34 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 Maart 1898.
van het houden van openbare huizen van ontucht in
Leeuwarden is gevraagd. Het had daarom aanbeveling
verdiend een blik te slaan op den hier bestaanden toe
stand. Spr. zal er intusschen niet meer over uitweiden.
Hij wenscht echter wel, op enkele opmerkingen in het
rapport der commissie terug te komen.
In de eerste plaats wijst hij op de opmerkingdat de
adressanten zich eenig en alleen op het standpunt der
zedelijkheid stellen. Dit behoeft geen bevreemding te
wekken. Indien zij aan een ander standpunt op goede
gronden geen waarde hechten, is het natuurlijk, dat zij
de zaak uit een oogpunt van zedelijkheid bezien.
De commissie plaatst zich van haar kant wel wat uit
sluitend op een ander standpuntzij zal 't echter met
spr. eens zijn dat de zaak het beschouwen ook .van een
zedelijk standpunt wel waard is.
De zaak, zegt de commissie, moet worden beschouwd
uit het oogpunt van do vrouwen en kinderen die niet
bij machte zijn zich zeiven voor schade in dit opzicht te
hoeden. Het is opmerkelijk, vindt spr., dat de commissie
de vrouwen in bescherming neemt, terwijl 't voor het
meerendeel vrouwen zijn die er zich tegen verzetten.
Dit verschijnsel moet men niet uit het oog verliezen.
Verder wordt in het rapport gezegd wel is waar
als eene aanhaling uit de in den Amsterdamschen ge
meenteraad gevoerde discussieeene opmerking echter
die de commissie door die aanhaling tot de hare maakt
„dat er twee stelsels zijn, het eene brengt de publieke
„vrouwen op straat, het andere houdt ze in huis. Het
„mindere, V,0 (de bordeelen), willen de voorstanders van
„het verbod opheifen, en het meerdere, 9/10 (de clandestine
„prostitutie), laten bestaan."
Spr. komt hier tegen op. Deze opvatting omtrent de
voorstanders is onwaar. Zij zouden de laatste ook willen
opheffen, zoo zij er maar kans toe zagen.
Spr. vindt hierin echter aanleiding tot de volgende
vraag: indien het toezicht slechts op i/10 kan worden
toegepast en 9/I0 niet *e bereiken is, zou men dan niet,
wijl zoovele stemmen tegen het bordeel opgaanook nog
dat 1 10 laten glippen? Zouden daardoor werkelijk do
noodlottige gevolgen voor de openbare gezondheid zoozeer
toenemen Spr. gelooft van niet.
De commissie haalt in haar rapport eenige woorden
aan van den Minister van Justitie, naar aanleiding van
de kwestie der bordeelen gesproken bij de behandeling
der staatsbegrooting voor 1898 en zij cursiveert o. a. deze
uitdrukking van den Minister, dat „misdrijven tegen de
„zeden tegen den eigendom en tegen de personen in
„bordeelen bijna niet voorkomen". Uit dat woordje bijna
volgt, dat ze toch wel voorkomen.
Spr. verklaartniet goed te begrijpenwat onder
„misdrijven tegen de zeden" is te verstaan. Hij meende
dat bij het spreken over een bordeel moeilijk het begrip
„zedelijkheid" daaraan te verbinden ware. Heeft men
misschien hierbij hel oog op tegennatuurlijke geslachts
gemeenschap Het verbaast spr dan wel, dat de Minister
die woorden gesproken en de commissie ze overgenomen
heeft. Uit de in Amsterdam uitgebrachte rapporten blijkt,
dat die geslachtsgemeenschap wel in de bordeelen aldaar
voorkomt.
De commissie doet een beroep op de behandeling van
dit onderwerp te Amsterdam en op de bezwaren, die zich
bij de toepassing van het aldaar genomen besluit hebben
voorgedaan spreker is echter van oordeeldat wat daar
misschien nog eenig bezwaar opleverde, hier gemakkelijker
zal kunnen geschieden omdat het kwaad hier niet zoo
uitgestrekt is.
Nog wordt de aandacht gevestigd op het in dein 1889
te Haarlem gehouden vergadering van de Maatschappij
tot bevordering der geneeskunst met 77 tegen 2 stemmen
uitgebracht votum „dat de beteugeling der syphilis streng
sanitair toezicht op de prostitutie noodzakelijk maakt".
