Vergadering van Dinsdag 27 October 1896.
I 7. een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
lliandsche verhuring van eene strook grond bij de Schoolstraat.
I 8. alsboven tot onderhandsche verhuring van de herberg
|„de Bleek" met bijbehoorende weilanden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 189G.
109
Tegenwoordig 22 leden.
Afwezig de heer J. Theunisse.
Voorzitter: de heer Mr. J. S. baron van H&rinxma thoe Sloo-
ten burgemeester.
I. De notulen van de vorige op Dinsdag 13 October j. 1.
gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1eene missive van A. Swart, houdende dankbetuiging voor
zijne benoeming tot onderwijzer aan school no. 7.
2. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de raads
besluiten
0. tot verhuring van het perceel land „het Hinneland" ge
naamd.
b. tot verhuring van plekken grond Achter de Witte Hand
en aan de Wissesstraat.
c. betreffende overdracht van de zwem- en badinrichting.
d. tol wijziging van de verordeninghoudende bepalingen
umtrent het ter leen verstrekken van gelden aan de Stads Bank
van Leening.
3. het proces-verbaal van de opneming der kas van den
gemeente-ontvanger op 26 October j. 1.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. aanbevelingen voor de benoeming van twee leden der
I commissie van toezicht op het L. O.
2. eene aanbeveling voor de benoeming van een lid der
I commissie van administratie der Stads Bank van Leening.
I 3. eene voordracht voor de benoeming van een onderwijzer
I met acte Fransch aan gemeenteschool no. 4.
4. alsboven voor de benoeming van eene onderwijzeres aan
I school no. 7.
5. alsboven voor eene onderwijzeres aan school no. 11.
I 6. aanbevelingen voor de benoeming van eene voogdes en
leen voogd van het Nieuwe Stadsweeshuis.
9. het rapport der commissie omtrent het onderzoek der
Ibegrooting van het Nieuwe Stadsweeshuis.
I 10. een rapport der reclame-commissie omtrent bezwaar
schriften in beroep tegen aanslagen in den H. O.
I De stukken sub 1 tot en met 10 worden voor de leden ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
11. eene voordracht voor de benoeming van twee voogden
der stadsarmenkamer.
12. een voorstel van burgemeester en wethouders tot over
dracht van eene strook grond aan de Nieuweburen.
13. alsboven tot het verleenen van een crediet voor het
doen herstellen van de wallen en eene walbeschoeiing van den
Harlingertrekweg onder Dronrijp.
Wordt besloten de stukken sub 11 12 en 13 die voor de
leden ter visie hebben gelegen, heden te behandelen.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Ontwerp-gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1896.
(zie bijlagen nos. 23, 26 en 27 tot het verslag van 's raads
handelingen.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer QljlkOXHa heeft bij het lezen van de memorie
van antwoord van burgemeester en weihouders den indruk
gekregen dat zij de rapporteurs er een kleine grief van ma
ken dat zij in hun verslag geen melding maken van de ant
woorden die de voorzitters der sectiën gegeven hebben op in
de vergadering tot hen gerichte vragen. Spr. deelt mede, dat
dit niet het gevolg is van verzuim of nalatigheid maar dat
dit is geschied met een zeker doel. Indien de antwoorden der
voorzitters op de in de sectiën gestelde vragen in het verslag
waren opgenomenzouden burgemeester en wethouders als
college ontheven zijn van de beantwoording in hunne memorie.
Rapporteurs meenden de beantwoording door het college zelf
te mogen uitlokken hebben zij dat verkeerd ingezien dan
zullen eventueel rapporteurs over de begrootingen voor vol
gende jaren zeker niet nalatenden gewonen weg weder te
volgen.
In de tweede plaats hebben burgemeester en wethouders in
hunne memorie uiteengezet, wat in 1895 is geschied naar aan
leiding van de gemeentebegrooting van 1896. Burgemeester
en wethouders halen uit het verslag van rapporteurs over die
begrooting het volgende aan: „In de 1 e sectie werd door eenige
leden zeer gewaardeerd, dat de begrooting blijkbaar werd
samengesteld met het ernstig streven naar bezuiniging."
Burgemeester en wethouders hebben blijkbaar de opmerking
van rapporteurs over deze begrooting niet goed begrepen. Zij
zeggen, dat een lid der le sectie aanvoerde „dat, waar hij
een vorig jaar een woord van lof heeft gesproken over de
uitstekende wijzewaarop He begrooting sloot, hij dien lof aan
deze begrooting moest onthouden" enz.
Het is dus geheel iets anders: de eene opmerking betrof het
sluitende maken der begrootingde andere het betrachten der
zuinigheid.
Rapporteurs hebben dan ook niet de begrooting van 1896 op
het oog maar er is sprake van een vorig jaar.
Verder bespreken burgemeester en wethouders in hunne me
morie den post voor verkoop van bouwterreinen, naar aanlei
ding van de bezwaren hiertegen in de le sectie aangevoerd.
Zij zeggen „Ofschoon de princïpieele bezwaren niet nader in
het verslag worden aangeduid, tenzij die zijn vervat in de uit
drukking „opeten van het kapitaal, meenen wij" enz. Spr.
erkent, dat de principieeele bezwaren niet nader in het verslag
zijn ontwikkeld, omdat die niet in bedoelde sectie zijn gedetail
leerd geworden, althans de rapporteur dier sectie heeft dit niet
medegedeeld. Hij vertrouwt, dat deze zoo noodig die bezwaren
nader zal willen uiteenzetten.
De heer Beucker Andrea© zegt, dat hij het lid der le sec
tie was, die volgens het verslag van rapporteurs de opmerking
maakte, dat deze begrooting in vergelijking met eene vorige
begrooting iets te denken geefteenige teleurstelling wekt.
Indien men de cijfers goed nagaat, dan blijkt, dat strikt geno
men de begrooting niet zoo is ingericht, dat de gewone uitga
ven door gewone inkomsten zullen worden gedekt. Op be
grootingen van vorige dienstjaren kwam dit ook wel voor, maar
dit bezwaar komt nu te meer op den voorgrond, naar aanlei
ding van den post voor verkoop van bouwterreinen. Hij heeft
in zijne sectie er bij gevoegd en hiermede stemde de meer
derheid zijner medeleden in dat deze begrooting een treu
rig denkbeeld geeft van den financieelen toestand der gemeente.
De wethouder van financiën heeft in die sectie getrachtde
bezwaren te weerleggen. Burgemeester en wethouders zijn
volgens hem van oordeel dat de posttot een bedrag van
ƒ20000 in ontvang aangebracht, niet zal tegenvallen; indien
die goede verwachting, dat in 1897 ongeveer dit bedrag zal
worden ontvangen verwezenlijkt wordtdan vervalt spr.'s
bezwaar en kan worden erkend, dat de begrooting goed en
juist is opgemaakt.
Maar de kwestie zit juist in die verwachting spr. is over
het algemeen vrij optimistisch, maar toch niet in die mate, als
burgemeester en wethouders op dit punt schijnen te zijn. Het
laat zich denken, dat, als dit bedrag werkelijk niet wordt ont-