I 'O Vl'rsl"s gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1898.
Indien eenige particulieren zich combineeren voor de
stichting van eene benzine-bergplaatsdan mist de ge
meente toch ook controle op het weghalen van de benzine,
zoodat zij alsdan ook meer dan de gestelde hoeveelheid
in hun huis voorhanden kunnen hebben.
De heer van Sloterdijck acht de opmerking van den
heer Beekhuis juist. Hij wenscht echter de controle niet
op de bergplaats te hebben uitgeoefendmaar op het
perceel, waar de stof wordt gebruikt. Voor de buren, voor
wie steeds een dreigend gevaar bestaat door eene betrek
kelijk groote hoeveelheid benzine, die voor de uitoefening
van eenig bedrijf noodig is, moet het geruststellend zijn
te weten, dat wordt gecontroleerd, of geene grootere hoe
veelheid aanwezig is, dan bij verordening is voorgeschreven.
De heer Troelstra zegt, dat men wel vele voorschriften
kan maken, maar dat men dan ook de gelegenheid moet
hebben om op de stipte naleving te kunnen toezien. In
't algemeen bestaat er wel surveillance, maar niet in die
mate, dat men overal en ten allen tijde een goed toezicht
kan uitoefenen.
Spr. kan uit de gevoerde besprekingen constateeren
dat algemeen erkend wordt dat benzine een hoogst ge-1
vaarlijke stof is en dat men voldoende maatregelen moet
nemen tot waarborg tegen gevaar.
Hij gelooft nietdat particulieren er ligt toe zullen
komen om gezamenlijk eene bewaarplaats te stichten
althans vooreerst niet. Laat de gemeente dan er voor
zorgen, laat zij het gevaar onder de oogen zien en trachten,
het tot zoo klein mogelijken omvang terug te brengen.
Kosten van rente en onderhoud worden in de huur van
de bergplaats teruggevonden.
Spr. beveelt dus aanneming van het voorstel van
burgemeester en wethouders aan, dat in de gegeven om
standigheden zeker het meest praetisch voorstel is.
Gelet op artikel 10 der verordening, regelende het
gebruik van de beursvastgesteld by raadsbesluit van
26 Augustus 1880 en gewijzigd bij de raadsbesluiten
van 23 September 1880, 12 Juli 1883 en 10 November 1885;
Gelet op de artikelen 238 en 240 der gemeentewet
Besluitvoor het heffen der hiervoren omschreven
rechten vast te stellen de volgende verordening
Art. 1.
Het recht voor de toelating tot de afgesloten ruimte
der beurs gedurende den beurstijd bedraagt voor ieder
persoon en voor elk bezoek tien cent.
Dit recht kan bij wijze van abonnement worden afgekocht.
Het bedraagt alsdan voor ieder persoon vier gulden
indien het abonnement genomen wordt in de eerste zes
maanden van het belastingjaar, en twee gulden, indien
liet later wordt genomen.
Deelgenooten eener firmamedebestuurders oencr ven
nootschap en bedienden van patroons, firma's of naamlooze
vennootschappen kunnen zich aboneeren tegen betaling
van de helft der bedragen in de vorige alinea bepaald
mits door een lid der firma of een medebestuurder der
naamlooze vennootschap of den patroon het volle abonne
mentsgeld is betaald.
Art. 2.
Van de betaling van het rechtin het vorig artikel
bepaald, zijn vrijgesteld de burgemeester, de wethouders,
de directeur, de hoofdopzichter en de opzichters der ge
meentewerken de beëedigde korenmetersen verder de
ambtenaren en beambten, die voor de uitoefening hunner
betrekking den toegang tot het beurslokaal noodig hebben.
Art. 3.
De beraadslagingen worden gesloten.
Hot voorstel, in stemming gebracht, wordt aangenomen
met 12 tegen 8 stemmen, die van de heeren Kolft', van
Sloterdijck, Dijkstra, Menalda, Duparc, van Ketwich Ver
schuur, Hijlkema en Beucker Andreae.
12. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot
vaststelling van een besluit tot heffing van redden voor
het gebruik van de beurs en van eene verordening op de
invordering van die rechten.
(Zie bijlage no. 26 tot het verslag van 's raads hande
lingen.)
