58 Verslag der handelingen van den gemeenteraa
Art. 34.
In schouwburgen of andero tot eenige tooneelvoorstel-
ling gebruikt wordende localiteiten schouwburg-, paard
rijders- en andere kermistenten moeten ten allen tijde
aanwezig zijn ten minste één extincteur en zooveel andere
brandbluschmiddelen en brandkranenals burgemeester
en wethouders noodig oordeelen.
Gedurende den tijddat in de in dit artikel bedoelde
schouwburgen en tenten voorstellingen plaats hebben
moet achter het tooneel of op zoodanige andere plaats
als door burgemeester en wethouders wordt aangewezen
ten minste één man van de gemeentelijke brandweer
aanwezig zijn.
Zijne belooning komt ten laste van de in art. 32
vermelde personenvolgens een door burgemeester en
wethouders vast te stellen tarief.
Art. 35.
De boven- en zijlichten voor het tooneeldecoratief
benevens de voetlichten in de in art. 32 bedoelde locali
teiten moeten door middel van ijzergazen of andere
metalen omhulsels zijn beschermd.
Bovenlichtenop korteren afstand dan 0.75 meter
onder houten vloeren of andere brandbare voorwerpen
aangebracht, mogen niet beweegbaar zijn en moeten door
middel van eene bekleeding met plaatijzer of zink on
schadelijk worden gemaakt.
Art. 36.
De toegangs- of gemeenschapsdeuren in de in art. 32
bedoelde localiteiten moeten steeds van iedere belemmering
worden vrijgehouden en naar buiten opendraaien.
Art. 37.
Van het oogenblik waarop de in art. 32 bedoelde
localiteiten voor de bezoekers worden opengesteld totdat
zij die hebben verlatenmoeten in de voor dezen be
stemde ruimte, in de foyers, in de koffiekamers, in de
gangen en in de corridors dezer localiteiten op de door
burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen goed
lichtgevende patentolielampen of van helder brandende
kaarsen voorziene lantaarns branden.
Op de wanden in de onmiddellijke nabijheid dezer
lampen of lantaarns moet de weg naar den naastbijzijnden
uitgang duidelijk geschilderd zijn aangewezen.
Art. 38.
Hijdie in een der toegangen en doorgangen in de
in art. 32 genoemde localiteiten eene staanplaats aanwijst
of inneemtof een losstaande stoelkrukjebank of
eenig ander den doorgang belemmerend toestel plaatst
of plaats neemt op zoodanige stoelkrukjebank of
toestelwordt gestra't met geldboete van ten hoogste
vijfentwintig gulden.
Art. 39.
Hijdie op of achter het tooneel petroleum brandt of
in eenig licht- en kooktoestel voorhanden heeftwordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld
boete van ten hoogste vijfentwintig gulden.
Art. 40.
De in art. 32 genoemde personen die nalaten of ver
zuimen, bij het gebruik, in de daar bedoelde localiteiten,
van vuur, vuurwerk of andere stoffen, die bijzonder
brandgevaar kunnen opleveren de voorzorgsmaatregelen
in acht te nemendie door burgemeester en wethouders
worden voorgeschreven, worden gestraft met hechtenis
van ten hoogste zes dagen of' geldboete van ten hoogste
vijfentwintig gulden.
te Leeuwarden, van Dinsdag II Mei 1897.
Art. 41.
Hij, die in de zaal, op het tooneel, in de kleedkamers
of in de magazijnen van de in art 32 bedoelde locali
teiten vuur stookt of doet stoken, tenzij met vergunning
van burgemeester en wethouders en met opvolging van
de door dezen aan de vergunning te verbinden voor
waarden wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden.
Art. 42.
Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden worden
gestra't
1°. de in art. 32 genoemde personen, die niet ge-
doogendat een uittreksel dezer verordeningzoover
betreft de artt. 32 tot en met 41op de door burge
meester en wethouders aan te wijzen plaatsen van hun
nentwege worde aangeplakt of opgehangen
2°. hij, die dit uittreksel wegneemt, verplaatst, on
leesbaar of onzichtbaar maakt.
Art. 43.
