38
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 Maart 1898.
Jammer dat er, naar de voorstelling van deze coramis-
siën, dan zooveel misbruik van het bordeel wordt gemaakt.
Want volgens de nota van Dr. Voute, overgelegd bij het
Amsterdamsehe rapportwaarbij opheffing der 'oordeelen
wordt voorgesteldverklaarden bijna alle houders van
bordeelen„dat de clientèle meest uit ouderegezeten
„burgers bestaat", en volgens het aan dezen raad inge
diende adres van het hoofdbestuur der Middernachtzending
heeft een nauwkeurig onderzoek te Leeuwarden hetzelfde
aan t licht gebracht, wat de raadscommissie te Amsterdam
bij haar onderzoek naar den aard der prostitutie in de
bordeelen bevonden heeft, n.l. „dat de bordeelen niet
„zooals velen ten onrechte beweren voorzien in een
„noodzakelijke behoefte voor jonge menschendie door
„een dusgenaatnden hartstocht worden gedreven, maar dat
„het meerendeel der bezoekers bestaat uit menschen van
„meer bezadigden leeftijddie er hun genot zoeken in
„meer verfijnde ontuchtigheden".
En zouden nu die personen van meer bezadigden
leeftijd allen „ongehuwde" zijn Spr. gelooft, dat ieder wel
beter weet.
En dan de jongelieden, bij wie de natuurdrift nauwelijks
is ontwaakt. Vele hunner hebben ongetwijfeld edele aspi
ration koesteren hooge illusiën ook op sexueel gebied
trachten zich zuiver en rein te houden. Maar ook deze
worden juist door de bordeelen aan groote verleiding
blootgesteld. Want er zijn kringenwaarin men over het
bezoeken van een bordeel spreekt als over het bezoeken
van een sociëteit. Men maakt er een bravoure vandat
men óók al een bordeel heeft bezocht. En al moge het
dan eerst ook al blijven bij „een kijkje nemen", met een
tweede en derde bezoek heeft men vaak reeds alle scru
pules aan kant gezet.
Indien de den menseh ingeschapen geslachtsdrift staat
onder de tucht der rede en van een krachtigen wilen
onder den invloed van een diep gevoel van zedelijke
verantwoordelijkheid, ook jegens anderen, dan zal er onder
alle „maatschappelijke omstandigheden" zeker geen behoefte
aan bordeelen bestaan. Maar het is helaas geheel anders.
De natuurdrift wordt door vele middelen opgewekt en
geprikkeld, gevleid zelfs, en juist de bordeelen met hunne
inrichting zijn een der krachtigst werkende middelen. Het
verschilt veel of men de gelegenheid moet zoeken dan
wanneer die u uitnoodigt. Men gaat zoo ligt niet naar
sluipholenwaar de prostitutie zich verschuilt. Daarom
bevorderen de bordeelen de prostitutie. Men mag zelfs
aannemen, dat zij zich meestal van daar uit verbreidt.
Daarom bevorderen de bordeelen in hooge mate d^
onzedelijkheid.
Maar, volgens het thans in behandeling zijnde rapport,
hebben we daarop weinig te letten. Wij lezen daarin toch
„De gemeenteraad, ingevolge art. 135 der gemeentewet
„geroepen, niet alleen de zedelijkemaar ook de gezondheids-
„belangen der ingezetenen te behartigen, heeft, naar onze
„overtuigingin de onderwerpelijke aangelegenheid het
„allermeest op deze laagste belangen te letten."
Spr. acht die voorstelling onjuist. Hij meentdat de
gemeenteraad aan zijne roeping te kort doet, als hij in
deze zaak de zedelijkheid ter zijde stelt. In art. 135 wordt
„gezondheid" né, „zedelijkheid" genoemd. En waarbij is
nu de zedelijkheid meer betrokken, dan juist bij het vraag
stuk der prostitutie? Op welk ander gebied vraagt
spr. kan er voor den gemeente-wetgever haast anders
sprake zijn van verordeningen in het belang der openbare
zedelijkheid dan juist in dit geval
Tegen onzedelijke handelingen op de openbare straat
bedreven of gepleegd met minderjarigenwaakt de straf
wet tegen dronkenschap en het misbruik maken van
sterken drank strijdt de drankwet. Hier, op het gebied der
prostitutiemoet de gemeente-wetgever de vraag dei-
zedelijkheid stellen.
