I Spr. beroept zich ten dezen aanzien op de acte var. 1662, I waarbij Leeuwarden eigenares van den trekweg is geworden I maar waarin geen sprake is van deze walbeschoeiïng. Zeven - I tig jaar later, dus in 1732, is er sprake van herstelling van I eene walbeschoeiïng aldaar in den trekweg, doch waarbij men I niet denkt aan een houten. 128 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdog 10 November 1896. Art. 93. Hij, die deelneemt aan een' optocht, tot het houden waar van door den burgemeester geene vergunning is verleend, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden. Art. 94. Hij diein strijd met een verbod van den commissaris of van een' beambte van politie, op de openbare straat een'volks oploop doet ontstaan of voortduren wordt gestraft met geld boete van ten hoogste vijftien gulden. Art. 95. Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft 1°. hij, die op of aan de openbare straat zich ophoudt of gedraagt zóódat hij een ander belemmert of lastig is en hieruit verstoring van de openbare orde of van de nachtrust der omwonenden zou kunnen voortkomen 2®. hij die in een geval, als sub 1® bedoeld, niet op de eerste vordering van den commissaris of een' beambte van politie zich aanstonds verwijdert en van daar verwijderd houdt. Art. 96. Hij, die door of tusschen de gelederen van marcheerende schutters of militairen loopt of rijdtzoodat de orde van den troep daardoor kan worden verstoord, wordt gestraft met geld boete van ten hoogste tien gulden. Art. 97. Hijdie bij aankomst of vertrek van eenig openbaar middel van vervoer zijne diensten aanbiedtom voor iemand goederen of voorwerpen te dragen of te vervoeren daarbij deze tegen den wil van den houder of rechthebbende aanraakt en in het algemeen zijne diensten op onbescheidene of hinderlijke wijze opdringt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden. Art. 98. Hij, die, in strijd met een door den commissaris of een' be ambte van politie op verzoek van een' ingezetene gedaan ver bod aan de woning van dezen aanbelt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden. Art. 99. Onder de uitdrukking straat of openbare straat zijn in deze verordening begrepen alle voor ieder toegankelijke straten bruggen, grachten, slooten, trottoirs, goten, stegen, pleinen, wal len, wegen, wandelplaatsen, plantsoenen, open plaatsen of slop pen binnen de gemeente. Art. 100. Onder de uitdrukking „bebouwde kom" wordt voor de toe passing dezer verordening verstaan elke verzameling van drie of meer woonhuizen die aan of op een' afstand van minder dan 50 meter van elkander zijn gelegen. Art. 101. In bijzondere gevallen kan door burgemeester en wethouders vrijstelling worden verleend van de bepalingen van de artt. 21 sub 2®, 34, 41, 47, 49, 54 sub 1® en 2®, 59, 60, 61, 66, 67, 72 en 75 sub 1®. De vrijstelling wordt binnen de grenzen der verordening ver leend voor een bepaalden tijd en onder zoodanige voorwaarden en bepalingenals noodzakelijk worden geacht. Art. 102. De zorg voor de naleving van deze verordening wordt opge dragen aan de beambten van politie. Behalve aan dezen wordt opgedragen de zorg voor de naleving der bepalingen van de artt. 1, 18, 19, 56, 58, 59, 60, 61, 63, 64 en 65 aan den direc teur den hoofdopzichter en de opzichters der gemeentewerken; 23, 24 en 82 aan het slotaan de brugwachters 26, 28 en 57 aan den opzichter der plantsoenen 33, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 42, 43, 44, 46, 47, 48, 49, 51, 53, 54, 55 en 56 aan den directeur en de opzichters der stads reiniging. Art. 103. Met het inwerkingtreden dezer verordening is vervallen de verordeninghoudende algemeene bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden vastgesteld bij raadsbesluit van 8 Januari 1895 (Gemeenteblad van 1895 no. 5), gewijzigd bjj raadsbesluiten van 24 December 1895 (Gemeenteblad van 1896 no. 2), van 31 Maart 1896 (Gemeentebladen van 1896 no. 7 en no. 10) en van 7 Juli 1896 (Gemeenteblad van 1896 no. 13.) 12. Voortzetting der behandeling van het voorstel van bur gemeester en wethouders tot het verleenen van een crediet voor de herstelling van wallen en eene walbeschoeiïng aan den Har- lingertrekweg onder Dronrijp. In de vergadering van den 27 October j.l. is het nemen van eene beslissing op dit voorstel verdaagd tot heden. Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten aan burgemeester en wethouders een crediet te verleenen voor het doen van de noodige herstellingen aan de wallen en walbeschoeiïng van den Harlingertrekweg onder Dronrijp ten hoogste tot een bedrag van ƒ2000. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck deelt mede, dat de raadpleging der stukken, die door burgemeester en wethouders na de ver gadering van den 27 October j.l. bij het onderwerpelijk voor stel zijn ter visie gelegd hem de overtuiging heeft gegeven dat de gemeente feitelijk, althans sedert 1793, op dezelfde plaats als thans te Dronrijp een houten walbeschoeiïng heeft gehad en onderhouden. Herhaaldelijk is herstelling van deze walbe schoeiïng aanbesteed o.a. in 1838, toen eene belangrijke ver nieuwing heeft plaats gehad wegens de slatting van de Har- lingervaartde beschoeiing moest toen tevens achteruit gezet worden omdat de vaart daar ter plaatse verbreed werd. Dit werk is uitgevoerd met eene subsidie van de Provincie voor de helft der kosten. Met het oog hierop en omdat dit voorwerp als houten wal beschoeiïng voorkomt op den legger van waterstaatswerken als deel van den Harlingertrekweg en daarin voorkomende werken, voorzoover die in de gemeente Menaldumadeel zijn gelegen kan spr. niet met het voorstel van burgemeester en wethou ders medegaan en stelt hij voor: burgemeester en wethouders te machtigen, de walbeschoeiïng te Dronrijp aan den trekweg voor rekening van de gemeente Leeuwarden te doen herstellen en hun college uit tc noodigen ten aanzien van de kosten de vereischte financieele voorstellen den raad aan te bieden. Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt een punt van behandeling uit. De heer Meijer heeft van den heer van Sloterdijck twee motieven voor zijn amendement hooren aanvoeren. Het eerste motief was, dat deze gemeente sedert 1793 on derscheidene malen deze walbeschoeiïng heeft doen herstellen en die herstellingen heeft aanbesteed. Spr. geeft dit volkomen Verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, van Dinsdag 10 November 1896. 129 I t0C; maar hij ziet niet in, dat uit die reeks feiten de conclusie I volgt, dat de gemeente ten allen tijde gehouden isde houten walbeschoeiïng in stand te houden. De herstelling toch van den 252 meter langen wal is aan- I besteed voor 60 de materialen bestonden uit turf en groen I I riet. Nu bestaat ter plaatse wel een houten walbeschoeiïng, die I misschien indertijd is aangelegd om het belang van een aan- legplaats voor de trekschepen, maar hieruit volgt niet de ver plichting voor de gemeente om vol te houden, wat zij onver plicht heeft gedaan. De eerste grond van den lieer van Sloterdijck is dus niet afdoende. I De tweede grond is de totstandkoming van den legger van I onderhoudplichtigen van den trekweg in de gemeente Menaldu- I madeel. Spr. zal zich in deze vergadering niet begeven in een I debat over „onderhoudsplicht als van ouds", noch over de I jurisprudentie van den Hoogen Raad op dit stuk, omdat de I beide bekende laatste arresten zoo ingewikkeld zijn dat zelfs I meerdere juristen getoond hebben die niet volkomen te be- I grijpen. Alleen wil hij als zijn persoonlijk gevoelen mededeelen dal bedoelde legger, al steunt hij ook op het onderhoud „als van I ouds" en al vindt men in de omschrijving daarvan melding ge- I maakt van een houten walbeschoeiïng, de gemeente niet ver- I plicht, om dit werk in stand te houden juist zooals het reeds j I een eeuw in wezen is en dat men volstaan kan met het doen I aanbrengen van een glooiwal op houten voet. Deze vrijheid heeft de gemeente altijd gehad en zij bestaat nognoch door de vrijwillige daden der gemeente noch door den legger kan wijze waarop aan burgemeester en wethouders overlaten. Er zijn twee manieren waarop verbetering kan worden aange bracht: öf door herstelling op de meest onhoudbare plaatsen öf door geheele vernieuwing van de walbeschoeiïng. Spr. zou liefst het eerste zien. Eene radicale verbetering zal veel kos ten en uitsluitend zijn in het belang van het dorp Dronrijp. Lmat men nu de ergste plaatsen wat opknappen; later zullen zich misschien omstandigheden voordoendie tot eene minnelijke schikking met het gemeentebestuur van Menaldumadeel omtrent het onderhoud van deze walbeschoeiïng kunnen leiden. Spr. zal dus gaarne zien dat burgemeester en wethouders bij aanneming van het amendement van den heer van Sloter dijck, de opdracht in zooverre zullen aanvaarden dat zij zich tot het strikt noodzakelijke zullen bepalen. De heer TrOölstra doet opmerken, dat, voorzoover hij met den toestand bekend is deze zóó is, dat met een opknappen en met herstellingen hier en daar, zooals de heer Bekhuis wil, j men niet meer zal kunnen volstaan. Spr. doet deze opmerking, opdat het later den raad niet zal af vallen, wanneer de noodzakelijke uitgaaf voor afdoende herstel lingen niet onbelangrijk zal blijken te zijn. De heer Bekhui8 deelt nog mede, dat hij ter plaatse een onderzoek heeft ingesteld en hem daarbij is gebleken, dat het onderhoud geheel is verwaarloosd. Men kan zooals hij reeds zeide, voorloopig in liet ergste voorzien of eene radicale verbe tering aanbrengen. Dit laatste zou hij liever willen uitstellen. Hij blijft bij zijnen wensch dat burgemeester en wethoudeis zich zullen bepalen lot het doen aanbrengen van herstellingen op de zwakste plaatsen. I de omvang van den onderhoudsplicht worden uitgebreid, zal op dezen grond met Sloterdijck niet meegaan. I r..«.«vu ungcmciu. Spr. I zal op dezen grond met het tegenvoorstel van den heer van De heer Bekhuis kan wel met het denkbeeld van den I heer van Sloterdijck medegaan omdat voorziening in den toe- I -tand dringend noodzakelijk is. Die geachte spreker wil de De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer van Sloterdijck wordt in stemming gebracht en aangenomen met 11 tegen 9 stemmen die van de heeren Beucker Andreae, van Eijsinga, Meijer, Dijk stra, van der Scheer, Reeling Brouwer, van Ketwich Verschuur, Mcnalda en Troelstra. De heeren Haversclnnidt en Tlieunisse hadden inmidJels de vergadering verlaten. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. 'jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 6