70
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 9 Juli 1898.
De uitslag daarvan wordt in een of meer der in deze
gemeente uitkomende dagbladen alsmede in twee te
Amsterdam of elders verschijnende effectenbladen bekend
gemaakt.
Bij de ter aflossing aangeboden obligatiën moeten zijn
gevoegd de nog niet verschenen coupons met bijbehoo-
renden talon.
Art. 12.
Aan kassiers en handelaars in effecten wordt
provisie toegekend voor de door hen ingeschreven en
door burgemeester en wethouders aangenomen sommen
te voldoen op daartoe in te dienen declaratie.
Art. 13.
De obligatiën en coupons, die niet binnen vijfjaren
na den termijn van aflossing en verschijning zijn aange
boden, worden niet meer voldaan, maar komen ten voor-
deele der gemeente Leeuwarden.
Op voorstel van den voorzitter wordt besloten, punt 12
van de agenda, de benoeming van een wethouder, aan
de orde te stellen n& de straks te houden pauze en thans
over te gaan in geheime zitting ter behandeling van
reclames tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag.
Bij heropening der openbare zitting komt aan de orde
12. Benoeming van een wethouder ter vervulling der
plaatsontstaan door het bedanken van den heer Dr. N.
Reeling Brouwer.
Voor de leden heeft ter inzage gelegen een schrijven
d.d. 6 Juli j.l.van den heer Dr. N. Reeling Brouwer,
waarbij hij mededeeltmet ingang van den genoemden
datum ontslag te nemen als wethouder.
Hierop wordt overgegaan tot stemmingwaarvan het
resultaat is dat zijn uitgebracht op de heeren Mr. C.
Beekhuis 13, J. F. H. Bekhuis 4 stemmen, H. Beucker
AndreaeW. J. Oosterboff Jz. en K H. Dijkstra ieder 1
stemzoodat de heer Beekhuis is benoemd.
De voorzitter vraagt hem, of hij zich omtrent deze
benoeming dadelijk wenscht te verklaren of dat hij gebruik
wenscht te maken van den hiervoor bij de wet toegestanen
termijn.
De heer Beekhuis verklaart de benoeming aan te nemen,
daarbij den raad dank betuigende voor het hem gegeven
blijk van vertrouwen.
Hij hoopt bij de vervulling van deze betrekking te
mogen rekenen zoowel op den steun van de oudere wet
houders als op de welwillendheid van de raadsleden.
13. Voorstel tol vaststelling van voorwaarden voor de
concessie voor aanleg en exploitatie van stoomtramwegen
en van de richting dier wegen.
(Zie bijlage no. 18 tot het verslag van 's raads hande
lingen.)
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
le. een adres van de heeren raadsleden Vlaskamp
BeekhuisHijlkema en Wilbelmijwaarbij zij te kennen
gevenzich bezwaard te gevoelen over de punten onder
nos. 13 en 14 op de agenda voorkomende, in deze ver
gadering hunne stemmen uit te brengen omdat zij die
zaken nog niet voldoende hebben kunnen bestudeeren en
verwerken.
Zoowel over de voorwaarden en de richting der tramlijn
als over de afdamming der Potmarge blijven voor hen
nog vele vragen te doenwaarom zij het gewenscht oor-
deelen, beide zaken tot nadere bespreking naar de sectiën
te verwijzen. Zij stellen daarom de volgende motie voor
„De raad van oordeel dat onderlinge bespreking van
„de punten genoemd onder 13 en 14, tot het vellen van
„een juister oordeel noodig is, besluit de daarin vervatte
„voorstellen tot nader onderzoek naar de sectiën te
„verzenden."