En nu wordt het openbaar huis van onzedelijkheid op het
Schavernck door den gemeentewetgevergeduld! Waarom?
Omdat men beweert, dat het toelaten van bordeelen de pro
stitutie meer zou loealiseeren en er daardoor te beter gelegen
heid zon bestaan voor het houden van sanitair toezicht. Maar
het doel wordt niet bereikt, het getal bordeelen neemt
overal af, ook hier; vroeger waren hier 8 openbare huizen
van ontucht, nu slechts één. Of is inderdaad de prostitutie
overal verminderd En worden er in een bordeel
werkelijk minder ziekten opgoloopen dan daar buiten
De heer Oosterhoff heeft tal van aanhalingen gedaan,
waaruit blijkt, dat zeer dikwijls hot tegendeel het geval is.
Spr. kan zich dus ontslagen achten de laatst gestelde vraag
te beantwoorden. Bevorder zooveel mogelijk de zedelijk
heid, dan bevordert men met een de gezondheid, zou spr.
nog willen zeggen.
In het rapport wordt beweerd „dat de ondervinding overal
„heeft doen zien, dat het kwaad der prostitutie bij het
„verbod van bordeelen slechts werd verplaatst, ja dat
„daardoor zelfs tegennatuurlijke geslachtsgemeenschap in
„de hand gewerkt werd".
Rapporteurs zeggen niet, van waar zij die wetenschap
hebben opgedaan. En die bewering wordt geenszins be
vestigd door het onderzoek der Amsterdamsehe commissie.
In de nota van Dr. Voute leest men toch
„Bij het eerste onderzoek van zeven prostituóe's, alle
„uit de voornaamste bordeelen, bleek, dat zes van de zeven
„erkenden, dat tegennatuurlijke geslachtsbevrediging als
„een vaststaand feit kan worden aangenomen en ook
„dat de bezoekers dezer huizen in hoofdzaak bestaan uit
„oudere, vaak getrouwde mannen."
Wij lezen verder in het rapport„De in den laatsten
„tijd meer dan vroeger hier voorkomende venerische ziekten
„hebben, zooals aan een ons bekend geneeskundige bij
„onderzoek is gebleken, allen, zoover door hem behandeld,
„haar bron in de clandestinedus niet te bereiken, prostitutie."
Dus, onze verordening is nog zoo gebrekkig, dat er
hier nog clandestine prostitutie kan bestaan, die zelfs meer
dan vroeger venerische ziekten veroorzaakt.
Hoe is dat mogelijk zou men kunnen vragen. Art. 14
der verordening zegt, dat „onder publieke vrouwen wor-
„den verstaan alle vrouwen, die van de prostitutie geheel
„of gedeeltelijk haar beroep maken, hetzij zij al of niet
„inwonen in huizen van ontucht."
Wordt de verordening soms slecht toegepast, of is de
politie onmachtig alle publieke vrouwen onder do toepas
sing der verordening te brengen In elk geval is hiermee
geconstateerd, dat de verordening de geheime prostitutie,
die meer en meer schijnt toe te nemen, niet kan keeren.
En toch wilde men. volgens het verslag der toenmalige
commissie voor volksgezondheid, niet meer repressieve
politic-maatregelen van halve kracht. Van welke kracht
is nu de verordening?
Kan 't ook zijn, dat de prostitutie zich nog moer ver
bergt dan vroeger van wege de verplichte inschrijvingen
verplichte keuring
Veel nadruk wordt in het rapport gelegd op hot oordeel
van den Minister van Justitie, vooral op diens mededeeling,
dat in betrekkelijk korten tijd bij de vrije prostitutie en
in de clandestine huizen te Amsterdam tusschen de 3 '0
en 400 gevallen van misdaad zijn geconstateerd.
De heer Oosterhoff heeft er reeds op gewezendat
Leeuwarden geen Amsterdam is. Spr. wil er aan toe
voegen, dat onder de bestaande verordening het hier toch
ook wel is voorgekomen, dat een misschien beschonken
bezoeker in een. slecht huis van zijn geld of zijn horloge
is beroofd. Spr. heeft weinig medelijden met zulke personen.
Zou men in ernst durven beweren, dat, wanneer hier een
verbod tegen het houden van bordeelen wordt uitgevaardigd,
bij een goed politie-toezicht de misdaden zouden toenemen
Ten slotte wenscht spr., in navolging van den heer
Haverschmidt, nog enkele raededeelingen te doen uit ver
slagen van den toestand der gemeente.
