46 Verslag der handelingen van don gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 April 1897. Art. 2. Indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin tegelijker tijd eene school der eerste of wel de school der tweede klasse a bezoekt, bedraagt het in art. 1 bepaalde schoolgeld voor ieder kind 3/% van het schoolgeldvastgesteld voor de school die het bezoekt, indien twee kinderen tegelijkertijd een der genoemde scholen bezoeken voor ieder kind s/« van het schoolgeldvastgesteld voor de school die het bezoekt, indien drie of meer kinderen tegelijkertijd een der genoemde scholen bezoeken. Indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin eene school der tweede klasse b bezoektbedraagt het voor die scholen bij art. 1 bepaalde schoolgeld voor het tweede en ieder volgend kind de helft van dat schoolgeld on verschillig of het dezelfde of andere scholen der tweede klasse b betreft. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing wanneer kan worden aangenomen, dat de kosten van het onderwijs niet komen ten laste van het hoofd van het gezin. Art. 3. Kinderen of pupillen van onvermogenden kunnen zonder betaling van schoolgeld op de scholen der eerste klasse en der tweede klasse a worden toegelaten. Voor de kinderen of pupillen van minvermogenden bedraagt het schoolgeld de helft van de bedragenin artt. 1 en 2 bepaald. Burgemeester en wethouders beslissen, of de aanvragers om gratis onderwijs of verminderd schoolgeld tot de on- of minvermogenden behooren. Bij gebrek aan ruimte op de scholen der derde klasse zijn burgemeester en wethouders bevoegd de commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord leerlingen kosteloos toe te laten op de scholen der tweede klasse b. Art. 4. Het schoolgeldtot de bedragen in de vorige artikelen vermeldis verschuldigd voor de leerlingen die op 1 Januari tot de school behooren. Voor hen, die in den loop van het jaar worden toege laten is, met inachtneming van de voorgaande bepalingen, een evenredig bedrag verschuldigd berekend over volle maanden, met inbegrip van de maand waarin de leerling voor het eerst de school bezoekt. Art. 5. Het schoolgeld is verschuldigd door hen die de leer lingen ter school hebben gezonden. Art. 6. Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door burgemeester en wethouders verleend 1 op aanvraag of ambtshalve bij overlijden van den leerling wanneer deze de school verlaat wegens het eindigen van den leertijd of door vertrek naar elders; wanneer hij, die den leerling ter school heeft gezonden, schriftelijk verklaartdat de leerling de school niet meer zal bezoeken 2°. op aanvraag van den schoolgeldplichtige wanneer uit een bewijs van een geneeskundige blijkt dat de leerling in den loop van het jaar meer dan 30 dagen wegens ziekte de school niet heeft kunnen bezoeken. Art. 7. In de gevallen sub 1° van het vorig artikel vermeld, wordt het verschuldigde over volle maanden met inbe grip der maand van het overlijden of verlaten der school, volgens de bepalingen van de artt. 1 tot en met 3 be rekend. Het verschil tusschen den aanslag volgens de school- geldlijst en de uitkomst dezer 1 erekening is- het bedrag der ontheffing of teruggave. In het geval sub 2° wordt de ontheffing of teruggave op gelijke wijze berekend doch over elke zeven dagen die de leerling de school niet heeft kunnen bezoeken. Van het bedrag der verleende ontheffing of teruggave wordt den belanghebbende door burgemeester en wet houders schriftelijk kennis gegeven. Art. 8. Deze verordening treedt in werking op den lsten Januari 1898. Met dat tijdstip vervalt het besluit tot heffing van schoolgelden voor het onderwijs op de scholen van lager onderwijs in deze gemeente, vastgesteld den 12 Mei 1881 en gewijzigd bij besluiten van 8 December 1881 8 De cember 1891 22 Maart 1892 en 26 Januari 1897. VERORDENING op de invordering van de schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs. Art. 1. De hoofden der scholen van de eerste en tweede klasse leggen in de eerste dagen der maand Januari van ieder jaar een lijst aan van de op l Januari tot hunne school behoorende leerlingeningericht overeenkomstig het door burgemeester en wethouders vast te stellen model. In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en nauwkeurig aangeteekend. Art. 2. Vóór den lOden Januari wordt door de hoofden der scholen een door hen voor deugdelijk verklaard afschrift van de in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde lijst aan burgemeester en wethouders gezondenonder overlegging van de in het vorige jaar aangehouden lijst. Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaarwat de veranderingen in de schoolbevolking betreftwordt vervolgens door hen vóór den 5den van iedere maand aan burgemeester en wethouders ingediend. Hebben in den loop eener maand geene veranderingen plaats gehaddan wordt het uittreksel vervangen door een negatief bericht. Art. 3. Burgemeester en wethouders doen uit de volgens het vorig artikel ontvangen opgaven dadelijk na ontvangst eene algemeene schoolgeldlijst opmaken en zenden die na vaststelling, aan den gemeente-ontvanger ter invorde ring van de daarin uitgetrokken bedragen. Van die toezending geschiedt openbare kennisgeving. Art. 4. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de gemeente ontvanger binnen veertien dagen een aanslagbiljet aan de daarin voorkomende schoolgeldpliehtigen, waarvan het model door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld Art. 5. De schoolgelden uitgetrokken op de lijsten die in de maanden Januari en Februari voor het dan loopendejaar aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden ge zonden zijn vorderbaar in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt den laatsten Februari en zoo ver volgens den laatsten van iedere opvolgende maand één termijn. Verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, van Dinsdag 27 April 1897. 47 De schoolgelden, voorkomende op de lijsten die in de maanden Maart tot en met November ter invordering zijn verzonden, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen, als er na die toezending aan den gemeente-ontvanger nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn ver valt den laatsten dag van de maand volgende op die waarin de toezending heeft plaats gehad, en zoo vervol gens den laatsten van iedere opvolgende maand één termijn. De schoolgeldenuitgetrokken op de lijsten die later aar. den gemeente-ontvanger ter invordering worden toe gezonden zijn één maand daarna inééns vorderbaar. Art. 6. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen termijnen geschiedt de inv rdering overeenkomstig de voorschriften van de artt. 258 tot en met 262 der ge meentewet. In dat geval zijn burgemeester en wethoudersde commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord tevens bevoegd de toelating op de school van den leer ling die het betreftin te trekken. Die leerling kan alsdan op eene school van eene andere klasse geplaatst worden. Art. 7. Deze verordening treedt in werking tegelijk met het op heden vastgestelde heffingsbesluit en vervangt alsdan de verordening op de invordering der schoolgelden voor het onderwijs op de scholen van openbaar lager onderwijs in deze gemeente, vastgesteld den 12den Mei 1881. 10. Voorstel der verordmings-commissie tot vast stolling van eene verordening lot voorziening tegen en bij brand. Op voorstel van den heer Duparc wordt met het oog op de afwezigheid van den burgemeester en van den heer van Sloterdijck lid der commissie, zoomede met het oog op het vergevorderd uurbesloten de behandeling van deze verordening tot de volgende vergadering te verdagen. 11. Rapport der reclame-commissie omtrent een be zwaarschrift legen een aanslag in den II. O. Alvorens tot de behandeling van dit rapport in eene zitting met gesloten deuren over te gaan vraagt en verkrijgt de heer Haverschmidt verlof van de vergadering, eene vraag te richten tot burgemeester en wethouders vreemd aan de orde van den dag. De heer Haverschmidt zegt dank voor het hem ver leende verlof en brengt in herinnering hoe in het afge- loopen jaar door de Vereeniging tot bevordering van volksgezondheid een onderzoek werd ingesteld naar do oorzaken van de verontreiniging onzer grachten. In het bijzonder trok de aandacht de enorme hoeveel heid afvalwater der stroocartonfabriek en na een volkomen betrouwbaar en zeer nauwkeurig onderzoek bleek deze industrie duizende kilo's organische stoffen in onze grachten op te hoopendie des zomers tot rotting overgaan. De technische chef