2e. een adres van de naamlooze vennootschap „de
Leeuwarder stoomcartonfabriek", waarbij zij wijst op het
nadeel, dat er voor haar gelegen is in het afsluiten van
de Potmarge door middel van een dam (punt 14 van de
agenda) en op de finantieele bezwaren die zij heeft tegen
do aanneming van het desbetreffend voorstel van burge
meester en wethouders. Voorts wijst zij op de groote
schade die er voor de exploitatie der fabriek zou ontstaan
indien, de dam eens gelegd, bovendien volgens een artikel
der voorgestelde concessie-voorwaarden voor den aanleg
en de exploitatie van een stoomtramweg, de Potmargebrug
voor zooveel noodig 13 achtereenvolgende weken werd
gesloten voor de passage van vaartuigen, ten behoeve van
de werken ter vernieuwing van die brug.
Adressante verzoekt daarom do behandeling van de
punten 13 en 14 der agenda tot eene volgende vergadering
uit te stellen, teneinde haar in de gelegenheid te stellen,
hare belangen den raad nader kenbaar te makenom
zoodoende tot een voor beide partijen gunstig resultaat
te komen.
De vooizitter wenscht de sub le genoemde motie te
splitsen en in behandeling te brengen voorzoover zij betreft
punt 13 der agenda.
De heer Reeling Brouwer wijst op de bezwaren tegen
liet uitstellen van deze zaak.
De directie van de tramwegmaatschappij stelt groeten
prijs op het spoedig ontvangen van een toestemmend
antwoord, in ieder geval betreffende het gedeelte lijn
stationMarssumer straatweg; het overige zou desnoods
uitgesteld kunnen worden, hoewel het voor de gemeente
als van belang moet worden geacht, dat niet langer worde
getalmd waar zoo groote behoefte bestaat aan het ver
krijgen van snellere middelen van verkeer.
Het adres van do directie der cartonfabriek komt spr.
overdreven voor. Het onderwerpelijk voorstel betreft niet
in liet bijzonder den dam, maar de bezwaren tegen eene
tijdelijke afsluiting van de vaart door de Potmargebrug
en daarbij blijft de fabriek toch aan het vaarwater gelegen.
Het vervoer van grondstoffen en producten naar en van
het fabrieksterrein zou gedurende den korten tijd der
afsluiting van de brug dan toch desnoods met lichters
kunnen geschieden.
De straks bedoelde splitsing in de behandeling der
voorwaarden voor de concessiespr. herhaalt hetis
mogelijk, maar hij acht ze niet noodzakelijk en dus geeft
hij den raad in overweging de motie niet aan te nemen.
De Voorzitter acht het van belang dat de raad, alvorens
in verdere discussiën te tredenverneme over welke
punten de heeren, die de motie indienden, zouden wenschen
ingelicht te worden.
De heer Bekhuis is mede van oordeel, dat voor één
der lijnen urgentie bestaat en dat wel voor het gedeelte
stationHarlinger straatweg.
Bij besluit van 7 September 1897 is den concessionaris
de verplichting opgelegd om die lijn vóór 1 Januari 1899
gereed te hebben.
Spr. erkent dat het bezwaarlijk zal gaan die lijn in
enkele maanden te voltooienniettemin wenscht hij geene
langere vertraging waar hij meent, dat na herhaalde be
handeling althans voor dit gedeelte geene bedenkingen
meer behoeven te bestaan.
Hij zou de behandeling van de voorwaarden der geheele
concessie willen splitsen in drie deelen, of wel er zou
kunnen worden bepaald, dat de voorwaarden „voorloopig"
alleen van toepassing zijn op het le deel der lijn.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 9 Juli 1898.
71
Spr. splitst de lijn in 3 onderdeelen
1°. stationbegin Harlinger straatweg, die, zooals hij
zeideurgent is ook omdat door de concessiën van het
lijk en de gemeente Menaldumadeel do concessionaris
deze lijn reeds over Marssum en Beetgum tot Wier zal
kunnen doortrekken
2°. van 't begin Harlinger straatweg tot Groote Bontekoe,
welke lijn echter niet gelegd zal kunnen worden omdat
het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel pertinent ge
weigerd heeft concessie te verleencn, terwijl dezerzijds de
concessie voor deze lijn werd gegeven onder de voor
waarde, dat de concessionaris vóór den L Januari 1899
ten genoegen van het gemeentebestuur het bewijs levere,
dat hij de middelen bezit of onder zijn bereik heeft om
de tramlijn Groote Bontekoe—Stiens te kunnen aanleggen,
en aangezien 't van algemeene bekendheid isdat de
concessionaris die middelen niet heeft en ook niet ver
krijgen kan, zoo volgt daaruit dat van deze lijn niets komt
3°. van 't station in de richting Suameer of Vreenwouden.