Na het inwerkingtreden der verordening schijnt men
de zaak flink te hebben aangepakt en schijnt vooral de
toenmalige commissaris van politie zich verdienstelijk te
hebben gemaakt. Doch al spoedig bleek ook de betrek
kelijke onmacht der verordening en, naar spr.'s meening,
in sommige punten hare avereehtsche werking.
V 6 4
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 Maart 1898.
39
In 1882 werden 2485 inspectiën verricht, doch al 32
minder dan in 1881.
Meermalen werd verzuimd zich voor de inspectie aan
te melden, zoodat tegen de nalatigen proces-verbaal moest
worden opgemaakt. Dit werd toogeschrevon aan onwil
of het misbruik maken van sterken drank.
Geen wonder zegt spr. dat men zich aan do
verplichte keuring onttrekt.
Verder wordt in het verslag gesproken van toenemende
clandestine prostitutie, vooral bij minderjarigen. En het
doel der verordening was, die te doen afnemen
Doch de politie trachtte die clandestine prostituées op
te sporen, en bet gelukte haar 26 te betrappen, waaronder
14 minderjarigen. Onder deze 26 waren 8 besmet
waaronder 5 minderjarigen.
Vijf der minderjarigen werden op hun verzoek als
publieke vrouwen ingeschreven. Van de 14 minderjari
gen vertrokken voorts 10 naar Amsterdam. Vrij zeker
ook tengevolge van de verplichte inschrijving en keuring,
waaraan zij zich na hunne ontdekking moesten onderwerpen.
Voor die 14 die vertrokken en vrij zeker gezond waren
kwamen van elders 7 in de plaats, n.l. 5 uit Amsterdam
en 2 uit de provinciedie alle aan venerische ziekten
leden. Dusuit een gezondheidsoogpunt geen aanwinst.
Ongetwijfeld werden die vrouwen alle in de bordeelen
opgenomen. Men kan toch moeilijk aannemen, dat vrou
wen uit Amsterdam hier zullen komen om de vrije pro
stitutie uit te oefenen.
In 1882 waren er 6 huizen van ontucht, reeds 2 minder
dan in het vorige jaar en er waren 40 publieke vrouwen
ingeschreven.
Ziet men nu het gemeenteverslag over 1896 in dan
hadden in dat jaar 677 onderzoekingen plaats. Verzuim,
om ter visitatie te verschijnen in het daarvoor bestemde
lokaal, was, op enkele uitzonderingen na, regel, zegt het
verslag.
In 1896 was ei één publiek bordeel en 10 ingeschreven
publieke vrouwenwaarvan 5 in het bordeel. Drie
publieke vrouwen werden in het stadsziekenhuis opgenomen.
Of daaronder waren uit het bordeel, wordt niet vermeld.
Intusschen kan spr. mededeelen, dat het rapport van Dr.
Kooperberg over 1897 de mededeeling bevatdat in dat
jaar bij de vrije prostituées geen ziekte is geconstateerd
wel bij een in het bordeel.
Welke conclusie uit die mededeelingen te trekken
Is inderdaad in deze gemeente de prostitutie zoo aan
merkelijk verminderdof heeft de verordening fiasco ge
maakt en is nu de clandestine prostitutie regel en de
gereglementeerde uitzondering Ware het niet wensche-
lijk geweest, dat hierover eenig licht was verspreid
De heer Oosterhoff ontkent, naar aanleiding van het
door den heer de la Faille gesprokenenietdat eene
breede schaar van geneeskundigen voor het behoud van
bordeelen ismaar spr herhaaltdat men in deze niet
alleen tellen, maar ook het wegen in 't oog houden moet.
Volgens het oordeel van beroemde deskundigen daaren
tegen, zijn de gevolgen van de clandestine prostitutie niet
zoo gevaarlijkals die in een bordeel. Ook is de positie
der clandestine prostituée veel gunstiger; deze is vrij in
de keuze van de personen, aan wie zij zich wil overgeven,
terwijl de vrouw in het bordeel ieder tot zich moet toe
laten, al draagt hij ook duidelijk het kenmerk eener ziekte.
Nu blijft de vraag over: hoe is de toestand in Leeu
warden, want men vraagt strafbaarstelling van de huizen
van ontucht alhier. Het antwoord op deze vraag is te
vinden in het verslag van den toestand der gemeente.
