62
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 25 Mei 1897.
welk saldo moet worden overgebracht op de rekening
van 1897 onder de inkomsten van bijzondere fondsen
zooals is gespecificeerd aan het slot der rekening
b. aan hoeren voogden der stads-armenkamer 's raads
dank te betuigen voor hun nauwkeurig beheer.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onin
vorderbaar verklaring van aanslagen in de directe belasting
op het inkomendienst 1895.
Wordt besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen, in zijne rekening
over 1896 als oninvorderbaar aan te brengen eene som
van 168.47 wegens onbetaald gebleven belasting op
het inkomen over 1895.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onin
vorderbaar verklaring van aanslagen in de directe belasting
op het inkomendienst 1896.
Conform het voorstel wordt besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen, in zijne rekening
over 1896 als oninvorderbaar aan te brengen het bedrag
van de posten wegens onbetaalde belasting op het in
komen over 1896, gespecificeerd op den door den gemeente
ontvanger daarvan ingezonden staatter somma van
615,191.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onin
vorderbaar verklaring van onbetaald gebleven aanslagen in
de belasting op het houden van honden over 1896.
Wordt besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen, in zijne rekening
over 1896 als oninvorderbaar te verantwoorden wegens
belasting op het houden van honden over het dienstjaar
1896 een bedrag van f 219.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders lot onin
vorderbaar verklaring van onbetaald gebleven schoolgelden
in de jaren 1895 en 1896.
Wordt besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen, in zijne rekening
over 1896 als oninvorderbaar aan te brengen wegens
onbetaalde schoolgelden, gespecificeerd op de overgelegde
statenover 1895 eene som van 7.321 en over 1896
een bedrag van 135.75.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders óm aan
de Ned. Tramwegmaatschappij concessie te verleenen tot
het aanleggen en exploiteeren van een stoomtramweg
naar Stiens'.
(Zie bijlage no. 7 tot het verslag van 's raads handelingen.)
De conclusie van dit voorstel luidt
aan de Nederlandsche Tramwegmaatschappijge
vestigd te Utrechtconcessie te verleenen tot het aan
leggen en exploiteeren van een stoomtramweg tusschen
het station van den Staatsspoorweg alhier en de grens
der gemeente bij „De Groote Bontekoe" aan het einde
van den Stiensorweg
2°. daarvoor vast te stellen de overgelegde concept-
voorwaarden en bepalingen.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis deelt mededat toen in het laatst
van Februari het adres van den heer Hamelink, directeur
der Ned. Tramwegmaatschappij, om vergunning voor den
aanleg van een stoomtramweg naar Stiens, met concept-
voorwaarden van den directeur der gemeentewerken in
handen der raadscommissie voor openbare werken waren
gesteld die commissie deze belangrijke zaak met ernst
onderzocht en den 4 Maart haar rapport uitgebracht heeft.
Dit rapport is bij do stukken govoegd, zoodat de leden
van den raad er kennis van hebben kunnen nemen.
In de le plaats heeft de commissie overwogen of het
verzoek van den adressant in overweging kan worden
genomen, nadat de raad in 1896 besloot, aan het comité
voor den aanleg van een locaalspoorweg Leeuwarden
Oostmahorn eene bijdrage te verleenen in de kosten van
voorbereiding van dien aanleg. Na rijpe overweging is
de commissie tot de conclusie gekomen, dat uit dat oog
punt geen bezwaar tegen het verleenen eener concessie
bestaat. De gronden hiervoor heeft zij in haar rapport
uiteengezet. Ze zijn in 't kort deze. Bij herhaling zijn
aanvragen gedaan voor concession tot het aanleggen var.
stoomtram- of locaalspoorwegen, maar, hoewel de conces
sion werden verleend, deze hebben tot niets geleid. Het
ligt nog in het duister, of het met de onderwerpelijke
aanvraag voor den locaalspoorweg beter zal gaan.