Alles wat over de onderdeelen der lijn bestaatis nog
niet ernstig behandeld. Alleen de commissie voor de open
bare werken heeft van de zaken kennis genomen. Spr.
deelt mede, dat het hem heeft gefrappeerd dat de directeur
der gemeentewerken eene totale vernieuwing van de
Potmargebrug noodzakelijk acht voor den aanleg van de
tram. De commissie voor openbare werken wees op de
onvoldoende bovenbouw van die brug. Voor liet overige
is haar dit bouwwerk voldoende voorgekomen het werd
vóór ongeveer 50 jaren gemaakt. Spr. vraagt dus, waarop
de directeur der gemeentewerken zijn voorstel grondt tot
totale vernieuwing van deze brug.
Do raad legt, en dit te recht, aan den concessionaris de
verplichting op tot het bouwen van een geheel nieuwe
Harlingervaartsbrug en een nieuwe Poppebrug, maai spr.
kan niet inzien waarom eene geheele vernieuwing van
de Potmargebrug zou moeten worden verlangd. Ten aanzien
van sommige onderdeelen der voorwaarden zou spreker
dus een nader onderzoek verlangen, maar hij zou thans
eene beslissing willen nemen over liet le gedeelte van
de lijn.
De heer Hijlkema zegt, dat alle zaken van beteekenis
voor de gemeente in de sectiën behoorden te worden
besproken alvorens in openbare raadszitting te worden
behandeld. Hij vraagt, of de raad wel met de voorgestelde
splitsing zal kunnen meegaan. Wat was toch bij het
besluit van 7 September 1897 tot het toekennen van de
subsidiën de voorwaarde Dat de lijn van stationBontekoe
zou moeten worden doorgetrokken naar Stiens. Is dat
lijntje, zonder die doortrekking, wel belangrijk genoeg
voor de gemeente om daarvoor een subsidie van/10,000
toe te kennen
Verder is de lijn van 't station in directe verbinding
met den tramweg DrachtenVeenwouden, zooals die op
de thans overgelegde teekening is geprojecteerd, eene
geheel andere, wat richting betreft, dan de rechtstreeksche
lijn station—Suameerdie indertijd werd voorgesteld.
Men zal de opmerking makenwaarom niet bij het
aanbrengen van een voorstel in den raad een motie in
gediend tot verzending naar de sectiën, maar dan antwoordt
sprekerbij eerste aanbieding en bij de lezing er van in
den raad (niet altijd even duidelijk en verstaanbaar)is
de portée van een voorstel dikwijls niet zoo dadelijk te
vatten die wordt eerst later begrepen bij het inzien der
stukken.
Om dus in deze het nemen van een overhaast besluit
te voorkomen wenscht spr. de door hem mede onder-
teekende motie te zien aangenomen.
De heer Vlaskamp wenscht te antwoorden op de vraag
van den voorzitter, wat de voorstellers van de motie
omtrent het onderwerpelijk voorstel dan nog niet wisten.
Hij verklaart, dat de zaak hem nog niet recht duidelijk is.
De raad heeft zich bij besluit van 7 September 1897
de goedkeuring van de richting der lijn van 't station in
directe verbinding met de tramlijn DrachtenVeenwouden
voorbehouden.
