Art. 10.
Het college van brandmeesters regelt zijne werkzaam
heden bij een reglement van ordemet inachtneming
van de in deze verordening voorkomende bepalingen, en
stelt voor het overige personeel de noodige instruction vast.
Dat reglement en die instruction behoeven de goed
keuring van burgemeester en wethouders.
Art. 11.
Het college van brandmeesters zorgtdat een nauw
keurige staat van het bij de brandweer in gebruik zijnde
materieel worde opgemaakt en bijgehouden.
Een afschrift van dezen staat wordt aan burgemeester
en wethouders ingezonden. Telken jare wordt aan hen
mededeeling gedaan van de daarin gebrachte wijzigingen,
in het volgend artikel bedoeld.
Art. 12.
Jaarlijks vóór den loden Februari levert het college
van brandmeesters aan burgomeester en wethouders een
algemeen verslag in van den toestand der brandbluseh-
middelen en van het verder materieelalsmede omtrent
het bedienend personeel.
In dat verslag wordt mede opgave gedaan van de in
het vorige jaar plaats gehad hebbende branden het ver
moedelijk bedrag der daardoor veroorzaakte schaden en
van al hetgeen verder in het belang var. de brandweer
dienstig wordt geacht.
III. VOORZORGSMAATREGELEN".
Art. 13.
Het college van brandmeesters doet ten minste eenmaal
in het jaar. en voorts zoo dikwijls de opperbrandmeester
het noodig oordeeltiedere brandspuit en slangenwagen
benevens het daarbij behoorend materieel onder toezicht
van een of meer hunner onderzoeken en beproeven.
Tweemaal in het jaar moet eene gecombineerde oefening
worden gehouden van het personeel met meerdere brand-
blusehmiddelen, terwijl met de roddingstoestellon, ladders
en haken viermaal in het jaar oefeningen moeten worden
gehouden.
Van elke beproeving en oefening wordt aan burge
meester en wethouders ten minste 24 uren vóór den
aanvang schriftelijk kennis gegeven. Binnen acht dagen
daarna wordt hun de uitslag medegedeeld, zoo noodig
met voorstellen tot het aanbrengen van verbeteringen.
Art. 14.
Van 15 November tot 15 Maart wordt eiken nacht,
van 's avonds tien tot 's morgens zeven uur. brandwacht
gehouden.
De regeling hiervan geschiedt door burgemeester en
wethouders, den opperbrandmeester gehoord.
Bij bijzondere gelegenheden of in bijzondere omstan
digheden kunnen de uren worden gewijzigd en kan ook
op andere tijden brandwacht worden gehouden op last
van burgemeester cn wethouders, na overleg met of op
voorstel van den opperbrandmeester.
In spoedeischende gevallen kan de opperbrandmeester
dadelijk een brandwacht in dienst stellen. Hij doet daar
van onverwijld mededeeling aan den burgemeester.
Art. 16.
Zonder vergunning van den burgemeester mogen geen
brandbluschmiddelen of het daarbij behoorend materieel
buiten de gemeente worden vervoerd, onverminderd het
bepaalde bij art. 2 der verordening, houdende regeling
tusschen de gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel
ter zake het wederkeerig verleenen van hulp, ingeval van
brand in een der gemeenten.
Indien in de Schrans, onder Huizum, een uitslaande
brand uitbreekt, is de opperbrandmeester bevoegd, zonder
eene aanvraag van den burgemecstor van Leeuwardera
deel af te wachten, met materieel en manschappen tot do
grens der gemeente op te rukken.
IV. MAATREGELEN BIJ BRAND
Art. 17.
Bij het ontdekken van brand geven de dienaren van
politie daarvan onverwijld kennis aan den burgemeester,
de wethoudersden secretaris der gemeenteden opper
brandmeester de brandmeestersden directeur der ge
meentewerken, den directeur der Leeuwarder waterleiding
maatschappij en den vertegenwoordiger van het tele-
phoonnet.
Indien 's nachts brand wordt ontdektwekken zij
volgens deswege aan hen te geven instructiënop de
wijze en naar de volgordedaarbij voorgeschreven alle
tot de brandweer behoorende personen.
Art. 18.
