154 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 November 1897. wel de resolutie van Gedeputeerde Staten en het voorstel van burgemeester en wethoudersom van die resolutie in hooger beroep te gaan. Het is de bedoeling van Gedeputeerde Staten niet ge weest, om nogmaals de zaak zelf aan 's raads oordeel tc onderwerpen. Dit aan te nemen zou te ver gaan. In de zaak zelve is reeds een besluit genomen en dit is aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen ge worden. Spr. gaat geheel met den heer van Ketwich Verschuur mede; ook hij is van meening, dat Gedeputeerde Staten! een besluit hebben genomen waartoe hun de bevoegd heid volgens de wet ontbreekt; zij besluiten althans over eene zaak, waaromtrent de wet niet voorschrijft de goed keuring te vragen van Gedeputeerde Staten. Maar nu de raad eenmaal besloten heeft tot het vragen der goedkeuring en hieraan uitvoering heeft gegeven gaat 't niet op, om de bevoegdheid van dat college te bestrijden in dier voege, alsof zijne inmenging niethadde plaats gevonden maar dan ligt de fout bij den raad, dat hij toch goedkeuring heeft gevraagd en kan hij er nu niet meer tegen opkomen. Door den heer Beekhuis is het denkbeeld aan de hand gedaan om de resolutie van Gedeputeerde Staten voor notificatie aan te nemen en het besluit van den raad van 28 September in te trekken en omdat de Gedeputeerde Staten geene bevoegdheid uit de wet kunnen putten een nieuw besluit te nemen en hierop geen goedkeuring van dat college te vragen. Dit denkbeeld is niet juist. Aan het besluit van 28 September, waarin de voorwaarde was begrepen om de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te vragen is door dat vragen uitvoering gegeven. En nu kan de raad niet gevoegelijk die tenuitvoerlegging van het besluit ne geer en of dit intrekken. Spr. is tot deze conclusie gekomen Gedeputeerde Staten hadden niet behooren te treden in eene goedkeu ring van 's raads besluitmaar nu die goedkeuring eenmaal is gevraagd staat het niet meer aan den raad om de bevoegdheid van Gedeputeerde Stalen te be twijfelen. Het komt spr. voordat voor het gaan in hooger be roep alleszins termen bestaanomdat de raad eerbied moet hebben voor zijn besluit van 28 Septemberdat niet informeel is. De heer Duparc zeidedat de leden slechts 2 a 3 dagen tijd hadden gehadom het voorstel destijds te bestudeeren het moge alleen die dagen officieel ter visie hebben gelegen zegt spr. maar veertien dagen vroeger was het ter tafel gebracht en hebben dus de leden daarna gelegenheid gehad er inzage van te nemen. Het besluit van 28 September is na rijpen rade ge nomen spr. heeft er zich niet mede kunnen vereenigen, maar zal het eerbiedigen. Dit is ook de plicht van den raad. De meerderheid van den raaddie aan het nemen van het besluit heeft medegewerktis er dan ook verantwoor delijk voor. Zij vooral moet burgemeester en wethouders steunen in hun poging, om het besluit tot uitvoering te doen geraken. De argumentendoor Gedeputeerde Staten in de resolutie voor hunne beslissing aangevoerd hebben op spr. een bijzonder zwakken indruk gemaakt. Het komt spr. voor, dat de inhoud dier resolutie bovendien be denkelijk isin dien zin dat Gedeputeerde Staten niet ten volle hebben gerespecteerd zin en woorden van de gemeentewetwaar deze bepaaltdat het bestuur der gemeente berust bij den raad en bij burgemeester en wet houders. Er komen in de resolutie overwegingen voor die geheel behooren bij den raad en bij burgemeester en wethouders. Tn de zaak zelve is sedert den 28 September geene verandering gekomen. De raad moet dus alles aanwen den om aan zijn besluit uitvoering te kunnen doen geven. De heer Troelstra zegt, dat, waar een enkele spreker beweert, dat de raad minder goed het oorspronkelijk