Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1868.
Overeenkomstig het voorstel der commissie wordt
besloten
bedoelde bcgrooting goed te keuren tot een bedrag
van f 5515.
5. Iiapport dar raadscommissie omtrent het onderzoek
der begrooting der kosten van de dienstdoende schutterij
voor het dienstjaar 1899.
De commissie stelt voor. deze begrooting voorloopig
goed te keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag
van f 4906.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van de bovenwoning Zuiderplein ito. 99.
Zonder discussie wordt besloten
de bovenwoning, plaatselijk bekend Zuiderplein no. 99,
van den 12 Mei 1899 tot den 12 Mei 1900 onderhands
in huur af te staan aan Aagtje Los, wed. van Johannes
Burg, alhier, voor eene som van 215 en verder op de
bestaande voorwaarden.
7. Voorstel van burgemeester en wellwuders tot onder-
handsche verhuring van het perceel gardeniersland het
BlokkelamVgenaamd.
Wordt besloten
aan A. Wiemersgardenier alhier, met ingang van
5 Maart 1899, voor den tijd van zeven achtereenvolgende
jaren onderhands in huur af te staan het perceel garde
niersland „het Blokkelaud" genaamd, ten kadaster bekend
gemeente Leeuwarden in sectie F nos. 2208 en 1966,
voor een huurprijs van 225 per jaar en op nader door
burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan
den heer J. W. Kramers vergunning te verleenen tot liet
aanbrengen van een slank vrije kolk in de openbare straat.
Zonder discussie wordt conform dit voorstel besloten
aan den heer J. W. Kramers vergunning te verleenen,
om in de openbare straat in de Oosterstraatlangs zijn
perceel plaatselijk gekwoteerd Twcebaksmarkt no. 70, een
stankvrije kolk ter grootte van 0.40 M3. te mogen aan
brengen ten behoeve van eene waterlossing uit dit perceel,
op de volgende voorwaarden
a. dat de bedoelde kolk zóó in de bestrating worde
gelegd, dat ze lager ligt dan de klinkers der be&trating
b. dat de kolk en hare bedekking zóó sterk worden
gemaakt en onderhouden dat zij voldoenden weerstand
bieden aan alle daarover te vervoeren vrachten
c. dat door den adressant telken jare vóór of op 12
Mei, voor het eerst vóór of op 12 Mei 1899, ten kantore
van den gemeente-ontvanger worde betaald eene recognitie
van f 0.25als erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente op de ten dezen in gebruik afgestanen grond.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot hel
vaststellen van eene rooilijn voor de bebouwing van de
zuidzijde van het Molen pad.
De directeur der gemeentewerken vestigde bij missive
d.d. 8 October j 1. no. 749/77 de aandacht van burge
meester en wethouders op den aanstaanden verkoop van
tot de nalatenschap van Jonkvr. du Tour van Bellinchave
behoorend terrein aan het Molenpadwelk terrein is
bestemd om te worden bebouwd.
Hij geeft in overweging, voor deze en eventueele verdere
bebouwing van terreinen aldaar, eene rooilijn vast te
stellen volgens door hem overgelegde situatieteekening.
Burgemeester en wethouders kunnen zich met zijn
voorstel vereenigen en stellen voor, te besluiten:
als rooilijn voor de verdere bebouwing van de zuidzijde
van het Molenpad vast te stellen de roode stippellijn,
aangeduid op do overgelegde situatieteekening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis heeft op zichzelf geen bezwaar tegen
do voorgestelde rooilijn. Indien deze wordt vastgesteld
dan wordt hierdoor bepaalddat de bebouwing van het
Molenpad aan de zuidzijde moet geschieden op 10 meter
afstand van de panden aan do noordzijde. De nieuwe
rooilijn valt op de meeste plaatsen 4, 5 a 6 meter binnen
de grens der eigendommen. Er zullen dus tuintjes of
bleekjes vóór de te bouwen perceelen kunnen worden
aangelegd.
Er bestaat echter wel eenig bezwaar voor de reeds
aan de zuidzijde staande gebouwen die zullen niet op
het oude fundament kunnen worden opgebouwd dit zal
daar, waar het terrein weinig diepte bezit, moeielijk-
heden opleveron, maar dit kan geen reden zijn om deze
goede rooilijn niet te volgen. De voorgestelde rooilijn
begint volgens de toekening bij perceel no. 4667 dus
zullen do eerste vier perceelen van den Grachtswal af
buiten beschouwing blijven. Het ligt echter voor de hand,
dat bij eene eventueele verbouwing van deze perceelen
de thans voorgestelde rooilijn zal worden verlengd. Gebeurt
dit, dan zullen de perceelen nos. 4667, 3164, 3163 en
het hoekhuis aan den Grachtswalno. 3166 geheel of
bijna geheel buiten de rooilijn vallenzoodat dan geen
terrein voor bebouwing overblijft.
