122
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 November 1S%.
krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht van
die werken, of van de goederen waarop de verplichting tot
onderhoud er van als van ouds rust.
De leggers vermelden
o. de soort, de benaming en de nauwkeurige omschrijving
van de werken
b. de kadastrale aanduiding en ten lamstelling van de per-
ceelen, op welke de verplichting tot onderhoud rust
c. het aandeel, door ieder dier perceelen in den onder-
houdslast te dragen
d. de namen van hendie volgens dit artikel onderhoud-
plichtig zijn.
Art. 3.
Ieder legger wordt door burgemeester en wethouders op
gemaakt en daarna gedurende dertig dagen voor een ieder
ter inzage op de secretarie der gemeente nedergelegd.
Van die nederlegging geschiedt ten minste drie dagen te
voren openbare kennisgeving
a. door aanplakking van eene bekendmaking op de daar
voor bestemde plaatsen binnen de gemeente
b. door plaatsing van die bekendmaking in de Leeuwarder
Courant.
Aan de belanghebbenden wordtvoor zoover mogelijk
schriftelijk mededeeling van die nederlegging gedaan.
Art. 4.
Zoolang de legger ter inzage ligt en acht dagen daarna is
een ieder bevoegdmondeling of schriftelijk bezwaren daar
tegen bij burgemeester en wethouders in te brengen.
In de in het vorig artikel bedoelde kennisgeving wordt her
innerd aan die bevoegdheid, met vermelding van tijd en plaats
waarop burgemeester en wethouders zitting zullen houden tot
het aanhooren van de mondeling in te brengen bezwaren.
Art. 5.
Van de mondeling ingebrachte bezwaren wordt proces-ver
baal opgemaaktdat door hendie de bezwaren hebben in
gebracht, mede wordt onderteekend.
Van de schriftelijk ingediende bezwaren wordt door den se
cretaris bewijs van ontvang afgegeven.
Art. 6.
Burgemeester en wethouders zenden binnen veertien dagen
na hunne in art. 4 bedoelde zitting den ontworpen legger met
de bij hen ingekomen bezwaarschriften en het proces verbaal,
in het vorig artikel bedoeld aan den gemeenteraad en voegen
bij die stukken een verslagwaarin zij hun gevoelen over de
ingebrachte bezwaren mededeelen.
Een afschrift van dat verslag wordt op de secretarie ter
inzage voor een ieder nedergelegd.
Van de inzending en nederlegging van het verslag geschiedt
terstond daarna openbare kennisgeving op de wijze, omschre
ven in art. 3, en bovendien schriftelijke kennisgeving aan hen,
die bezwaren tegen den legger hebben ingebracht.
Een afschrift of uittreksel van het verslag van burgemeester
en wethouders wordt tegen betaling van de kosten verstrekt
aan ieder, die dit verlangt.
Art. 7. I
Binnen veertien dagen na de kennisgeving, in het voorgaande
artikel vermeldkunnen bij den gemeenteraad bezwaren tegen
den legger en de daarbij overgelegde stukken worden ingebracht.
Art. 8.
De raad onderzoekt de ingebrachte bezwaren en stelt vervol
gens den legger, na daarin de noodzakelijk geoordeelde veran
deringen te hebben aangebrachtvoorloopig vast bij een met
redenen omkleed besluitdat binnen acht dagen daarna aan
hendie bezwaren hebben ingebrachtwordt medegedeeld.
Door den raad kunnen ook ambtshalve veranderingen in den
legger worden gemaakt.
Art. 9.
I Binnen acht dagen na de voorloopige vaststelling in het
vorig artikel vermeldwordt de legger gedurende veertien da
gen ter inzage van een ieder op de secretarie nedergelegd en
daarna aan Gedeputeerde Staten gezonden.
De legger vermeldt de dagteekening van de opmaking en van
de voorloopige vaststelling de termijnen gedurende welke hij
ter inzage heeft gelegenen de dagenwaarop daarvan ken
nisgeving is gedaan.