van de stroocartonfabriek wijst nu zijnerzijds, naar aanleiding van het verslag, op eene ver vuiling van niet minder ernstigen aard. Hij beweert in de Leeuwarder Courant van 17 April, dat het wegvloeien van ier van het aschland in de Pot- marge niet slechts een enkelen dag en niet als het gevolg van een defect plaats had, maar dat het wegvloeien sedert langen tijd eene gewoonte was geworden, hetgeen volgens zijne overtuiging expres door den directeur geschiedde, om de markt van het artikeldat momentaneel slecht te plaatsen wasniet te bederven. Het ingezonden stuk heeft natuurlijk veel opzien ver wekt en wanneer waar iswat geschreven werdzou men een dergelijke handeling niet genoeg kunnen afkeuren. Spreker wenscht echter zijn oordeel op te schorten tot na de beantwoording van eenige vragendie hij zich de vrijheid veroorlooft tot burgemeester en wethouders te richten en wel 1. of een klacht van de zijde der stroocartonfabriek omstreeks 30 September 1896 bij burgemeester en wet houders is ingekomen 2. of toen het wegvloeien van ier is geconstateerd 3. of is kunnen blijken dat het wegvloeien van ier heeft bijgedragen tot de verontreiniging van hetgrachtswater? 4. of er maatregelen zijn genomen om het loozen van ier in de Potmarge verder te voorkomen De Voorzitter antwoordt hierop namens burgemeester en wethouders het volgende Mijne. Ileeren De interpellant had de beleefdheidons vroegtijdig in kennis te stellen van zijn voornemen om eene interpel latie tot ons te richten over de onderwerpelijke zaak. Daardoor zijn wij in de gelegenheid gesteldterstond eenigszins uitvoerig op de gestelde vragen te antwoorden. Bij adres van 30 September 1896 wendde de directie der Leeuwarder Stoomcartonfabriek zich tot ons college met de klachtdat zij hinder ondervond van het loozen van ierafkomstig van het aschlandin het vaarwater de Potmarge. Het adres met bijlage werd door ons gesteld in handen van den directeur der stadsreiniging, die daarop bij missive van 9 October 1896 no. 324 het volgende antwoordde „Onder terugzending van het in mijne handen gestelde adres met bijlage van de directie der Leeuwarder Stroo cartonfabriek waarin de beschuldiging voorkomtdat groote hoeveelheden ier door buizen van het aschland worden verwijderd en in het boezemwater worden opge nomen kan ik berichten dat die beschuldiging op eene dwaling berust. Wat is het geval. Uit de oververzadigde composthoopen vloeit de zoogenaamde ier in portland-cementen goten en verder door buizen in de ierputtendie weder door ondergrondsche buizon met elkander in verbinding staan, zoodatindien een put vol isde ier in een andere overloopt. Het hemelwater van de daken der compostloodsen loopt door goten en buizen in vangputjes en uit deze door buizen in de Potmarge terwijl het hemelwater van de straten door open goten wegvloeit. Een dier goten loopt uit in een vangputjewaarvan de buis in de Potmarge loostnu loopt die goot naast de noordelijke iergoot van de oostelijkste loods en bestaat het gevaardat bij eene verstopping der iergoot deze overloopt en dat er alsdan ier in het putje loopt en hoe wel dc opzichter Laverman en de werkmanmet het toezicht op de loodsen belast, mij het tegendeel verzekerden, bestaat bij mij de overtuigingdat op den bewusten dag toen door genoemde directie een emmer zoogenaamde ier werd opgevangen, de iergoot door vuil in dezelve heeft overgeloopen en er door een gebrek aan een der zijwanden ier in de goot, voor hemelwater bestemd, is gevloeid. Van overloopen der ierputten kan geen sprake zijn daar er nog berging was voor ruim 50 lastongeveer 100 MJ. Verder kan ik rapporteeren dat ik de defecte iergoot oogenblikkelijk heb doen herstellen en maatregelen heb genomen om bij een onverhoopte door verstopping ver oorzaakte overvloeiïng der iergootgeen ier meer in de Potmarge kan afvloeienzoodat de door de buizen in het boezemwater uitloopende vloeistof alleen zal zijn het hemelwater der loodsen. Ik heb den opzichter Laverman nadrukkelijk opgedragen voor het vervolg nauwkeurig toe te zien en te laten toe zien op het zuiver houden der iergoten en wegvloeien der ier, opdat de praatjes worden voorkomen, dat de ierputten overloopen en de ier in de Potmarge wordt gepompt."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 5