De ontworpen tramlijn biedt eigenaardige voordeelen
voor Leeuwarden aan. Het zwaarst woog bij de commis
sie datzooals ook duidelijk in het adres is gezegd
de concessie-aanvrager zich niet tot de lijn naar Stiens
zal bepalen, maar dat het doel is, een tramnet over ge
heel het noorden van de provincie aan te leggen maar
vooral den aanleg van een lijn naar Suamecrwaardoor
deze gemeente zal worden verbonden met het net der
NcdTramweg-maatschappij.
Dit heeft bij de commissie alle bezwaren op zij doen
zetten. Zij zegt in haar rapport woordelijk liet volgende
„Wij adviseeren don adressant alleen dan uitzicht te
geven op de medewerking van het gemeentebestuur voor
den aanleg van een stoomtram LeeuwardenStiens, wan
neer hij aanneemt, die lijn vóór 1 Januari 1899 in exploi
tatie te brengen en de lijn SuameerLeeuwarden vóór
I Januari 1900 te voltooien".
Volgens het eenstemmig oordeel van de commissie stond
vastdat vooral eene aansluiting aan het groote tramnet
aanlokkend genoeg was, om de aangevraagde concessie
te verleenen.
In het voorstel van burgemeester en wethouders echter
is met geen enkel woord sprake van de lijn naar Suameer,
geen enkele voorwaarde is opgenomen om den conces
sionaris hiertoe te verplichten. Ook. de concessionaris zelf
heeft hieromtrent geen bepaalde toezegging gedaan.
Deze aanvraag heeft daarom voor spr. alle aantrekkelijk
heid verloren hij ziet in die concessie nu geen enkel
voordeel voor de gemeente.
Er is meer. Het is bekend, dat het gemeentebestuur
van Leeuwarderadeel geweigerd heeft, concessie te ver
leenen voor den aanleg van den stoomtramweg op de
wegen van die gemeente. Er wordt gezegddat die
concessie niet onmisbaar is en de stoomtram op eigen
baan verder kan worden doorgetrokken. Dit is echter
maar een geruchtdaarvan blijkt niets uit de stukken.
Spr. had dienaangaande eene verklaring van den adres
sant verwacht, althans indien het gerucht waarheid bevat.
Ook is niet gebleken, dat, zooals in de couranten werd
bericht, het plan vaststaat om de tramlijn door te trekken
door de gemeenten Menaldumadeel en "t Bildt.
Indien er geen zekerheid bestaat, dat de aanleg van
de lijn naar Suameer zal tot stand komen en de lijn in
de richting naar Stiens tot deze plaats zal worden door
getrokken, ziet spr. in het verleenen der aangevraagde
concessie geen belang voor de gemeente, al is hij een
groot voorstander van elk sneller vervoermiddel.
Hij heeft getracht in de laatste dagen zich op de hoogte
te stellen van de plannen voor een tram- en die voor
een locaalspoorweg. Daarbij is hom geblekendat het
comité voor den aanleg van den noorder locaalspoorweg
met ijver den aanleg voorbereidt. Het ontwerp is zelfs
en detail voor een groot deel gereed. Dat comité voert
onderhandelingen met het Provinciaal bestuur, met de
regeering, met de Spoorwegmaatschappij en met de man
nen van de geldmarkt.
De vrees, dat, indien de raad nu de gevraagde con
cessie verleent, er geen voordeel voor de gemeente zal
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1897.
63
worden verkregenmaar integendeel de aanleg van den
locaalspoorweg naar Oostmahorn zal worden benadeeld,
doet het spr. voorzichtig achten, om nog niet op de aan
vraag in te gaan. Voorloopig uitstel acht hij gewenscht
dan blijft de zaak feitelijk aan de orde en de voorzitter
kan haar telkens als hij liet noodig acht, weer in behan
deling brengen. Er wordt door uitstel noch ten gunsto
noch ten ongunste iets beslist. De adressant kanna
van de gevoerde discussion kennis te hebben genomen,
met nadere voorstellen bij den raad komen. Ook het
comité voor den locaalspoorweg zal dan misschien iets
van zich doen hooron.