Spr. acht het beter, ten dezen aanzien ook nu reeds
eene beslissing te nemenopdat de eigenaren weten
waaraan zij zich zullen te houden hebben. Hij maakt dus
zijne stem in dezen afhankelijk van de beantwoording
van de vraag ligt het bij eene eventueele verbouwing van
de bovengemelde perceelen in de bedoeling, de nieuwe
rooilijn voor het verder gedeelte van het Molenpad te
verlengen, of de tegenwoordige rooiïng te behouden?
Den heer Beekhuis doet 't genoegendat de heer
Bekhuis geen bezwaar heeft tegen de nieuwe rooilijn.
Het is eene zaak van belang voor de gemeente, dat men
hier eene breeder weg zal verkrijgen, die later allicht een
toegangsweg zal worden naar de bouwterreinen van de
gemeente.
Ten aanzien van de vraag van den geachten vorigen
spreker, kan spr. mededoelen, dat daarom de rooilijn niet
is doorgetrokken naar den Grachtswal, omdat dit niets zal
geven, het zoude een rooilijn op papier zijn, zonder meer.
Immers, de eigenaren van de bedoelde vier laatste per
ceelen aan de zuidzijde van het Molenpad zullen er wel
voor zorgendatbij noodige verbouwing van hunne
perceelen deze niet tot den grond worden afgebroken
doch slechts bij gedeelten worden verbouwdzoodat er
geene nieuwe rooiïng zal behoeven te worden aangewezen.
De vraag dus, hoe het zal gaan bij verbouwing eventueel
van die vier perceelen, behoeft geen bezwaar op te leveren
tegen het vaststellen van deze nieuwe rooilijn voor het
verdere gedeelte van het Molenpad. Hierdoor zal men
een beteren toestand verkrijgen. Men moet maar afwachten,
wat er later met die vier perceelen zal geschieden.
Spr. zoli ook gaarne willen, er reeds nu toe te kunnen
overgaanom de rooilijn tot den Grachtswal door te
trekken, maar men zal, zooals hij reeds zeide, slechts een
rooilijn op papier krijgen een maatr egeldie geen effect
zou sorteeren.
De heer Bekhuis wijst er op, dat, bij aanneming van
de nieuwe rooilijn, de weg niet breeder zal wordenalleen
de afstand tusschen de gevellijnen zal dan grooter zijn.
Het verbaast spr. wat de lieer Beekhuis omtrent de
vier perceelen heeft gezegdaan welker eigenaren hij
eigenlijk aan de hand doet om de verordening te ontduiken.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 October 1898. 127
Wat het voorstel betreft, spr. is er tegen, om half werk
te doen men moet reeds nu de rooilijn voor de geheele
zuidzijde van het Molenpad vaststellen. De eigenaren van
de laatste perceelen moeten weten, waar zij aan toe zijn,
wat de raad wil. Hun hangt 't nu boven het hoofd, dat
hunne panden mettertijd geheel waardeloos worden, want
het kan gebeuren datbij verbouwing van die panden
de raad hun voorschrijftdie gebouwen 4 a 5 meter
terug te zetten waardoor de herbouw onmogelijk wordt
gemaakt.
Spr. heeft daarom aanleiding, om tegen het voorstel te
stemmen.
De heer Beekhuis moet ten sterkste opkomen tegen
het verwijt van den heer Bekhuis, alsof hij de eigenaren
van die 4 perceelen den weg zou wijzen, hoe de verordening
te ontduiken. Dit was het geval niet.. Van ontduiking
eener verordening is hier geen sprake; het is zuivere
interpretatie der voorschriften.
Art. 58 der algemeene politie-verordening zegt, dat straf
baar is hij, die een gebouw, onmiddellijk of door de stoep
aan de openbare straat belendende, opricht, verzot of
vernieuwt, anders dan, waar onmiddellijk aangrenzende
gebouwen enz. bestaan, in de rooilijn van die gebouwen,
I tenzij de raad de rooilijn anders hebben bepaald. Op
I partieele verbouwing is dit art. zijns inziens niet toepasselijk.
Omtrent het voorstel van burgemeester en wethouders
I wcnscht spr. nog in het midden te brengen, dat er thans
I huizen aan de zuidzijde van het Molenpad staan. Gaat
men nu aan die zijde verder bouwen en is er geen nieuwe
rooilijn vastgesteld, dan zal men, overeenkomstig art. 58,
de rooiïng van de bestaande gebouwen moeten volgen.
Uit te voorkomen is de bedoeling van burgemeester en
wethouders, meer niet. Had men het met succes kunnen
doen dan zou spr. niets liever gedaan hebben dan de
rooilijn tot den Grachtswal door te trekken.
De heer Bekhuis erkent de juistheid van de laatste
opmerking van den heer Beekhuis omtrent de bestaande
huizen, maar wijst er op, dat, wat ten aanzien van deze
geldt, ook toepasselijk is op de verderop staande panden,
die ook buiten de nieuwe rooilijn vallen. Wat men doet
voor 2 a 3 perceelen, dat moet ook voor al de anderen
worden vastgesteld.
De heer Beekhuis verwijst nogmaals naar de bepaling
in het aangehaald artikel der verordening. Zonder nieuwe
I rooilijn zou men verplicht zijn, de rooiïng van die verderop
staande gebouwen te volgen.
