82 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 9 Juli 1898. 1. in art. 1 te doen wegvallen: .,5" een handlanger" 2. in art. 2 de jaarwedden van den controleurden eersten klerk en den tweeden klerk vast te stellen onder scheidenlijk op 800, 600 en 275; 3. in art. 2 te doen wegvallen de woorden „na aftrek van eene vaste toelage ad 5 per kwartaal aan den handlanger" 4. in art. 2 de woorden sub a en aan het slot te doen vervangen door a. voor den directeur en den schatter ieder b. voor den controleur en den eersten klerk ieder c. voor den tweeden klerk 16. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wij ziging van de verordening op het beheer van het stads ziekenhuis en tot verhooging van de jaarwedde der direc trice van die inrichting. Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten o. art. 15 der verordening op het beheer van hei stads-ziekenhuis (Gemeenteblad no. 13 van 1894) te wijzigen- door den aanhef te doen luiden „Zij geniet eene jaar wedde van 500 750" b. met ingang van 1 Januari 1899 de jaarwedde van mej. H. K. Bolhuis, directrice van het stads-ziekenhuis vast te stellen op 750. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff kan zich met het voorstel van burgemeester en wethouders niet veroenigen, althans niet met het 2e gedeelte waarbij wordt voorgesteld, de jaar wedde van de directrice te verhoogen van 00 tot op ƒ750. Het komt hem voor, dat wat de directrice geniet, niet zoo bijzonder laag kan worden genoemd. Zij heeft ƒ500 vast salaris, maar bovendien vrije kost en inwoning, vuur, licht, bewassehing, geneeskundige hulp en geneesmiddelen in al hare behoeften wordt dus voorzien, en bovendien geniet zij ƒ500 salaris. Hij neemt gaarne aan, dat zij zich verdienstelijk maakt en uitmunt door getrouwe plichts betrachting, maar men mag niet vergeten, dat zij nog geen 4 jaar in functie is en om na zoo korten diensttijd de jaarwedde reeds met 50 te verhoogen, het doet er voor hem niet toe door wie de argumenten daartoe wor den aangevoerd, daarmee kan hij zich niet vereenigen. Er wordt beweerd, dat elders door directrices van zieken huizen hooger jaarwedden worden genoten. Die bewering echter is niet geheel juist. De directrice van het algemeen provinciaal-, stads- en academisch ziekenhuis te Groningen waar 140 a 150 patiënten kunnen worden verpleegd, geniet ƒ600 bene vens kost en inwoning enz.die van het kinderziekenhuis aldaar, ingericht voor 20 patiënten, eene jaarwedde van ƒ400, terwijl die van het Diaconessenhuis, ingericht voor 30 patiënten en 12 diaconessen, naar hem is medege deeld, ƒ300 a ƒ400 als jaarwedde moet genieten, bene vens huisvesting. Dat eerste tractement is 100 hooger dan hier, maar daar is der directrice ook een zwaarder werkkring opgelegd. Meent men bij de verordening een prikkel te moeten stellen voor de toekomst, spr. vindt dit goed maar met het sub b gedane voorstel kan hij zich niet vereenigen. De heer de la Faille heeft in tegenstelling met den heer Oosterhoff het voorstel met ingenomenheid vernomen. De heer Oosterhoff zegt, dat hot er niet toe doet wie de argumenten voor het voorstel aanvoert. Voor spr. doet dit er alles toe. Dat hier de directeur van het stads ziekenhuis, die in de eerste plaats over de verdiensten van de functionaris kan oordeelen, de verhooging van hare jaarwedde aanbeveelt, is voor hem eene aanleiding om met het voorstel mede te gaan. En waar het bezwaar van den geachten vorigen spreker de finantieele zijde van het voorstel geldt, wenscht spr. er op te wijzen, dat onder het beheer van deze directrice per jaar 1000 werd bezuinigd, terwijl het getal verpleeg- dagen belangrijk vermeerderde. Deze omstandigheden wijzen op het beleid, waarmee thans wordt gehandeld en de zorg die aan de patiënten wordt besteed. Het is toch bekend, dat men vroeger algemeen bezwaar had tegen opneming ter verpleging in het stads-ziekenhuis. De vergelijking van den lieer Oosterhoff met de jaar wedden aan andere ziekenhuizen doet spr. de opmerking maken, dat indien men de verschillende ziekenhuizen de revue laat passeeren, die inrichtingen dikwijls van ver schillend karakter zijndaaronder komen voor die geheel van philanthropischen aard zijn en waar de directrice weinig of geen salaris geniet. Het belang der gemeente brengt meedat hier eene directrice aan het hoofd staatdie met beleid haar taak weet te vervullen en die een zekere school achter de rug heeft, zooals met do tegenwoordige functionaris het geval is, die vroeger hoofdverpleegster was in een groot ziekenhuis. Waar zij, zooals uit de overgelegde stukken volkomen blijkt, niet alleen haar beheer met beleid en zuinigheid voert, maar zelfs de functie van