Spr. weet nietwie die twee heeren warenwelke de
minderheid uitmaakten, 't Kan zijn, dat zij specialiteiten
warendie van deze zaak eene ernstige studie hebben
gemaakt. Spr. wil nu hiermede niet zeggen, dat de andere
75 dit niet gedaan hebben, maar hij wil er tegen waar
schuwen dat men in dezen niet alleen tellenmaar ook
wegen moet. Bovendien weet men wel hoe het dikwijls
gaat. Een groot man zal eerder bekennen, dat hij gedwaald
heeft dan een minder ontwikkelde, die een schijn van
geleerdheid heeft op te houden.
Krachtig wordt door de commissie opgekomen tegen
de bewering, „dat het bedrijf in het bordeel alhier wordt
uitgeoefend onder sanctie en bescherming van de stedelijke
overheid." Spr. vindt 't te bejammeren, als twee tegen-
overelkaar staande partijen trachten elkaar vliegen af te
vangen. Indien de adressanten die bewering hebben ge
uitom een blaam te werpen op het gemeentebestuur,
dan vindt hij dit verkeerd want zij geven dan blijkte
hebben vergeten waarom de stedelijke overheid het bor
deel niet wil opheffen. Maar de commissie had overigens
geen rechtom don adressanten er een verwijt van te
makendat zij van sanctie en bescherming spraken.
Immers, indien men de macht heeft, dergelijke inrich
ting op te heffen, en, ondanks herhaalde verzoeken, dit
toch niet doetdan heeft men eenig recht om te be
weren dat die inrichting wordt beschermd
In het rapport der commissie wordt ook nog gezegd
dat de publieke vrouwen ten allen tijde de door haar
bewoonde huizen van ontucht kunnen verlaten. Zij hebben
een extract uit de verordening bij zichwaaruit haar
blijkt, dat zij eene onbeperkte vrijheid genieten. Spr. zou
wel willeu vragenof dat extract ook in het Fransch
is vertaald. Uit het onderzoek blijkt, dat overal de meeste
publieke vrouwen uit België of Frankrijk worden aange
worven soms gekocht. Komt er nu bijv. eene hier en
ontvangt zij een extract in het Nederlandsch, wat heeft
ze er dan aan De bordeelhoudster zal zich met de
vertaling niet belasten.
De meest nauwgezette uitvoering der verordening kan
op die wijze geheel doelloos worden.
Maar aangenomen al, dat de publieke vrouw volkomen
op do hoogte der verordening is, wat heeft zij er ten
slotte aan De bordeelhoudster heeft talJooze middeltjes
om haar te binden, o. a. door dure toiletten al? anders
zins De publieke vrouw kan niet vrij worden genoemd.
Kn ontvlucht ze de inrichting, wat dan Wie zal zich
harer ontfermen? Alleen de politie. Men kan 't er gerust
voor houden dat zij alleen in den uitersten nood weg
gaat, om dan wellicht in een bordeel van minderen rang
terecht te komen.
Indien spr. nu do bedoeling van de commissie goed
vat, dan komt haar standpunt hierop neerin de wereld
bestaat ontuchtzij is zoo oud als de mensch en zal ook
altijd blijven bestaan. Die ontucht sleept schromelijke ge
volgen na zich en men moet trachten het gevaar daar
voor te verminderen, te meer, daar door die gevolgen,
behalve de schuldigenook onschuldigenvrouwen en
kinderen worden getroffen. Hieruit volgt dus, dat alle
gewicht moet worden gelegd op de vraag wat heeft het
onderzoek te beteekenen.
Spr. heeft, zich de moeite getroost, uit de overgelegde
stukken eene verzameling te maken van uitspraken en
beschouwingen van deskundigen op dit gebied.
Dr. Blooker te Amsterdam verklaart, dat het al of niet
bestaan van bordeelen uit een sanitair oogpunt minst
genomen onverschillig is te achten.
Dr. B. G. E. W. van Dugteren te Rotterdam, komt na
eene beschouwing van 24 pagina's tot de volgende con
clusie „Ik acht opheffing van bordeelen en bestrijding
der prostitutie in het belang der volksgezondheid, ik acht
die tevens een eisch voor de handhaving der openbare
zedelijkheid".
De zienswijze van de heeren Menno Huizinga, Herma-
nidesTempleman en v. d. Hoeven is bekend.