Art. lü.
Van de voorloopige vaststelling en van de inzending aan Ge
deputeerde Staten zoomede van het ter inzage liggen in het
vorige artikel bedoeld geschiedt kennisgeving op de wijze, in
art. 3 omschrevenen onder mededeeling van de bepaling
opgenomen in het volgende artikel.
Art. 11.
j Binnen drie weken na de in het vorige artikel bedoelde ken-
nisgeving kunnen bij de Gedeputeerde Staten bezwaarschriften
tegen den legger worden ingediend.
Art. 12.
De legger wordt door Gedeputeerde Staten na onderzoek van
de bezwaarschriften en naar de hierop gevolgde beslissingen
definitief vastgesteld en ten blijke hiervan gewaarmerkt.
Gedeputeerde Staten geven aan het gemeentebestuur kennis
van de definitieve vaststelling van den legger en van de daarin
door hennaar aanleiding van de ingekomen bezwaarschriften,
aangebrachte veranderingen of aanvullingen.
Op verlangen van Gedeputeerde Staten geschiedt gelijke ken
nisgeving door tusschenkomst van het gemeentebestuuraan
hendie bij Gedeputeerde Staten bezwaarschriften hebben in
gediend.
Art. 13.
Binnen veertien dagen na de terugontvangst van den door
Gedeputeerde Staten definitief vastgestelden legger wordt hij
door burgemeester en wethouders afgekondigd bij openbare
kennisgeving op de wijzein art. 3 omschreven.
Art. 14.
De legger treedt in werking acht dagen na zijne afkondiging.
Art. 15.
Een ieder is bevoegdter secretarie inzage te nemen van
den legger en afschriften of uittreksels daarvan op zijne kosten
te vorderen.
Art. 16.
De vastgestelde legger wordt telkensna verloop van vijf
jaren door burgemeester en wethoudersmet inachtneming
van de bepalingen, vervat in artt. 2 15, aan eene herziening
onderworpen.
Art. 17.
Bij overgang van den eigendom van of van een zakelijk recht
op onderhoudplichtige perceelen of ingeval van het vestigen
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 November 1890.
123
van zoodanig rechtwordt door burgemeester en wethouders
ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden met inacht
neming der bepalingen van artt. 2 15, de vereischte wijzi
ging van den legger bevorderd.
Art. 18.
De eigenaar van een sloot of van eenig ander waterniet
vallende in de toepassing van art. 1 of van een gebouw of
erf, waarlangs eene wande loopt, die, na eene schriftelijke
aanmaning van burgemeester en wethouders te hebben beko
men tot het ten hun genoegen schoonmaken of doen schoonma
ken van die slootdat water of die wande voor zoover zijn
eigendom strektdaaraan niet binnen den bij die aanmaning
bepaalden tijd voldoetwordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijftien gulden.
Ait. 19.
Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden wordt gestraft
hij die hetzij hij al of niet met het onderhoud van het be
trokken werk is belastplaveien of kunstbedden van de open
bare straat geheel of gedeeltelijk wegneemt of schendt, al ware
het ook door het wegbreken of wegnemen van enkele steenen,
of steigerwerken op de openbare straat plaatsttenzij het een
of ander geschiede met vergunning van burgemeester en wet
houders en met opvolging van de door of namens dezen aan
de vergunning te verbinden voorwaarden.
Art. 20.
Met geldboete van ten hoogste vijf gulden wordt gestraft
lo. hij die bij het reinigen van de openbare straathet
plaveisel daarvan op eenige v» yzezelfs door het wegspoelen
van het zand of andere zelfstandigheden tot verbinding van
het plaveisel dienendebeschadigt
2#. hij die nieuw gevloerde straten gedurende de eerste
vier weken nadat het vloeren heeft plaats gehad schrobt.