hoofdverpleegster vervult, daar kan spr. zich volkomen vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders. Hij wil zelfs de vraag stellen of het wel wensclielijk isdat de tegenwoordige directrice, indien haar eene jaarwedde van 750 wordt toegekenddaarmede dadelijk het maximum bij de ver ordening bepaald, zal hebben bereikt, en dus behoudt hij zich voor, te zijner tijd het voorstel te doen, het maximum bij de verordening te bepalen op 1000. Voor 't oogenblik echter zou hij het cijfer van 750 gaarne behouden. De heer Reeling Brouwer heeft na de verdediging van 't voorstel door den heer de la Faille, weinig meer ter ondersteuning er van bij te brengen. Alleen wil hij er op wijzendat het hier geldt eene vrouwdie de inrichting er bovenop gebracht heeftdie belast is met de geheele leiding der zaak en ook het finantieel beheer voert. Inrichtingen van liefdadigheid venvarre men niet met een ziekenhuis als hier bedoeld. En waar het de geneesheer-directeur van het ziekenhuis is, die eene verhooging van jaarwedde voor de tegenwoordige functionaris vraagt, daar meent hij, dat de raad goed zal doen met het voorstel mee te gaan. De heer Bekhuis kon bij 't lezen van 't voorstel al dadelijk daarmede niet instemmen. Do bezoldiging van de directrice is indertijd na wikken en wegen vastgesteld. Toen wist menwelke werkkring aan haar werd toegewezen. Spr. verliest niet uit het oog, dat de voordoelen die zij boven hare jaarwedde geniet minstens even hoog zijn te stellen ais het bedrag van die jaarwedde. De geneesheer-directeur levert bij zijne bij het voorstel overgelegde missive een warm pleidooi ten gunste van de tegenwoordige functionarismaar mag de raad zich daardoor er toe laten leiden om aan iemand, die nog geen 4 jaren in functie is, eene verhooging van jaarwedde met 50 °/0 toe te kennen Spr. leest tusschen de regels door, en de lieer de la Faille liet zich reeds in dien zin uit dat men wenscht te komen tot een maximum van 1000. Hot thans voorgesteld salaris zou dus nog niet het eind- tractement zijn. Hij kan meegaan met hef denkbeeld om als maximum jaarwedde vast te stellen een bedrag van 750, doch zou daarbij willen bepalen, dat dit is te bereiken na 10 jaren dienstdoor eene verhooging na iedere twee jaren van 50. Spr. dient een amendement instrekkende om achter de woorden„zij geniet eene jaarwedde van 500", te doen volgen„die telkens na 2 jaren met 50 kan „worden verhoogd, zoodat na 10 jaren dienst het maximum „van 750 zal zijn bereikt". De heer Oosterhoff herhaaltniettegenstaande de op merking van den heer de la Faille, dat het er voor hem Verslag der handelingen van den gomeentcraad van Leeuwarden, van Zaterdag 9 Juli 1898. 83 niet toe doet, door wie do argumenten worden aangevoerd en hij kan dit gerust doen, want immers hij wist, dat zo kwamen van den geneesheer-directeur of van burgemeester en wethouders. Er werd op gewezen, dat men niet philan- thropische instellingen moet verwarren met inrichtingen als het ziekenhuis alhier, waarvan de directrice 150 salaris geniet. Maar spr. wees op het academisch ziekenhuis te Groningeneene inrichtingmot de onze wel te vergeljjken. Hij verklaart voortste kunnen meegaan met het denkbeeld van don hoer Bekhuisom een maximum tractement te stellon, te bereiken na oonige jaren dienst. De heer de la Faille wil gaarne aannemendat de directrice van 't academisch ziekenhuis te Groningen 600 salaris geniet. 't Is moeilijk, die inrichtingen in détails na te gaan, om te kunnen komen tot eene vergelijking van den werkkring, die aan de verschillende directrices is toevertrouwd. Spr. heeft hier echter op 't oog de hoogst verdienstelijke vrouwdie aan 't hoofd van ons ziekenhuis staat en hij wil zijn steun verleenen, waar pogingen worden gedaan om haar voor die inrichting te behouden door hare ver diensten naar belmoren te salarieeren. Hij kan dus, waar de hoer Bekhuis door zijn amendement verhooging van salaris voorstaattot op zekere hoogte daarvoor sympathie gevoelen. De heer Oosterhoff hoorde den heer de la Faille zeggen, dat het wensclielijk is, dat wij dezo directrice behouden hij herinnert dat zooeven is gezegd, dat niet zij, maar de geneesheer-directeur de verbooging harer jaarwedde heeft gevraagdwaar dit het geval isbehoeft dus geen vrees te bestaan, dat zij hare betrekking zal opgeven, indien het salaris niet wordt verhoogd. De Voorzitter wijst er opdat de aanneming van 't amendement van den heer Bekhuis tengevolge zal hebben, dat de raad telkens na 2 jaren in discussie zal moeten treden omtrent het toekennen van verhooging van jaarwedde en dit zou soms tot moeilijkheden kunnen leiden. De heer Bekhuis deelt dit bezwaar niet. Meerdere