10 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 Februari 1897. 2°. Art. 5 te lezen als volgt: Het is aan houders van plaatsen van vereeniging ver boden, tusschen des avonds eif uur en des morgens zes uur personen, die niet tot hunne huisgenooten belmoren, in de voor het publiek toegankelijke localiteiten van die plaatsen toe te laten of te hebben. In bijzondere omstandigheden of bij buitengewone ge legenheden kan telkens door den burgemeester vergunning tot afwijking van de in het le lid gemaakte tijdsbepaliug tot een alsdan door hem te stellen uur worden veileend. Onder de bij het le lid bedoelde plaatsen van vereeni ging worden verstaan koffiehuizen, logementen, herbergen, tapperijen en kroegen, zoomede tuinen, stoepen en andere terreinen, waar dergelijke vereeniging wordt gehouden. 3°. Art. 6 te lezen als volgt Het is aan ieder verboden, zich gedurende den in het vorige artikel bepaalden tijd in de daarbij genoemde voor het publiek toegankelijke localiteiten op te houden. 4°. Achter het woord „personen" in het le lid van art. 7 te laten volgen„mits zij zijn aangeteekend in het register, voorgeschreven bij art. 438 van het Wetboek van Strafrecht". 5. Benoeming van eene commissie tot onderzoek van de in 1897 in te dienen reclames tegen aanslagen in de directe belasting 0[i liet inkomen. De uitslag der gehouden stemmingen is, dat tot leden dezer commissie werden benoemd uit de le sectie de heer Mr. W. Kolff met 10 stemmen, uit de 2e sectie de hoer Mr. C. Beekhuis met 15 stemmen en uit de 3e sectie de heer D. Tigler Wybrandi met 10 stemmen. V. De lieer Duparc bekomt, na verlof der vergadering, het woord oin eene vraag te richten aan burgemeester en wet houders over den toestandwaarin zich nu reeds sedert omstreeks drieweken onze straten bevinden. Het mag eigenlijk onnoodig worden geachtdaarvan eene schets te geven daar ieder dezen toestand kent en de klachten daarover algemeen zijn. Spr. veroorlooft zich de meening uit te spreken dat van den beginne af veel te weinig is gedaan voor sneeuwwegruiming. Wel speelde moeder Natuur ons herhaaldelijk partenwant pas had het sneeuwen opgehouden en was er in sommige gedeelten der stad iets gedaan voor de wegruiming der gevallen sneeuw of er vielen weder nieuwe groote massa's sneeuwdoch de wijze, waarop de wegruiming geschiedde, liet zeer veel te wenschen over. Van leegruiming kon eigenlijk geen sprake zijn. Wat toch zag men gebeuren De sneeuw werd hier en daar in straten en grachten naar het mid den opgehoogd maar niet verwijderd. De gevolgen ble ven dan ook niet uit. Rijtuigen en karren die wegens de stremming der vaart nu veel talrijker dan anders zich op de straten bewegen maakten diepe sporenen toen na den soms ingevallen dooide vorst weder intrad waren het ware ijskorsten gewordenzoo onregelmatig mogelijk, zoodat hot, in weerwil van het gebruik van hulpmiddelen om niet uit te glijden nog gevaarlijker voor de voetgangers werd. Spr. weet wel dat de ingezetenen ook schuld haddendoor de op hunne stoepen en vóór hunne woningen gevallen sneeuw naar de straat te doen overbrengenzij het dikwijls ook met het loffelijke doel om vele werkloozen iets te laten verdienendoch eigen lijk was deze handeling in strijd met de algemeene politie verordening waarbij wordt verboden het brengen of ver plaatsen van sneeuw op de openbare straat zóó, dat daar door het publiek verkeer wordt belemmerd. Nu is heden wel een flinke dooi ingevallendoch alles is een dikke breiachtige massa geworden. De ergste toestand wordt ook thans in meer dan óén hoofdstraat aangetroffen. Spr. wijst o. a. op de Sint Jaeobstraat en den Wirdumerdijkstraten waar de drukste passage van voetgangers plaats heeft. Die toestand is zóódat ouderen van dagen zich kunnen verbeelden nog de vroegere kleiwegen in het winterseizoen vóór zich te hebben. Spr. gelooftdatevenzeer als het, volgens art. 179/i van de gemeentewet, een plicht is van het dage- lijkscli bestuur om in gewone tijden te zorgen voor do bruikbaarheid en veiligheid der publieke wegendeze plicht evenzeer bestaat waar de straten onbruikbaar, ja onveilig dreigen te worden door gevallen sneeuw. Spr. eindigt met het beleefd verzoek tot burgemeester en wethouders te richtenom thans ten spoedigste maat regelen te willen nemenwaardoor aan den geschetsten toestand een einde worde gemaakt, en verder, om, indien er opnieuw sneeuw