Onder de uitdrukking straat of openbare straat zijn in
deze verordening begrepen alle voor ieder toegankelijke
straten bruggen grachten slooten trottoirs stoepen
goten stegen pleinen wallen wegen wandelplaatsen
plantsoenen, open plaatsen of sloppen binnen de gemeente.
Art. 44.
De bepalingen van de artt. 1 234 en 5 zijn niet
van toepassing ten aanzien van gebouwen of inrichtingen
waarvan wordt aangetoond, dat zij vóór den 12 Mei 1897
in den verboden toestand waren gebracht.
Art. 45.
In bijzondere omstandigheden kan door burgemeester
cn wethouders vrijstelling worden verleend van de bepa
lingen van de artikelen 1 5 sub 2°, 3° en 5° c, 8 sub
1°, 12 sub 2°, 17, 22, 23 en 34.
Art. 46.
Ten aanzien der tot gevangenis dienende gebouwen
kan door burgemeester en wethouders vrijstelling van de
bepalingen dezer verordening worden verleend.
Art. 47.
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt
opgedragen aan de beambten van politie, aan den direc
teur en de opzichters der gemeentewerkenaan den
opperbrandmeester en aan de brandmeesters.
Hun wordt de last verstrekt, tot dat einde de woningen
dor ingezetenen huns ondanksbinnen te treden mite
daarbij worden in acht genomen de voorschriften der wet
van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83).
De uitvoering van dezen last mag ten allen tijde ge
schieden.
Onder de uitdrukking „openbare macht", voorkomende
in art. 446 van het Wetboek van Strafrechtworden
voor de toepassing dezer verordening, behalve de burge
meester, verstaan de opperbrandmeester en de brand
meesters.
Art. 48.
Met het in werking treden dezer verordening is ver
vallen de verordening tot voorziening tegen en bij brand,
vastgesteld bij raadsbesluit van 12 Maart 1885 (Gemeen
teblad no. 7), gewijzigd bij raadsbesluiten van 16 Augus
tus 1887 (Gemeenteblad no. 18), van 11 Augustus 1891
(Gemeenteblad no. 18), van 24 October 1893 (Gomeente-
blad no. 20), van 28 November 1893 (Gemeenteblad no»
29) en van 31 Maart 1896 (Gemeenteblad no. 8).
V
Verslag <ler handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Mei 1897.
59
V. De heer Duparc vraagt en verkrijgt verlof tot bespre
king van een onderwerp, vreemd aan de orde van den dag.
Gelijk de raad weetwerd door burgemeester en wet
houders terstond nadat den 23 Februari j.l. aan den heer
Scheffelaar Klots, op diens verzoek, met 1 Aug. a.s., eer
vol ontslag was verleend als directeur en leeraar van de bur
gerdagschool, aan de commissie van toezicht op het mid
delbaar onderwijs een schrijven gezonden, waarbij haar
gevoelen werd gevraagd over de wenschelijkheid van de
opheffing van de burgordagschool.
Dat spr. de opheffing dezer school, sedert tal van
jaren nog de eenig overgeblevene in ons land, zou
toejuichen, zal wel niemand verwonderen. Reeds in 1885
toch deed spr. daartoe het voorstelhet mocht echter
niet de vereischte meerderheid van stemmen verwerven.
Spr. is van oordeeldat de opheffing thans te meer
wordt gerechtvaardigdnu Leeuwarden mag roemen op
eene niet alleen practise!), maar ook theoretisch uitstekend
ingerichte ambachtsschool, die vrij wat beter voldoet aan
de behoeite tot opleiding van aanstaande ambachtslieden
dan ooit de burgerdagschool heelt gedaan en ook beeft
kunnen doen.
Er komt bij, dat de opheffing voor de gemeente eene
niet onbelangrijke besparing van uitgaven zou opleveren.
Sedert het ontslag werd verleendzullen nu weldra
drie maanden zijn verloopen. Nog is echter van burge
meester en wethouders goen voorstel ingekomen hetzij
tot opheffing der school, of anders tot voorziening in de
met 1 Aug. te ontstane vacature.