De heer Reeling Brouwer zogt, dat de redeneering
van den heer Bekhuis hem bevreemdt. Deze geachte
spreker toch toont zich anders een man te zijn, die voort
varend en voor het tot stand brengen van gewenschte zaken
is. Nu wil hij deze zaak uitstellen.
Spr. begrijpt dit niet. Men heeft te doen met eene
hoogst belangrijke zaak, die uitgaat van een man als den
heer Hamelink, die veel kan en wil en ook veel aandurft.
In vorige jaren zijn onderscheidene aanvragen om con
cessie voor den aanleg van stoomtram- of locaal-spoor-
wegen behandeld en ingewilligd, doch ze hebben tot
niets goleid. Plannen werden gereed gemaakt, subsidiün
verleend, doch alle zijn op niets uitgeloopen. Nu echter
heeft men te doen met een deugdelijke aanvraag, die
alle kans van slagen heeft.
Er is een groot onderscheid tusschen een locaal-spoor-
weg en een stoomtramweg. Spr. geett aan laatstgenoemde
de voorkeur, vooral voor plattelandsgemeenten. Het is
daarom niet goed gezien van sommige gemeentebesturen,
om het verleenen van concessie voor stoomtrams langs
de wegen te weigeren. Zij moesten deze gelegenheid
aangrijpen, in het belang van hunne ingezetenen, die door
sneller middel van vervoer hunne producten beter zullen
kunnen afzetten, te meer, omdat de stoomtram, langs de
gewone wegen rijdende, overal stilhoudt om personen en
goederen op te nemen.
De heer Bekhuis wil meer zekerheid hebben omtrent
het doortrekken der geprojecteerde lijn naar Stiens en den
aanleg van een lijn naar Suameer. Spr. heeft geen
schriftelijke zekerheid, maar hij is er vast van overtuigd,
dat een en ander in het plan van den heer Hamelink
ligt. Laatstbedoelde lijn is een stokpaardje van hem, want
daardoor zal hij directe aansluiting krijgen met het zuiden
der provincie. Deze zal dus eene groote behoefte voor
hem zijn, hoewel die lijn door eene streek zal worden
aangelegd, die niet zoo bevolkt is, als hij wel wenscht.
De gemeente Menaldumadeel heeft, meent spr., ook
concessie van den aanleg van een stoomtram in die ge
meente verleend, maar er moet een begin worden gemaakt.
En Leeuwarden dient nu niet als hoofdpunt moeilijkheden
op te werpen en allerlei bedingen te maken
Wat den aanleg van den Noorder locaal-spoorweg be
treft, spr. heeft ook wel iets vernomen van de plannen,
maar officieel niets. Het moge waar zijn, dat de plannen
en detail gereed zijn en het comité van voorbereiding
met veel ijver werkzaam is, maar spr. weet zeker, dat de
heer Hamelink in ijver voor dat comité niet onderdoet.
Spr. is van oordeel, dat men in het goede stadium
verkeert, om de aangevraagde concessie te verleenen, om
althans met de zaak een begin te kunnen maken. Wan
neer men die vele groote wagens en hondekarren ziet
heentrekken naar het noorden en het westen, dan moet
men er overtuigd van zijn, dat de tramweg voor destre
ken, die hij zal doorsnijden, tot grooten zegen zal zijn.
De heer Haverschmidt zegt, dat zijne zienswijze over
deze zaak in de laatste dagen eenige wijziging heeft
ondergaan vooral nadat hem en eenige andere leden
zij het ook langs officieuzen weg, is gebleken, hoe ver de
de plannen van den Noorder locaalspoorwegwaarvan
men langen tijd niets hoorde, reeds zijn gevorderd.
Met menig artikel van de concept-voorwaarden kan
spreker trouwens niet meegaan.
Art. 25, waar sprake is van vervoer op de lijn van het
Staatsspoor zonder overlading, eene zaak van het grootste
belangis onuitvoerbaar, omdat een artikel van de spoor
wegwet dezo onmiddellijke aansluiting van den stoom
tramweg belet.