voorstel heeft kunnen onderzoekenhij zeker niet behoeft te verzekeren dat dit met burgemeester en wethouders niet het geval is geweest. Zij waren in staat, de zaak grondig te beoordeelen en hebben het voorstel tot uitvoering van het plan bij den raad gebrachtdaarin gesteund door de groole meerder heid van de commissie voor openbare werkendie de zaak ook van alle kanton heeft bezien. Burgemeester en wethouders hebben hun voorstel in gediend uit volle overtuigingdat liet in het algemeen belang is en op dat standpunt staan zij nog. De door Gedeputeerde Staten bijgebrachte argumenten heeft hun niet aan 't wankelen gebracht. En nu spreekt 't als van zelf, dat, nu het raadsbesluit, overeenkomstig dat voor stel genomen door Gedeputeerde Staten niet is goedge keurd burgemeester en wethouders moesten voorstellen daarvan in hooger beroep te gaan. De op het getouw ge zette adresbeweging mocht onder die omstandigheden geen invloed op hunne handelingen uitoefenen. Spr. behoeft zeker niet te zeggen dat in het algemeen een zeer betrekkelijke waarde is te hechten aan een zij 't ook door honderden onderteekend adres, leder weet hoe er bij de behandeling van zaken waarbij de parti culiere belangen van velen betrokken zijnvele liand- teekeningen zijn te verkrijgen als de adresbeweging wat krachtig wordt, aangepakt. Hij herinnert aan de oppositie, die jarenlang tegen do verplaatsing van de beurs is gevoerd geworden. Die op positie heeft misschien wel veertig jaren geduurd. Toen eindelijk ook de oude waag te klein werd en er een voorstel kwam om beurs en waag in een gebouw te vereenigengelukte dit. Men zeide toen ookdat de waag de locomotief voor de verplaatsing van de beurs was geweest. Spr. herinnert voorts aan de oppositie tegen de verplaatsing van de veemarkt, waarbij inderdaad veler particuliere belangen waren betrokken. Verder aan de amotic van den Nieuwetoren. Toen dit voor de veiligheid der inwonenden noodig waswas er een zeer sterke aandrang van buiten om een nieuwe to stichten. Destijds werd er door adressanten niet naar ge vraagd hoeveel een nieuwe toren wel zou moeten kosten. Dit is een gewoon verschijnselwanneer werkelijke of vermeende particuliere belangen in 't spel zijn en men die eenigszins breed weet uit te meten; spr. ontkent 't nietdat in de onderwerpelijke zaak goede argumenten zijn aangebracht. Het is maar, van welke zijde men de zaak beschouwt. Eu adressanten dragen geene verant woordelijkheid. Een raadslid echter weldie moet vragen naar het alcjamnen belang en stemmen naar overtuiging naar eed en geweten. Hier komt nog bij de in dezen raad bestaande traditie, om eerbied tc hebben voor zijne eenmaal genomen be sluiten tenzij hij van het verkeerde er van worde over tuigd. Uit den mond van den heer van Sloterdijck heeft men dit nog kunnen vernemen. MeerTnalen heeft dat geachte lid zich verzet tegen een opnieuw aan de orde stellen van een punt, waaromtrent nog slechts weinig tijd geleden was beslist, als daartoe geen gegronde aanleiding bestond. En op dit standpunt plaatst hij zich nu, ofschoon hij tegen het onderwerpelijk voorstel heeft gestemd. Waar moet 't heen als de raad bij behandeling van gewichtige zaken omdat daartegen geageerd wordteen eenmaal genomen besluit weer zou gaan vernietigen Maar Gedeputeerde Staten hebben het onderwerpelijk raadsbesluit niet goedgekeurd. Goed, maar dan dient men de gronden, waarop die niet-goedkeuring steunt, ernstig te overwegen en het besluit van Gedeputeerde Staten niet maar met beide handen aan te grijpen, om een eenmaal genomen raadsbesluit te vernietigen. Er dient gewaakt te wordendat Gedeputeerde Staten geen plaats nemen op de zetels der raadsleden. Waar blijft de autonomie van de gemeente, wanneer Gedeputeerde Staten op zulke zwakke gronden een Taads- Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwardenvan Dinsdag 23 November 1897. 