet te verleenen
van ten hoogste ƒ600, voor zoodanig bedrag uit te betalen,
als later bij de overlegging van eene rekening en verantwoor
ding van de gemaakte onkosten zal blijken het vijfde gedeelte
daarvan te bedragen met bepalingdat het gemeentebe
stuur zich uitdrukkelijk de volledige vrijheid voorbehoudtom
tijdens de voorbereidende werkzaamheden en ook na afloop
daarvan aan derden die zich mochten aanmeldenconcessie
te verleenen voor den aanleg en de exploitatie van tram- of
spoorwegen langs gronden of wegen dezer gemeente naar
Stiens enz.
De Voorzitter deelt mede, dat hij heden per telegraaf
van zijn ambtgenoot van Ferwerderadeel bericht heeft ontvan
gen dat de raad dier gemeente besloten heeftvoor dit doel
eene subsidie van 600 te verleenen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
10. Voorstel van burgemiester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van plekken grond aan de Wissesstraat en
Achter de Witte Hand.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten, op nader
door burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden
onderhands, uitsluitend voor het bergen van ledige karren, in
huur af te staan lot den 12 Mei 1902:
aan A. M. Turksma de op de situatieteekening met blauwe
kleur aangeduide plek grond Achter de Witte Hand, deel uit
makende van het kadastrale perceel sectie G no. 1242, tegen
eene huursom berekend naar 3 per jaar;
b. aan G. Pakker de op de teekening met blauwe arceering
aangeduide plek grond Achter de Witte Hand, gelegen ten oos
ten van die sub a bedoeld, tegen eene huursom berekend naar
1,50 per jaar
c. aan A. Prins de op de teekening met roode kleur aan
geduide plek grond Achter de Witte Hand, gelegen naast het
sub b bedoeld terrein tegen eene huursom berekend naar ƒ2,50
per jaar.
De huur van de plekken grond sub a, b en c zal worden
gerekend te zijn ingegaan den I October 1896.
d. aan H. van IJs, de met roode arceering op de teekening
angeduide plek grond gelegen naast en ten oosten van het
erceel Wissesstraat no. 25 voor eene huursom berekend naar
2,50 per jaar, welke huur zal worden gerekend te zijn inge-
aan den 15 September 1896.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende
ftanschaffing en verkrijgbaarstelling van muntgasmeters.
(Zie bijlage no. 25 tot het verslag van 's raads handelingen).
De Voorzitter deelt mede, dat de 'neer Duparc hem eene
ota heeft gegeven, houdende enkele veranderingen in de con-
llusiedaar deze slechts de interpunctie en de redactie be-
Ireffen, stelt spr. voor, het voorstel aan te nemen, en aan bur
gemeester en wethouders over te laten de redactie nader te
wijzigen met inachtnemingvan de opmerkingenvan den heer Duparc.
I Dienovereenkomstig wordt besloten
I 1°. Te bepalen
I a. datmet afwijking in zooverre van de voorwaarden en
bepalingen omtrent het leveren van gas door de gemeente
lijke gasfabriek, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 April 1893,
aan particulieren ook gas kan worden geleverd door plaatsing
van muntgasmeters doch alleen voor woningen, waarvan de
weekhuur niet hooger is dan ƒ3.— (jaarhuur herleid tot week-
j huur door deeling met 50), tegen den prijs van één cent per
stère hooger, dan is bepaald voor het leveren van gas op de
gewone wijze
b. dat de muntgasmeters, de leiding, een lamp een wand-
arm en komfoor kosteloos geplaatst en ten gebruike afgestaan
zullen worden; meer toestellen te leveren tegen den prijs
door burgemeester en wethouders te bepalen.
2<>. Burgemeester en wethouders te machtigen, tot uitvoe
ring van het sub 1® bepaalde de verder noodige voorwaarden
en bepalingen omtrent het gebruik van muntgasmeters vast te
stellen en tot het aanschaffen van de noodige muntgasmeters
en toestellen, met uitnoodiging, om te zijner tijd de vereischte
linantiëele voorstellen te doen.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot w jziging
ran de verordening, houdende bepalingen omtrent het ter leen
verstrekken van gelden aan de stads batik van leening en tot
vaststelling van de wegens die verstrekte gelden te vergoeden rente.
(Zie bijlage no. 24 tot het verslag van 's raads handelingen)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
I. Behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten van
Friesland, art. 5 der verordening, houdende bepalingen om-
1 trent het ter leen verstrekken van gelden aan de Stads
Bank van Leening, vastgesteld den 12 Juli 1887, te roieeren
zulks met ingang van 1 Januari 1897
II. Te bepalen, dat van 1 Januari 1897 af de Bank van Lee
ning voor de aan haar door de gemeente verstrekte gelden
eene rente zal vergoeden van drie viertiende percent in het jaar.
V. De heer Dijkstra vraagt en bekomt verlof van de verga
dering ter bespreking van eene zaak buiten de orde van den
dag. Hij moet mededeelen dat in het verslag van de raads
zitting op den 8 September j. 1. eene onjuistheid is geslopen.
Hierin staat vermelddat het voorstel van burgemeester en
wethouders tot verhooging der jaarwedde van den directeur der
gemeentewerken met 400 zonder hoofdelijke stemming is aan
genomen doch dat de heer Dijkstra zich tegen verklaarde.
Dit is niet juistwel heeft spr. het amendement van den heer
Bekhuis om de verhooging der jaarwedde op 200 te stellen
ondersteund maar nadat dit verworpen wasis spr. medege-
gaan met het voorstel van den voorzitterom de conclusie van
burgemeester en wethouders zonder hoofdelijke stemming on
veranderd aan te nemen. Spr. meent, dat het de heer Oos-
terhoff was die zich daartegen verklaarde.
De Voorzitter heeft vooraf een onderzoek kunnen instel
len daar de heer Dijkstra hem op zijne heden te doene me-
dedeeling heeft voorbereid. Het is gebleken, dat in de notulen
van de vergadering van 8 September j. 1. de behandeling der
zaak juist is weergegeven. Door deze bespreking zal in het
verslag van de heden gehouden vergadering dus de fout kun
nen worden hersteld.
VI. Aan de orde is de behandeling van een advies der re
clame-commissie omtrent bezwaarschriften in beroep tegen
aanslagen in den hoofdelijken omslag.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering gesloten.
VEEBETERING.
In het verslag van de vergadering van 8 September 1896,
pag. 100, 2e kolom, regel 5 van onderen, staat „de heer Dijk
stra" moet worden gelezende heer Oosterhoff.