Intusschen dringt de tijd. De nieuwe cursus toch begint
met September. Vóór deze maand zal dus of het een of
het ander moeten geschieden. Men vergete niet, dat eene
opheffing slechts kan geschieden met toestemming van de
Koningin-Regentes. En daartoe zijn nog al voorbereidende
maatregelen noodig.
Spr. veroorloolt zicli daarom tot burgemeester en wet
houders de volgende vragen te richten
1. Is het gevraagd advies van de commissie van toe
zicht op het middelbaar onderwijs reeds bij hun college
ingekomen.
2. Zoo ja, geelt di' advies al of niet aanleiding, om
van hun college spoedig een voors el to* opheffing van
de burgerdagschool te mogen legemoer. zien?
De Voorzitter kan in zijn an'woord op beide vragen
van den heer Duparc zeer kort zijn. Hij zal dien ge-
achten spr. daarbij niet volgen in zijno beschouwingen
over de wenschelijkheid van de opheffing der burgerdag
school. Welk voors el in deze van burgemeester en wet
houders is ie wach en, kan spr. nu nog nie* mededeelen,
omdat, het advies van de commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs nog niet is ingekomen. Van terzijde
heeft spr. vernomen, da dit om zoo te zeggen eiken dag
is te wach'en.
Burgemeester en wethouders hebben eenige weken ge
leden met den voorzitter dier commissie eene conference
over deze zaak gehad, maar spr. kan niet mededeelen, in
welken geest het advies der commissie zal zijn.
De heer Duparc bedankt den voorzitter voor het gegeven
antwoord. Hij is er evenwel door teleurgesteldhet spijt
hemdat de zaak nog niet verder is. Hij vleit zich
echterdat het woord van burgemeester en wethouders
van invloed zal zijn op bespoediging van den gang van
zaken.
De heer Meijer vestigt er de aandacht van den raad
op, dat men met eene ingewikkelde zaak te doen heeft.
Op zich zelf niet, wanneer men weet, welke richting
men in wil. Maar er doen zich hierbij veie vragen voor:
Moet do burgerdagschool opgeheven worden of niet
Moe' ze gereorganiseerd worden Zoo ja, op welke wijze
Deze vragen zijn niet gemakkelijk te beantwoorden. Men
moet zich geen voors'elling maken alsof er eigenlijk te
veel tijd wordt hesteed aan een zaak die spoedig is af
te doen.
De heer van Ketwich Verschuur meent, zich in de
discussie over dit. onderwerp <e mogen mengen omdat
hij eene modedeeling dienaangaande kan doen. De voor
zitter der commissie van toezicht heeft hem een veertien
dagen geleden gevraagd, of hij genegen was te bevorderen,
dat eenige leden der commissie van toezicht op het lager
onderwijs over deze zaak eone samenspreking hielden mer.
enkele leden van de commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs. Hij antwoordde toen dat aan ver
scheidene loden der commissie van toezicht, op het L. O.
deze belangrijke en verre van gemakkelijke zaak geheel
vreemd was en dat het aanbeveling verdiendedat zij
vooraf kennis kon nemen van eene schriftelijke ontwik
keling van de denkbeelden der commissie van toezicht
op het M. O.ten einde die met do op de zaak betrek-
keiyke s'ukkcn bij de leden te kunnen doen circuleeren.
Heden heeft spr. een lijvig dossier van laatstbedoelde
commissie ontvangen, hetwelk genoemd wordtGedachten
over de reorganisatie van de burgerdagschool", met het
voors'el, om op een nader te bepalen dag eene conferentie
over dit onderwerp te houden.
Zooals spr. zeide het is een lijvig dossier, zoodat. et-
wel eenige dagen over zullen verloopen, voordat de leden
der commissie van toezicht op het L. O. zich een oordeel
in deze zullen hebben kunnen vestigen.
In ieder geval is de zaak en 'rain.
De besprekingen worden hierop geslo'en.
VI. Advies der reclame-commissie op een bezwaarschrift
in beroep tegen een aanslag in den O. dienst 1896.
In verband hiermedo, wordt de openbare vergadering
geslo'en.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA 8c Co.