155 besluit niet goedkeuren, als in dezen het geval is. Want, afgescheiden van de rechtskwestie, noemt spr. de argu menten in de resolutie zóó zwak, dat, indien deze telkens zouden mogen gelden, er van de tien raadsbesluiten wel vijf zouden kunnen worden vernietigd. Spr. vraagt, of Gedeputeerde Staten hebben te oordeelen over den welstanden te waken voor do veiligheid van het verkeer in de gemeente Do gemeentewet laat dit aan den raad over, die dan ook tot oordeelen het best in staat is. Er is gewezen op hot financieele bezwaaromdat do uitvoering van het plan de gemeente veel geld zal kosten. Is dit waar? Burgemeester en wethouders hebben juist de overtuiging, dat een besluit, als den 28 September is genomen, op den duur in het financieel belang van de gemeente zal zijn. Spr. zou den bandelaren onder do adressanten wel willen vragenwelke waarde bet bij de gasfabriek aan te trekken terrein zou hebbenindien de fabriek in particuliere handen ware. Ongetwijfeld groote waardeen zou 't nu geen waarde hebben voor de ge meente die evengoed exploitant is Er zijn vele ver- boteringen aan to brengenwaarvoor thans geen ruimte aanwezig is, bijv. een groote cokesbergplaats, een gelegen heid voor zuivering van het gas door middel van erts, enz. Spr. kan dus niet inzien, dat de gemeente door bet plan zich een financieel bezwaar op den hals zal balen. De heer Duparc heeft ccnige sprekers, omdat zij zijn naam hebbon genoemdte beantwoorden. Allereerst den voorzitter, die spr. er op wees, dat, casu quotwee ministers in de zaak zouden worden be trokken, die van binnenlandsche zaken en dio van water staat. Do voorzitter mag het er gerust voor houden, dat, indien de tusschenkomst van eerstgemelden minister door den raad mocht worden ingeroepen om van de Kroon vernietiging van liet besluit van Gedeputeerde Staten te verkrijgenhij over de zaak au fond zeer zeker zijn ambtgenoot van waterstaat zou raadplegen. En deze is toch portie en cause. Spr. ziet den voorzitter eene ont kennende beweging met hot hoofd makenbij spreekt ecliter uit ambtelijke ervaring. De voorzitter noemde ook den Raad van State. Maar do voorzitter weet toch evengoed als spr.. dat dit lichaam niet beslist, maar advies uitbrengt. Nu wordt dit advies wei bijna altoos gevolgd, doch de betrokken minister kan er ook van afwijkenen dan worden volgens de wet op de samenstelling en bevoegdheid van den Raad van State, het advies en de daarvan afwijkende voordracht van don minister aan de Kroon in do Staatscourant geplaatst. De Raad van State had eigenlijk in het geheel niet door den voorzitter in bet debat behoeven Ie worden gebracht. De heeren van Ketwich Verschuur en van Sloterdijck bobben eene zeer vreemde bonding aangenomen. In de raadsvergadering van 28 Sept. waren zij legen bet voor stel van burgemeester en wethouders. Werd echter mot hunne stemmen het voorstel van burgemeester en wet houders nu aangenomen en volgt daarop eene vernietiging door de Koningin-Regentes van bet besluit van Gedepu teerde Statendan komt de verlegging van den weg langs do gasfabriek enz. tot stand legen hun uitdrukke lijk verlangen. Wij kennen allenzegt spr., beide ge achte leden. Doch hunne tegenwoordige houding zou niet onverdiend den naain van Principiën-Reiterei verdienen. Eeno vraag intusschenzoowel aan hen, als aan burge meester en wethoudersZonden zij allen ook de onbe voegdheid van Gedeputeerde Staten in dezen hebben gaan bepleitenindien het besluit van 28 Sept. j.l. door dat college ware goedgekeurd De beer Troelstra zeidat burgemeester en wethouders het voorstel tot verlegging van de gasfabriek uit volle overtuiging