Volgens het adres van de Middernachtzending te Arnhem
is professor Chanfleury van IJsselstein, vroeger voorstander
der keuring, na voortgezet onderzoek tegenstander ge
worden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 Maart 1898. 35
In het rapport der minderheid afdeeling Arnhem der
Nederlandsche maatschappij tot bevordering der genees
kunst leest men
Parent-Duchatelet heeft toegegeven, dat de verwachting,
als zouden de bordeelen een beteren waarborg tegen de
bekende ziekten opleveren een bedriegelijke isdaar de
bewoonsters der bordeelen tweemaal zooveel ziek werden
bevonden als de alleenwonenden.
Dr. Charles Mauriacgeneesheer aan het höpital du
Midi te Parijszegt in een door hem uitgegeven werk
het oude systeem is versleten, men zal den stroom niet
meer opvarendie de overblijfselen wegspoelt van bar-
baarsche wetten in strijd met de zachtere zeden en den
vooruitgang der beschaving"terwijl hij aldus eindigt
„Zoo zijn wij aan het einde der 19e eeuw. De oude
instellingen, die zich het recht aanmatigden de geslachts
gemeenschap te reglementeeren zijn zonder twijfel nog
niet voor goed afgeschaft, maar men beseft, dat zij overal
kraken als een oud gebouw op het punt van in puin
te vallen."
Met welgevallen verhaalt hij de bekeering van Dr.
Augagneur te Lyon, die op een medisch congres openlijk
verklaardedat hij geheel en al van zienswijze ver
anderd was.
Mauriac noemt hem een der kundigste geneesheeren
te Lvon.
De specialisten Thomas Crudeli en Pellizzari in Italië,
Giersing in Denemarken en Drijsdale in Londenhebben
een veroordeelend vonnis over het gedwongen geneeskundig
onderzoek uitgesproken.
Professor Bergh te Kopenhagen is gedurende een onder
zoek van 18 jaar tot het resultaat gekomen, dat de
bordeelvrouwen ruim het dubbele getal aan do bekende
ziekten opleveren als de vrije prostituóo's.
Dr. Minear te Marseille komt bijna tot hetzelfde resultaat.
Dr. Blaschko te Berlijn heeft aangetoond, dat de bekende
ziekten te Berlijn, na de sluiting der bordeelen in 1856,
verminderd zijn.
Dr. Sperk en Dr. Wwewedensky hebben uit hunne
ervaringen in het Kalinkin-hospitaal te Petersburg mede
gedeeld dat de gevaarlijkste zieken in de bordeelen
voorkomen.
Dr. Despröz zegtdat hem bij nauwkeurig onderzoek
gebleken is, dat in Frankrijk bijna overal waar de bordeelen
zijn opgeheven de prostitutie verminderd is.
De commissaris van politie to Bern, waar in 1888 de
bordcelen verboden zijn, deelt mede, dat bij de politie of
bij de administratie geen moeilijkheden zijn ontstaan en
dat de straatprostitutie bepaald niet is toegenomen, en dat
een statistiek in de jaarverslagen van het „Aussern Kranken-
haus" een vermindering aantoont van de sedert 1888 in
dat hospitaal behandelde venerische ziekten.
Eene commissie van enquete te Kiew waar de hoog
leeraar Stoukowenkoff voorzitter en rapporteur was, heeft
met zeven tegen twee stemmen de verklaring afgelegd
dat de reglementeering gevaarlijk is en de tegenover
gestelde resultaten oplevert dan die men er van verwacht
had. „Men moet," zoo zegt hij„of men wil of niettot
deze overtuiging komen indien men de resultaten van
de tegenwoordige wetenschap nauwkeurig en z nder
vooringenomenheid nagaat."
Ten slotte nog eene aanhaling uit de nota van Dr.
Blooker: In 1892 word in de Berliner Medicinische Ge-
sellschaft in 6 zittingen gedebatteerd over eene voordracht
van Dr. BlaschkoZur Prostitutionsfrage, en werd ten
slotte in overeenstemming met de conclusies van den in
leider en op voorstel van eene commissie, bestaande uit
12 leden autoriteiten op het gebied van geslachtsziekten
en onder praesidium van den bekenden Rudolph Virchow
o. a. deze thesis aangenomen Het weder in het leven
roepen van de bordeelen in Berlijn verdient noch uiteen
hygiënisch, noch uit een zedelijk oogpunt aanbeveling.
Uit dezen verzamelstaat want anders is 't niet
zegt spr. blijkt dus, dat de tegenstanders van bordeel
en keuring niet meer angstvallig naar een naam behoeven
te zoeken van een deskundige, op wien zij zich kunnen
beroepen.