Van de lijn LeeuwardenSuameer is in de voorstellen
geen sprake meerhoewel de commissie van openbare
werken dit bijzonder op den voorgrond heeft gesteld. Dit
lijntje van 14 K.M. doorsnijdt een laag terrein met geringe
bevolking; het maakt eenige kunstwerken noodig en heeft
voor een anderen concessionaris weinig aantrekkelijkheid.
Toch is het voor Leeuwarden van groot belang, wil men
niet alle verkeer uit Drachten en Gorredijk naar Gronin
gen zien gaan. Van een aanleg DrachtenGroniugen
een afstand weinig grooter dan DrachtenLeeuwarden
is reeds ernstig sprake. Moet men nu het voorstel aan
nemen met do zekerheid, dat het plan toch op deze wijze
niet tot uitvoering komtof doet men beterzooals de
heer Bekhuis voorstelt, het aan te houden en het comité
van het locaalspoor gelegenheid te geven, de laatste hand
aan zijnen arbeid te slaan
Spreker is voor uitstel. Men bedenke, dat hier een
soort wedren is van concessionarissen en dat de Ned.
Tramweg-maatschappij beslag wil leggen op het midden
stuk van een lijnzoodat er voor een ander de aardigheid
dreigt af te raken en dat, terwijl het locaalspoor sedert
2 jaren rusteloos voortwerkt en vertraging alleen komt
ten laste van autoriteiten.
Het denkbeeld van den heer Bekhuis geeft spreker volle
instemming.
De heer Duparc zegt, met de meeste instemming het
voorstel van burgemeester en wethouders te hebben be
groet. Hij zou den aanleg van den stoomtramweg naar
Stiens willen noemen het begin van het begin, en wenscht
dien geheel op zich zelf te beschouwen. Terecht is door
den heer Reeling Brouwer gewezen op het groote belang
van Leeuwarden bij dezen aanleg. De ingezetenen van
Leeuwarden zullen daardoor eindelijk ook in het genot
komen van een gemakkelijk en versneld middel van ver
keer met andere gemeenten, waarvan zij reeds veel te lang
verstoken zijn gebleven, en dat vooral ook de neringdoenden
niet weinig ten goede zal komen.
Spreker gewaagde van „andere gemeenten", want men
behoeft er geen oogenblik aan te twijfelen, of, is deze weg
eenmaal tot stand gebracht of de aanleg daarvan verzekerd,
de voortzetting der lijn spoedig zal volgen. Daarvoor
staan ons borg de ijzeren wil en het doorzettingsvermogen
van den directeur der Ned. Tramweg-maatschappij die
door wat hij in een groot deel van Friesland reeds heeft
weten tot stand te brengen, heeft getoond, wat hij wil en
ook kan doen. Bovendien zal het belang zelf der aan
zijne zorgen toevertrouwde maatschappij wel zwaar genoeg
bij hem wegen om, zoo spoedig mogelijk, de lijn met de
reeds bestaande of nog te maken tramwegen in verbinding
te brengen. Wat verliest de gemeentevraagt spreker
door de concessie te verleenen Behalve het gebruik
van den weg wordt toch niets van haar gevraagd.
Er is gesproken van de lijn Suameer—Leeuwarden.
Dat het den directeur met deze lijn ook volle ernst is
bleek uit zijn antwoord aan de Kamer van koophandel en
fabrieken alhier op hare vraag om inlichtingen over de
aan deze lijn te geven richting. Dat antwoord is opge
nomen in hetgelijk steedsin de Leeuwarder Courant
opgenomen verslag. Later heeft spreker persoonlijk over
deze lijn nog eenige inlichtingen weten te bekomen en
hij zou naar aanleiding daarvan haast de verzekering
kunnen gevendat het der maatschappij ook met den
aanleg van deze lijn groote ernst is en dat men dit waar
schijnlijk wel spoedig zal vernemen.
Er is bij herhaling gewezen op de plannen van het
comité voor den aanleg van een locaal-spoorweg van
Leeuwarden tot Oostmahorn. Spreker zou de laatste wil
len zijn, iets te willen afdingen op de activiteit van dit