Art. 21.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1°. hij die van de met klinkertsleenen bevloerde openbare
straat of gedeelten daarvan gebruik maakt met paarden of met
voer- of rijtuigen met één of meer paarden bespannen, tenzij:
a. ingeval van dringende noodzakelijkheid bij het uitwijken
voor anderen, of het naderen tot een bepaald erf, waarheen
dat rij- of voertuig is bestemd
b. indien de straat over hare geheele breedte of in het
midden met klinkertsteenen is bevloerd
2®. hijdie met paardenezelsrunderen of eenig ander
vee, of met rij- of voertuigen, van twee of meer wielen voor
zien uitgezonderd kinderwagens waarin zich kinderen bevin
den met de hand voortbewogen of door bokken getrokken
gebruik maakt van eenige andere door burgemeester en wet
houders uitsluitend voor voetgangers aangewezen openbare straat.
Art. 22.
Hijdie een hand- of kruiwagen over een trottoir, een met
klinkertsteenen bestraat langs de huizen loopend voetpad of
eene door burgemeester en wethouders uitsluitend voor voet
gangers aangewezen brug voertdaarover een vat roltof
daarop met een wieier rijdttenzij in geval van dringende
noodzakelijkheid tot het naderen van een bepaald erf, wordt
gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 23.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1°. hijdie over eene beweegbare brug anders dan stap
voets rijdt
2®. hijdie paardenezelsrunderen of eenig ander vee
drijft of met een voertuig komt op eene beweegbare brug, na
dat zij losgemaakt of vóórdat zij geheel vastgezet is
3®. hij, die eene beweegbare brug opent of pogingen daartoe
doet.
Deze laatste bepaling geldt niet voor de brugwachters of den
hunnentwege met de bewaking der brug belasten persoon.
Art. 24.
Hijdie zich bevindt of begeeft op eene beweegbare brug
nadat zij losgemaakt en vóórdat zij geheel vastgezet is wordt
gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 25.
Hijdie o er grasperken van openbare plantsoenen en wan
delwegen of over kantzoden of bermen van openbare wegen
voet- of bijpaden maakt daarover gaatrijdtof paarden
ezelsrunderen of eenig ander vee daarop leidtdrijft of laat
loopen wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gul
den.
Art. 26.
Hij die paardenezelsrunderen of eenig ander vee langs
openbare beplantingen of wegen laat grazen wordt gestraft
met geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 27.
Hij die hoenders eenden of ander pluimgedierte laat lo9
loopen op de openbare straatwordt gestraft met geld
boete van ten hoogste vijf gulden.
Deze bepaling geldt niet voor hemdie van burgemeester
en wethouders vergunning heeft bekomen tot het drijven van
ganzen of kalkoenen om ze door of in de gemeente te ver
voeren.
Art. 28.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1®. hij, die boomen heesters of andere gewassen, die op
de openbare straat staan snoeit of laat snoeienzonder daar
toe gerechtigd te zijn
2®. hijdie op de openbare straat in een boom klimt, een
bloemperk leuningpaal of rasterwerk behoorende tot het
openbaar plantsoen, beschadigt, aldaar zoden af- of uitsteekt,
of in den grond graaftzonder daartoe gerechtigd te zijn.
Art. 29.
Hijdie tegen op de openbare straat staande boomen of
lantaarnpalen of tegen leuningen van bruggen karpetten loo-
pers of matten uitklopt, wordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijf gulden.
Art. 30.
Hij die touwen kettingen of metaaldraden vastmaakt of
vastheeft aan op de openbare straat staande boomen, lantaarn
palen palen van beschoeiingen stekken of palen aan in de
walmuren bevestigde haalkommen of aan leuningen van brug
genwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 31.
Hij die met haken of kloeten steekt in op de openbare straat
staande boomen bruggen pijpenstekken palen leuningen
of in het metselwerk van bruggen pijpen of wallen wordt
gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 32.
Hijdie ankerspuntijzers of dreggen in de openbare straat