Indien de opperbrandmeester het noodig acht, doet hij
door het doen kleppen der torenklokken en het roeren
der brandtrom bekend maken, dat er brand is ontstaan.
Is deze zoo ernstig of van zoo grooten omvang, dat
het, naar het oordeel van den opperbrandmeester, nood
zakelijk moet worden geacht, generaal alarm te laten
slaan, dan doet hij den burgemeester daartoe onverwijld
het voorstel.
Art. 19.
De tegenwoordigheid van den opperbrandmeester bij
brand wordt bij dag door een witte vlag en des nachts
door een lichtgevende lantaarn aangeduid.
De plaatswaar do brand isalsmede de straten
stegen enz.waar brandbluschmiddelen moeten worden
g>plaatst, worden, in overleg met den opperbrandmeester,
op last van den burgemeester enzoo deze niet tegen
woordig isop last van den commissaris van politie
door dienaren van politiedoor de schutterijen des-
gevorderd door het garnizoenmet goedvinden van do
bevoegde autoriteitvoldoende afgezet.
Art. 20.
De opperbrandmeester zorgt, dat, na het blusschen van
een brand, de daarbij in werking geweest zijnde blusch-
middelen en verder materieel dadelijk naar de bewaar
plaatsen teruggevoerd, zoo spoedig mogelijk onderzocht
en, zoo noodig, hersteld worden.
Art. 21.
15 Alle voorwerpen van particulieren, waarvan op vorde
ring van den burgemeester of op aanvraag vau den
Bij besloten water worden in allo binnen- en buiten- opperbrandmeester of van een brandmeester tot het
grachten bijten gemaakt en open gehouden op zoodanige blusschen van brand gebruik is gemaaktworden door
plaatsen, als door den burgemeester, den opperbrand- de zorg van den opperbrandmeester, zoo spoedig mogelijk,
meester gehoordnoodig wordt geoordeeld. aan de eigenaars terugbezorgd.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 Februari 1897.
9
Van het beschadigen of vermissen van zoodanige voor
werpen doet de opperbrandmeester opgave aan den
burgemeester.
Art. 22.
Na eiken brand in de gemeente geeft de opperbrand
meester daarvan zoo spoedig mogelijk schriftelijk kennis
aan den burgemeester, onder mededeeling van hetgeen
hij ter zako noodig of wenscholijk acht.
V. REGELING OMTRENT DE UITGAVEN.
Art. 23.
Het college van brandmeesters zendt jaarlijks vóór den
1 Augustus aan burgemeesters en wethouders eene be
grooting in van de uitgaven voor het volgend dienstjaar.
Daarop worden gebracht
a. de kosten van aanschaffing en onderhoud van
materieel en bewaarplaatsen
h. de vergoeding van den opperbrandmeester, tot een
bedrag van 200
c. die van den secretaris, tot een bedrag van ./'100;
d. die van den penningmeester, tot een bedrag van
ƒ150:
e. voor elk lid van het college van brandmeesters 20;
f. de vaste belooningen en de uurloonen van het
bedienend personeelbenevens de premiën een en ander
behoorlijk gespecificeerd
ij. de verdere uitgavenin ondcrdeelen gesplitst.
De begrooting wordt ingericht naar door burgemeester
en wethouders te geven voorschriften.
Indien de begrooting niet vóór den aanvang van het
jaarwaarvoor zij moet dienenis goedgekeurd is het
college van brandmeesters gemachtigd de voorgedragen
uitgaven tot op de helft der aangevraagde bedragen te
doen, met uitzondering van de posten, waartegen beden
kingen zijn gemaakt.
Art. 24.
Buiten of boven de begrooting mag geen uitgaaf ge
daan worden.
Af- en overschrijving mag alleen plaats hebben met
voorafgaande machtiging van burgemeester en wethouders.
Indien het eindcijfer der begrooting moet worden over
schreden doet het collega van brandmeesters deswege
tijdig de noodige voorstellen aan burgemeester en wet
houders.
Art. 25.
Jaarlijks vóór don lsten April doet hot collego van
brandmeesters aan burgemeester en wethouders rekening
en verantwoording van zijn financieel beheer over het
afgeloopen dienstjaaronder overlegging van de noodige
bescheiden.