De heer Troelstra gelooft, dat ook hier van toepassing
ishet betere is vaak de vijand van het goede. Men
heeft te doen met eene lijn, loopende van den Grachtswal
tot het eind van het Molenpadeen paar perceelen
waaronder een tuinhuisje verderopvallen gedeeltelijk
binnen de rooilijn, vier anderen er buiten. Op deze ziet
nu het bezwaar van den heer Bekhuisdus over een
klein gedeelte van den geheelen afstand. Voor het grootste
gedeelte, dat nog onbebouwd is, is het noodig, een rooilijn
vast te stellen en deze lijn is niet willekeurigmaar
geheel overeenkomstig het voorschrift der verordening
geprojecteerdzoodat de afstand tusschen de tegenover
elkaar te bouwen panden tien meter zal bedragen.
Het bezwaar van den heer Bekhuis is niet weg te
cijferen, maar wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
Men zou anders het belang van het meerdere opofferen
aan het belang van het mindere.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Bekhuis verklaart zich tegen.
I 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop
van grond aan de vereeniging „ide Coöperatieve Stoom
zuivelfabriek.te Leeuwarden.
Bij adresd.d. 23 September j.l.verzoekt het bestuur
der vereeniging „Coöperatieve Stoomzuivelfabriek te Leeu
warden", eene strook grond ter diepte van 30 meter en ter
breedte van 3 meter, gelegen ten oosten van het reeds
aan die vereeniging verkochte terrein ten oosten van de
2e kanaalbrugaan hem te willen verkoopen voor eeno
som van f 56.25, ten einde die strook te bestemmen tot
weg en dus onbebouwd te laten.
Dit verzoek is een gevolg van de omstandigheid dat
tengevolge van een misverstand slechts 2 meter grond
aan de oostzijde van het terrein van adressant voor toe
gangsweg is opengelaten, terwijl daarvoor vijf meter breedte
beschikbaar had moeten blijven volgens art. 4, sub c, der
verordening tot aanvulling der bouwverordening (Gemeente
blad no 7 van 1898).
Aanleiding tot dit misverstand heeft gegeven de voor
de overdracht van bovenbedoeld terrein aan den adressant
gestelde voorwaarde: „dat ai het bepaalde in de verschil
lende verordeningen op het bouwen, op het aanleggen van
straten, ter voorziening tegen en bij brand enz. zal moeten
worden opgevolgdmaar datzoolang geene meerdere
gebouwen op het te verkoopen terrein worden gesticht,
overeenkomstig het bepaalde in art. 4, sub letter n 2e
alinea, van de zooeven aangehaalde verordening, voor de
breedte van „vijf meter" sub a, 6, c en d vau dat artikel
worden gelezen „twee meter".
Nu zou, tengevolge van dat misverstand, bij eventueelen
verkoop van bouwterrein ten oosten van dat van adressant,
niet kunnen worden voldaan aan den eisch van art. 4
sub a der verordening„dat de afstand tusschen de
rooilijnen van de aan do wegen en straten te stichten
gebouwen ten minste tien meter moet bedragen", tenzij
van het later te verkoopen terrein eene strook van ten
minste 8 meter wordt onbebouwd gelaten.
De adressant is echter bereid, er toe mede te werken,
dat aan den eisch van art. 4 sub a zal kunnen worden
voldaan, door van de gemeente aan te koopen eene strook
grond ten oosten van zijn perceel indien de gemeente
dien grond, ter oppervlakte van 90 centiare, aan hem in
koop wil afstaan tegen den prijs van 56.25.
De vereeniging heeft aan dezen grond geen behoefte,
maar zal dien alleen aankoopen voor bovenomschreven doel.
Zij wenscht daarom dan ook voor dezen grond niet
evenals voor het reeds gekochte terreinf 1.25 per
centiare te betalen.
Burgemeester en wethouders stellen derhalve voor, te
besluiten
aan de vereeniging „de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek
te Leeuwarden" tegen een prijs van f 56.25 en verder
op door burgemeester en wethouders vast te stellen voor
waarden, in koop af te staan eene strook grond ter diepte
van 30 meter en ter breedte van 3 metergelegen ten
oosten van het aan haar verkocht terrein oostelijk van
de 2e kanaalbrug, met bestemming, om eventueel tot weg
te worden aangelegd.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dit
voorstel aangenomen.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het
slichten van een gebouwtje ten behoeve van ingezetenen
voor het bergen van benzine.
Burgemeester en wethouders deelen hierbij mededat
de opperbrandmeester in zijn rapport over den op 6 Juli j.l.
ten huize van J. de Langen in diens chemische wasscherij
op de Nieuwestad plaats gehad hebbenden brand, de aan
dacht vestigde op de belangrijke hoeveelheid benzine in
dat pand aanwezig en het groote gevaar, daaraan verbonden.
Bij onderzoek is gebleken dat in onderscheidene per
ceelen in de stad min of meer groote hoeveelheden van
deze stof aanwezig zijn. Het is wenschelijkhiertegen
voorzieningen te maken.
Ingevolge opdracht heeft de directeur der gemeente
werken een ontwerp gemaakt van een gebouwtjevoor