Uit het laatstedat over 1896blijktdat drie publieke
vrouwen in het stads-ziekenhuis werden opgenomen dat
waren ingeschreven 10 dat 8 werden ingeschreven en
gelijk getal uitgeschreven dat in het geheel 677 inspec
tiën hebben plaats gehad, waarvan 522 in het bordeel en
155 elders. Uit dit groote verschil ziet men, hoe de toe
stand in het bordeel is.
Spr. had reeds het voornemen om eene motie in te
dienenen is nu nader hiertoe aangemoedigd door de
mededeeling van den heer Troelstra, dat de Hooge Raad
zich bezig houdt mot de vraag, of de gemeenteraad bevoegd
is, het houden van bordeelen to verbieden.
Hij stelt derhalve voor, te nemen het volgend besluit:
„De raad
Gehoord de discussiën
Besluit, om eene commissie uit zijn midden te benoe
men met opdracht een onderzoek in te stellen zoowel
naar de bordeel-als naar de clandestine prostitutie in
deze gemeenteteneinde daarna den raad te adviseeren
omtrent de vraagof het strafbaar stellen van het houden
van huizen van ontucht in deze gemeente al of niet
wenschelijk is."
Hij vindt vrijheid om deze motie in te dienen, omdat
het beter is de beslissing van den Hoogen Riad af te
wachten, vóór dat in de aanhangige kwestie een besluit ge
nomen wordt, en het bovendien zijn nut kan hebben, beter
met den toestand alhier bekend te worden.
Deze motie wordt
behandeling.
voldoende ondersteund en komt in
De heer Duparc verklaart, persoonlijk geen bezwaar te
hebben tegen aanneming dezer motie. De raad moet hier
z. i. de maat maar vol meten. Doch den voorsteller van
de motie moet spr. doen opmerken, dat de commissie
heeft gemeend, zich niet te moeten bezighouden met de
vraag, of de raad bevoegd is, het houden van bordeelen
to verbieden, omdat bij haar geen twijfel bestaat, dat de
raad die bevoegdheid heeft. Indien de Hooge Raad echter
anders mocht beslissen, welnu, dan is de zaak uit.
De heer van Ketwich Verschuur spreekt een paar
woorden ten gunste der motie. Het geldt eene hoogst
belangrijke zaak, waarin veel belang wordt gesteld en
waar nu meerdere leden verklaren „we zijn niet geheel
a même, om thans eene beslissende stem uit te brengen",
daar wil spr. gaarne medewerken, om het daarvoor noodige
licht te laten schijnen.
De heer Troelstra geeft den heer Oosterhoff in over
weging, om zijne motie eenigszins te wijzigen. Deze spreekt
alleen van bordeel- en clandestine prostitutie. Er zijn
toch vrouwen buiten het bordeel, die hieronder niet kunnen
worden gerangschikthet zijn die, welke zich bij de politie
hebben doen inschrijven. Deze zijn dus geene clandestine
prostituées. Het onderzoek moest zich over de prostitutie
in haar geheelen omvang uitstrekken.
De Voorzitter meent, dat aan de bedoeling van den
heer Troelstra zal worden voldaan, door in de motie de
woorden „zoowel voor de bordeel- als voor de clandestine
prostitutie" te doen vervangen door „naar den omvang
der prostitutie".
De heer Oosterhoff is van meening, dat indien zijne
motie wordt aangenomen, ook het doel van den heer
Troelstra zal worden bereikt. Intusschen zal hij niet tegen
de voorgestelde wijziging zijn, indien de taak der com
missie niet te moeilijk wordt gemaakt, daar bij uitbreiding
van het onderzoek allicht te veel in het private leven
moet worden ingegrepen.
De heer de la Faille vindt het opmerkelijk, dat zoodra
het denkbeeld, om het onderzoek naar den toestand van
de prostitutie alhier op te dragen aan eene raadscommissie,
te berde is gebracht, al dadelijk verschil van meening
ontstaat tusschen de twee raadsledendie volgens hun
standpunt voorstanders van dezen maatregel zijn.
In de praktijk acht spr. de maatregel moeilijk uitvoer
baarhij vreest er ook voor, dat de commissie na hare
enquêtedie met veel bezwaren zal gepaard gaan een
onjuist beeld van de werkelijkheid zal verkrijgen. Juist
het karakter van de clandestine prostitutiedie hier het
meest voorkomten waarover het onderzoek zich vooral