hebben gedaan. Wie, die er ooit twijfel over beeft uitgesproken? Doch, wie is er, die niet wel eens op zijne meening is teruggekomen óók uit volle over tuiging bij nadere overweging eener zaak En zoo is het thans spr. en ook andere raadsleden in deze zaak gegaan. Indien wijgelijk in sommige landen het geval is, voor de behandeling van zaken hadden eeno tweede lezing, de onderwerpelijke zaak zou waarschijnlijk niet den tegenwoordigen loop bobben genomen en zóó zijn geëmbrouilleerd gewordendat men thans van sommige leden zou kunnen zeggen Wie er vóór is stemt tegen, wie er tegen is stemt vóór. De Voorzitter kan zich niet vereenigen met de in- lichtigendoor den beer Duparc gegeven omtrent den werkkring van den Raad van State en van do taak die dit college, in een zaak als doze, zou bobben te vervullen. Ook neemt hij niot aan de onderlinge raadpleging van genoemde ministers. Die mededeelingen mogen berusten op de rijke veeljarige staatsrechtelijke ervaring van dien geachten sprekermaar do wet spreekt daarvan niet. De heer van Sloterdijck beweerde, naar spr.'s meening, ten onrechtedat de disqualificatie van Gedeputeerde Staten gedekt zou zijn door het besluit van den raad. Hij beweegt zich to veel op formeel terrein. Het is bier te doen om een juiste toepassing van het Staatsrecht en dit is de lieer van Sloterdijck stemde 't toe verkeerd toegepast Over do exceptie van onbevoegdheid hadden Gedepu teerde Statenna oen ernstig onderzoekzich moeten uitsprekenevenals zij in het begin van dit jaar deden naar aanleiding van een raadsbesluit omtrent aanvaarding van bet legaat Vegilin van Claerborgen ten voordeele van do kerkvoogdij te Cornjumnadat de kwestie van het al of niet vragen van goedkeuring in den raad reeds was besproken. Nu zijn Gedoputeorde Staten over dezo kwestie heen gegleden. De beer Beekhuis deelt mededatnu zijn denkbeeld geen instemming bij zijne medeleden schijnt te vinden hij dit intrekt, ook omdat bij door den voorzitter er van overtuigd is, dat bet thans niet de rechte tijd daarvoor is. Spr. moet nu echter nog even opkomen tegen de woorden van den heer van Sloterdijck, waar hij het deed voorkomen, alsof een lid van den raad, door tegen bet onderwerpelijk voorstel van burgemeester en wethouders te stemmen, den schijn op zich zou iadenvan geen eerbied te hebben voor een eenmaal genomen raadsbesluit. Spr. zal tegen het onderwerpelijk voorstel stemmen en meent toch even veel eerbied voor 's raads besluiten te hebben als de heer van Sloterdijck. Maar bij herinnert aan de woorden van den heer van Ketwich Verschuur, die zeide, dat de raad, uitgaande van de meening, dat de onderwerpelijko zaak niet valt onder art. 194 der gemeentewet en Gedeputeerde Staten dus hunne bevoegdheid hebben overschreden, door hunne goedkeuring aan 's raads besluit te onthoudende resolutie van dat college eenvoudig voor notificatie moet aannemen. Spr. haalt dit alleen aanom te doen uitkomendat een lid van den raaddoor tegen bet aan do orde zijnd voorstel van burgemeester en wethouders te stemmen geen blijk behoeft te gevenvan den eerbied voor een vroeger raadsbesluit uit het oog te verliezen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 9 stem men. Vóór stemden de heeren Troelsira, Reeling Brouwer, Oosterboft', van Sloterdijck, Kolff, van Ketwich Verschuur, Bekhuis, Wolff en de la Faille. De Voorzitter deelt nu aan de vergadering mode, dat bij liet genomen besluit, in strijd met de wet en bet algemeen belang achtendegebruik zal maken van do bevoegdheid, hem gegeven bij art. 70 der gemoentewet en bet besluit niet zal uitvoeren. De vergadering wordt gesloten. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. M1KOKXIA Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 6