In binnen- en buitenland worden tal van mannen ge
vonden en daaronder mannen van beteekenisin ieder
geval mannen die de zaak in kwestie ernstig hebben
onderzocht en op wie de adressanten zich kunnen beroepen.
Daargelaten de vraag, of handhaving van het bordeel
te verdedigen isindien daardoor werkelijk de vreeselijke
gevolgen van de ontucht worden getemperd, meent spr.
op grond van een en ander, waarop hij gewezen heeft
te mogen bewerendat do gevolgen van het onderzoek
op zijn zachtst gesproken zeer twijfelachtig zijn en komt
hij dan ook tot de gevolgtrekkingdat het bordeel moet
vallen.
Tegenover dat zoozeer te betwijfelen nut staat toch de
zedelijke zijdo van het vraagstuk. Van die zijde bezien
zal wel niemand den moed hebben om het bordeel te
verdedigen. Volgens den Minister mogen misdrijven tegen
de zeden, tegen den eigendom en tegen do personen in
de bordeelen niet voorkomen, uit de nota van Dr. Voute,
ingediend bij den Amsterdamschen gemeenteraad, blijkt
wel wat anders. Spr. zal de vergadering niet vermoeien
met eene opsomming van de tooneelen, die in het bordeel
voorvallen, maar alleen horinnoren aan het slot van die
nota, waar de heer Voute zegt: „Uit al deze verklaringen
blijkt ten duidelijkste, dat do bewering, dat de bordeelen
noodig zijn om aan de wilde hartstochten der jeugd een
uitweg te verschaffen, zeer weinig steekhoudend is. Ons
onderzoek heeft alweer aan het licht gebrachtdat de
bordeelen de kweekplaatsen zijn der meest liederlijke ge
slachtsbevrediging."
En wat nu het lot der bewoonsters van het bordeel
betreft, alweder, het is uit het in Amsterdam ingestelde
onderzoek gebleken. Het behoeft ons dan ook niet te
verwonderen, dat juist de vrouwen in verzet komen tegen
de schandalendie leden van hare sexe letterlijk tot
slavinnen maakt.
Evenmin behoeft het ons te bevreemden, dat op voor
stel van de professoren Forel en Gall, benevens 14 andere
geneeskundigente Zurich in 1894 tot de opheffing der
bordeelen is besloten, dat in Duitschland, Zweden, Dene
marken Engeland en Noord-Amerika strafbedreigingen
tegen het houden van huizen van ontucht zijn vastgesteld
en dat in Kampen, Utrecht, Venlo, Alkmaar, Amersfoort,
Harderwijk, den Helder, Hoorn, Nijmegen, Roermond en
Schiedam bordeelen en reglementeering zijn afgeschaft.
De heer de la Faille geeft te kennen datwaar de
raad opnieuw is geroepen om zich bezig te houden met
i deze kwestie, die reeds herhaalde malen een punt van
bespreking in zijne vergaderingen heeft uitgemaakthij
meent, met een kort woord te kunnen volstaan.
De commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen
heeft geadviseerd op onderscheidene adressenom het
houden van bordeelen strafbaar te stellen.
Spr. wenscht te beginnen met een woord van hulde
aan de commissie voor haar kort, eenvoudig doch zaakrijk
advies zij heeft zich bepaald tot do zaak, waarop 't hier
aankomt, op waardige wijze hare motieven ontwikkeld en
het noodige licht over deze zaak gegeven.
Zij heeft zich volkomen op het standpunt geplaatst
door den raad sedert 22 jaren tegen de prostitutie inge
nomen, n.l. dat de prostitutie niet aan zichzelf overgelaten,
maar op verstandige wijze binnen de perken gehouden
moet worden.
Met onpartijdigheid zijn bescheiden overgelegddie
inlichtingen bevatten omtrent het vóór en tegen dezer
zoo moeilijke zaak. Vooral werd het oordeel vergemakkelijkt
na lezing van het uitvoerig en volledig dossier van alles,
wat betrekking heeft op de behandeling van gelijke
adressen in den gemeenteraad van Arnhem dit bevat de
adressen, rapporten der deskundigen, voorstel van burge
meester en wethouders en de hierover gevoerde discussiën.
Het resultaat dier besprekingen is bekend. De verordening
voor die gemeente bleef gehandhaafd.