gemeente-ambtenaren staan naar hij meentonder zoo danige bepalingen bij verordening gesteld. Hij wijst op den beursmecster en op de opzichters der gemeentewerken. De heer de la Faille trekt na de opmerking van den voorzitter, zijno bijvalsbetuiging voor het amendement van don heer Bekhuis in. De Voorzitter antwoordt den heer Bekhuis, dat ten aanzien van die ambtenaren de bepaling niet zoo is als hij thans voorstelt. Wel zijn een minimum- en een maximum tractement vastgesteld, maar zonder termijnsbepalingen. Het amendement van den heer Bekhuishierop in stemming gebrachtwordt verworpen met 11 tegen 9 stemmen, die van de heoren Kolff, Vlaskamp, Feitz WilhelmijOosterhoff, DijkstraHijlkoinavan Sloterdijck en Bekhuis. Sub o van de conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij snb b stelt do heer Beekhuis voorhet cjjfer van 750 te veranderen in 600 hij dient daartoe' een amendement in luidende „in litt. b te lezen in plaats van het cijfer 750, hot cijfer 600". Do heer de la Faille meentdat het voorstel van burgemeester en wethouders in overeenstemming is met het oordeel van den geneesheer-directeur. Indien de ver hooging nu op 100 wordt bepaalddan zal dit niet meer het geval zijn. Nu het amendement van don heer Bekhuis niet is aangenomen is er alles voor te zeggen om conform het voorstel van burgemeester en wethouders te besluiten. De heer Beekhuis deelt mededat met 't oog op de formcele bezwaren door den voorzitter geopperd tegen het voorstel van den heer Bekhuis, hij zijn amendement heeft ingediend. Sommige leden toch hebben gestemd tegen dat voorstelhoewel zij het met de strekking daarvan eens waren. Spreker meent met zijn amondement te zullen bereiken dat, wat ook dooi het voorstel van den heer Bekhuis word beoogd. Het amendement, in stemming gebracht, wordt aange nomen met 11 tegen 9 stemmen die van do heeren Wilhelmij, Haverschmidt, van Ketwich Verschuur, Reeling Brouwer, Beucker Andreae, Wolff, do la Faille, Duparc en den Voorzitter. Alzoo wordt besloten a. art. 15 der verordening op het beheer van het stads-ziekenhuis (Gemeenteblad no. 13 van 1894) te wij zigen, door den aanhef te doen luiden „Zij geniet eene jaarwedde van 500750"; b. met ingang van 1 Januari 1899 de jaarwedde van mej. II. E. Bolhuis, directrice van het stads-ziekenhuis, vast te stellen op 600. 17. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver grooting van de speelplaats der gemeenteschool no. 6. Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten hen te machtigen u. de door den aanleg van een weg in het verlengde van het Keetwaltje verkleinde speelplaats van gemeente school no. 6 te vergrooten en aan te leggen, overeenkom stig het door den directeur der gemeentewerken bij zijne missive d.d. 6 Juni j.I. no. 439, ingezonden plan waar van de kosten zijn geraamd op 1500. b. het overblijvend terrein tusschen do vergroote speel plaats en de omgevende wegen voorloopig voor grasperk te bestemmen. De heer Bekhuis herinnert, dat bij de vorige behande ling een ander voorstel omtrent de vergrooting van deze speelplaats tor tafel was gebracht. De heer van Ketwich had toen bezwaar tegen dat plan, en uit de begrootingcijfers aangetoond, dat belangrijk kan worden bezuinigd. Spr. vereenigde zich met die opmer king en voegde er bij, dat, waar de raad had besloten geen hek te plaatsen om do grooto gazon, het kleiner grasperk ook vrij kan blijven, vooral omdat de speelplaats reeds met een hek was voorzien; dat zou dan zijn, een hek om een hek. Bij zijne missivo waarbij hij teekening en begrooting van kosten inzendt, maakt de directeur der gemeentewer ken de opmerking, „dat er kans bestaat datdoor de hier „ter stede zeer luttele concurrentie en het klaarblijkelijk „geringe aantal flinke uitvoerders, |bij de besteding niet „onder de begrooting wordt ingeschreven" en hij verzoekt daarom burgemeester en wethouders, zoo noodig reeds nu machtiging (van den raad) te willen vragen, tot 20 hooger te mogen gunnen, tenzij hun college ook het hek werk in eigen beheer zou willen doen uitvoeren. Eindelijk nog geeft hij te kennen, er op te hebben ge rekend, dat het grondwerk geheel in eigen beheer zal worden uitgevoerd, omdat daarvoor hier veol te hooge prijzen in rekening worden gebracht en hij dus nooit zal aanraden, daarvoor weer aanbesteding te houden. Hier wordt alzoo beweerd, dat werken door middel van publieke besteding uitgevoerd, 20 meer kosten dan bij uitvoering in eigen beheer. Spr. noemt dit geheel onjuist. Eenige jaren geleden schreef de toenmalige directeur der gemeentewerken in oen stuk, dat den raad bereikte

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1898 | | pagina 10