Voor de uitgaven bedoeld bij art. 23 lett. ebehoeven
zoodanige stukken niet te worden overgelegd.
De inrichting der rekening moet in overeenstemming
zijn met die der begrooting.
Het onderzoek en de vaststelling der rekening en verant
woording is opgedragen aan burgemeester en wethouders.
VI. BIJZONDERE BEPALINGEN.
Art. 26.
Aan personenhetzij al of niet tot de brandweer be
hoorende die door hulpbetoon bij brand hebben uitge
munt, kan door burgemeester en wethouders, het college
van brandmeesters gehoordeene openbare eervolle ver
melding of eene geldelijke belooning worden toegekend.
Art. 27.
Indien iemand door zijne betrokking bij de brandweer,
of, zoo hij daartoe niet behoort, ingevolge daartoe bepaald
verstrekten last van den burgemeester, of op uitnoodiging
van den opperb-andmeester behulpzaam is bij het blus
schen van brand en daarbij gekwetst geraaktgeniet hij
van wege do gemeente kostoloozo verplegingdesverkie-
zende in zijne woning, en tot aan zijne herstelling eene
billijke wekeljjksche vergoeding voor het verlies van
inkomsten tengevolge van het ongeluk.
Burgemeester en wethouders bepalen het bedrag dezer
vergoeding voor den tijd van ten hoogste drie maanden.
Is zij voor langer tijdvak noodig of is reeds dadelijk te
voorzien, dat het verlies van inkomsten langer dan drie
maanden zal duren dan wordt het bedrag der vergoeding
door den raad bepaald.
Art. 28.
Indien het ongeluk tengevolge heeft, dat de betrokken
persoon geheel ongeschikt is geworden om zijn gewoon
bedrijf of betrekking te blijven uitoefenen dan wordt hem
van wege de gemeente een jaar- of weekgeld toegekend
tot een bedragdoor den raad naar omstandigheden te
bepalen.
Art. 29.
Indien het ongeluk den dood tengevolge heeft en de
betrokken persoon eene weduwe of minderjarige kinderen
nalaat, wordt aan dezen een jaar- of weekgeld toegekend,
waarvan het bedrag en do duur door den raad naar
omstandigheden worden vastgesteld.
Betreft het een brandmeester, dan heeft zijne weduwe,
zoo lang zij niet hertrouwtaanspraak op een jaargeld
van ƒ500 voor zich. De raad beslist of, en zoo ja. tot
welk bedrag en voor welk tijdvak bovendien een jaar- of
weekgeld aan de minderjarige kinderen zal worden toe
gekend.
Laat een brandmeester alleen minderjarige kinderen
achter, dan hebben deze tot hunne meerderjarigheid aan
spraak op een jaargeld tot een bedrag van ten minste 300
voor óén kind en voor elk kind daarboven van ƒ100.
Art. 30.
Deze verordening treedt in werking op den dag, waarop
zij in het gemeenteblad wordt geplaatst. Met dat tijdstip
is vervallen de verordeningregelende de brandweer
vastgesteld den 24 Januari en 28 Februari 1884 (Gemeen
teblad no. 9)gewijzigd bij raadsbesluit van 22 December
1891 (Gemeenteblad no. 26.)
4. Voorstel van de commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot wijziging van de verordening
regelende de politie op de openbare vermakelijkheden
plaatsen van vereeniging van personen en verlotingen.
(Zie bijlage no. 2 tot het verslag van 's raads hande
lingen.)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt be
sloten, vast te stellen navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er noodzakelijkheid en wenschelijk-
heid bestaan tot wijziging der verordening, regelende do
politie op do openbare vermakelijkhedenplaatsen van
vereeniging van personen en verlotingen in de gemeente,
vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Januari 1884 (Ge
meenteblad no. 4), gewijzigd bij raadsbesluit van 16
Augustus 1887 (Gemeenteblad no. 15);
Gezien art. 135 der gemeentewet
Besluit
1". In art. 1 te doen vervallen het woord muziek
uitvoeringen" en in de plaats daarvan te stellen ,.liot
maken van muziek, danspartijen, waaronder mede worden
verstaan danslessen.