in eenigszins groote hoeveelheid mocht vallen, te willen zorgen, dat zij op spoediger, in elk geval op meer doelmatige, wijze worde op- en weggeruimd dan thans is geschied. Den Voorzitter komt het voor, dat de vraag van den heer Duparc, van zoo actueel belang, terstond kan worden beantwoord. Spr. betuigt dien geachten spreker dank voor de welwillende inkleeding van zijne vraag. Hij sprak van een ouderwetsehen winter en spr. is dit geheel mot hem eens. De wijze, waarop de opruiming van de sneeuw tot nu is geschiedhad anders kunnen zijndat geeft spr. toemaar de heer Duparc is in gebreke gebleven aan te toonendat die op doelmatiger wijze had kunnen geschieden. Men moet niet voorbijziendat de post op de gemeente-begrooting, waaruit de uitgaaf voor sneeuwopruimen moet worden bestreden, niet groot is: de directeur der stadsreiniging heeft spr. dan ook heden medegedeelddat die post nagenoeg geheel is uitgeput hetgeen spr. aanleiding geeftstraks den raad voor te stellen, aan burgemeester en wethouders een buitengewoon crediet te verleenen. Spr. kan de verzekering gevendat in een winter als deze, waarin de sneeuw niet zoo sucl kon worden weg geruimd of de straten waren er weer mee bedektvan den directeur der stadsreiniging kan gezegd wordendat hij met de middelendie hem ten dienste staan en heel wat minder zijn, dan in menige andere gemeente, heeft gewoekerd. De heer Duparc heeft voorbij gezien, dat men te kiezen had over de vraag, welk verkeer moet worden in stand gehouden, het verkeer per slede of per as In enkele straten is de sneeuw opgeruimd, door die te doen smelten door aanbrenging van zout. Het verkeer der slede hield daar op, maar men zou aan de ingezetenen geen grooten dienst hebben bewezen, indien die maatregel meer algemeen was toegepast. Spr. geeft toe, dat liier en daar de sneeuw van de zoogenaamde „kleine steentjes" werd weggeveegd meer naar het midden van de straat, maar dit geschiedde door of van wege de ingezetenen, niet door arbeiders bij den reinigingsdienst, die de sneeuw steeds terstond naar de grachten vervoerden. Trouwens, het verplaatsen van de sneeuw meer naar het midden van de straat is alleen strafbaar, indien door die handeling het verkeer wordt belemmerddaar dit niet het geval was, bestonden er geen termen tot het opmaken van processen-verbaal. Spr. vindtzooals hij straks reeds in uitzicht stelde in de gegeven omstandigheden aanleiding, den raad voor te stellen aan burgemeester en wethouders een nader crediet van f 1000 te verleenen voor verdere opruiming van sneeuw. De heer Troelstra heeft in de vorige weken herhaal delijk mandaten tot vrij groote bedragen voor sneeuw- opruiming geteekend. Hij dacht dus, dat de begrootingspost al zou zijn uitgeput. De heer Duparc dankt den Voorzitter voor het ont vangen antwoord. Dat er, zooals de Voorzitter zei, niet genoeg geld beschikbaar was, mocht, zijns inziens, geen reden zijnniet te doen wat in dezen werd vereischt. Het betreft hier zoodanig groot belang, dat de raad zeer zeker aan het college niet de noodige gelden zou hebben geweigerd om in de zaak te voorzien. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 Februari 1897. 11 De Voorzitter gewaagde ook van eene spoedige reini ging van sommige straten. Dit geschiedde door liet bezigen van pekel. Het trof doelmaar het middel was bijna erger dan de kwaal. Men vrage slechts de bewoners van de bedoelde straten en ook nog van andere straten. De huisgenooten en ook anderen kwamen binnen terwijl de pekel nog aan hunne schoenen kleefdewaardoor monig vloerkleed en ook ander huisraad geheel of ten deele werd bedorven. Intusschen is spr. thans bevredigd, dank zii het voorstel van den burgemeester, om f 1000 meer beschikbaar te stellen voor sneeuwopruiming. Het doel zijner vraag is, althans voor het vervolg, bereikt. Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het aangevraagd crediet van f 1000 te verleenen. VI. De voorzitter acht het wenschelijk de openbare vergadering tijdelijk met gesloten deuren voort te zetten. Na heropening dei vergadering wordt besloten aan de commissie van toezicht op het lager onderwijs een crediet te verleenen uit de gemeentekas tot een bedrag van ƒ400.— te bestrijden uit het fonds voor onvoorziene uitgaven. De Voorzitter sluit de vergadering. Boek en Steendrukkerij van N. MIEDËMiY Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 4