Bij spr. is de richting, die daarvoor thans wordt voor
gesteld, het hoofdbezwaar. Hij vraagt, of een subsidie van
f 10,000 voor een lijn die parallel met den spoorweg loopt,
wel is te rechtvaardigen. Die uitgaaf komt hem te hoog
voor. En voorts vraagt spr. waarom de trambaan wel
gelegd Achter de Hoven en niet langs den Grachtswal
en de zuidzijde van 't kanaal, waaraan de bouwterreinen
zijn gelegen
't Komt spr. voor, dat de gemeente geen voordeel geniet,
geëvenredigd aan een zoo belangrijke uitgaaf als de sub
sidie van f 10,000, want de verbinding, die nu met dat
bedrag zal worden verkregenbestaat reeds.
De heer Wolff is tegen het denkbeeld van den heer
Bekhuis om de te stellen voorwaarden te verdeden naai
de drie door hem aangegeven lijnen en dan die voor de
dorde lijn (stationSuameer) er voorloopig uit te lichten.
Dit gedeelte van de lijn werd indertijd juist op voorstel
van den heer Bekhuis geaccrocheerd aan het le gedeelte,
door hem aangegeven, doordat den concessionaris de ver
plichting tot aansluiting werd opgelegd. Wordt dat derde
gedeelte er uitgelicht, dan zal dit geheel op losse schroe
ven staan.
De heer Bekhuis zegt, dat hij zich onduidelijk schijnt
te hebben uitgedrukt.
Hij heeft werkelijk in de vergadering van 25 Mei 1897
gezegd dat een lijn alleen naar het noorden van onze
provincie niet voldoende is, maar dat deze aansluiting moet
vinden met het groote net der Nederlandsche tramwegmaat
schappij. Die verbinding is ook verzekerd. Do subsidiën
worden alleen dan betaald, wanneer Leeuwarden met de
tramlijn DrachtenVeenwouden verbonden is.
Hij wenscht dus volstrekt niet dat wat de heer Wolff
bedoeltmaar om aan de bezwaren van de voorstellers
der motie tegemoet te komenzou hij de voorwaarden
voorloopig toepasselijk willen verklaren voor het le deel
der lijn, dan kan alles wat betrekking heeft op do lijn
stationGroninger straatweg nader worden onderzocht.
I)e heer Vlaskamp zou willen vragen, of de heer Bekhuis
meent dat de concessionaris o.ok van plan is eene aanslui
ting te maken voor de lijn naar Menaldumadeel. Spr.
heeft hooren zeggendat hij wel van plan was een aan
sluiting te maken voor de lijn naar Stiens doch niet voor
die naar Menaldumadeel.
Na al wat hij over de zaak hoeft hooren spreken blijft
hij van meening dat er voor behandeling der concessie
voorwaarden in de sectiën alle aanleiding bestaat.
De heer Wolff kan den heer Vlaskamp de verzekering
geven dat het de bedoeling van den concessionaris is
in de eerste plaats de lijn stationMenaldumadeel te
doen aanleggen.
Den heer Bekhuis wenscht hij te doen opmerken, dat,
toen de concessie voor de lijn van 't station naar de
Bontekoe werd aangevraagd daarbij door den adressant
zelf niet eene subsidie van 10 mille is verzocht voor de
brug over de Harlingervaart.
Toen op voorstel van den heer Bekhuis eene uitbreiding
van het net in oostelijke richting is goedgevonden werd
bepaald dat dan twee subsidiën van f 10,000 zouden
worden toegekendde eene voor de lijn van 't station
naar de Bontekoede ander voor de lijn naar Suameer.
De voorwaarde van geene subsidie toe te staan in geval
van het niet aanleggen der lijn naar Suameer, zou dus
niet een ernstige straf voor den concessionaris zijn, want,
I zooals spr. zeihij heeft die zelf niet gevraagd.
Werd nu besloten de concessie te splitsen en bij de
latere vaststelling van de voorwaarden voor de lijn station
Leeuwarden naar DrachtenVeenwouden de richting
bepaald door den heer Vlaskamp genoemddirect naar
j Suameer, dan zou het kunnen blijken, dat de concessionaris
voor die lijn als voor hem te bezwarend bedankte.