Daar geen der verordeningennoch de afzonderlijke
artikelen tot eenige bespreking aanleiding gevenworden
vastgesteld navolgende verordeningen
BESLUIT tot heffing van rechten voor het
gebruik der beurs te Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
Gelet op het Koninklijk besluit van 23 Augustus 1893,
no. 17, waarbij de op 11 Juli 1893 vastgestelde verorde
ning tot het heffen van rechten voor het gebruik der beurs,
van de aldaar van gemeentewege geplaatste meubelen
benevens voor het recht van uitstalling en aankondiging,
voor vijf jaren is goedgekeurdzoodat die verordening
met ultimo December 1898 zal zijn vervallen
Mede gelet op het Koninklijk besluit van 7 Juli 1896.
no. 31 houdende goedkeuring der bij raadsbesluit van
9 Juni t. v. in voorschreven verordening gebrachte
wijziging
Overwegendedat het noodig ismet het heffen van
bedoelde rechten voort te gaan
0.50
1.—
de
Voor het gebruik van eene vaste standplaats aan de
tafels in de beurs, is voor elke standplaats verschuldigd
1°. In de afdeeling voor den graanhandel
voor een dag
bij abonnement
voor een maand
voor het loopende belastingjaar
indien het abonnement genomen wordt in
eerste zes maandeno.-
indien het later wordt genomen3.-
2°. In de afdeeling voor den vlashandel
voor een dagper bundel 0.05met een
minimum van f 0.10 en een maximum van
bij abonnement
voor een maand
voor het loopende belastingjaar
indien het abonnement genomen wordt in de
eerste zes maanden5.
indien het later wordt genomen2.50
6.—
0.25
0.75
0 fij.UU
De aanwijzing der standplaatsen geschiedt door dc
beurscommissie.
Voor zoover er knoppen achter eene standplaats aan
wezig zijn zijn die ten gebruikc van den huurder der
standplaats.
Art. 4.
Indien er sloten aan tafels of daarbij behoorende laden
of kastjes zijnmoeten die met de daarbij behoorende
sleutels, door de gebruikers in goede orde worden gehouden.
Het staat den gebruikers vrij, in overleg met de beurs
commissie, eigen sloten en sleutels te bezigen, mits deze
door hen worden bekostigd en van geen mindere hoe
danigheid zijn dan de sloten en sleutelsdie worden
vervangen en verder onder voorwaardedatbij het in
gebruik overgaan der standplaats aan een ander, de sloten
en sleutels in volkomen goeden toestand zonder vergoeding
worden overgeleverd.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 October 1898. 191
Art. 5.
In de afrekenkamers kunnen de kastjes tot berging
van voorwerpen en de knoppen voor het ophangen van
monsterzakjes in gebruik worden genomen, tegen betaling
van een recht van
1°. Voor ieder kastje:
indien de ingebruikneming plaats heeft in de eerste zes
maanden van het belastingjaarf 2.
indien dit later plaats heeft1.
29. Voor iedere knop
indien de ingebruikneming plaats heeft in de
eerste zes maanden van het belastingjaar. ..al.
indien dit later plaats heeft0.50
De aanwijzing der kastjes en knoppen geschiedt door
de beurscommissie.
Art. 6.
Voor het gebruik van aanplakborden en muuivlakken
is het volgende recht verschuldigd
Voor een week
voor do eerste 50 vierkante decimeter, per dm2. 1 cent
volgende 50
elke dm1, boven de 100 vierkante decimeter i/i
Voor drie maanden
voor dc eerste 50 vierkante decimeter, per dm2. 2cent
volgende 50 1.875
elke dm2, boven de 100 vierkante decimeter I '/4
Voor langer tijdvak lot het einde van het
belastingjaar
voor de eerste 50 vierkante decimeter, per dm2. 5 cent
f volgende 50 33/4
elke dm2, boven de 100 vierkante decimeter 2tfi
De aanplakborden moeten door den huurder zelf worden
geleverd.
De plaats voor het aanhechten der borden en van de
in gebruik te nemen muurvlakken wordt door de beurs
commissie aangewezen.
Art. 7.
Het recht, in art. I bepaald, is verschuldigd dadelijk
bij de intrede in het beurslokaal. Datbepaald in de
artikelen 3, 5 en 6, dadelijk na de aanwijzing der daarin
genoemde voorwerpen of plaatsen door de beurscommissie.
Art. 8.
Het. abonnement volgens art. 1 en het recht van gebruik
volgens de artikelen 3, 5 en 6 zijn geheel persoonlijk en
mogen niet duurzaam of tijdelijk aan een ander worden
overgedragen of afgestaan.
Indien dit plaats heeft, vervalt het abonnement of het
recht van gebruik onmiddellijk buiten en behalve de
bepalingen van art. 271 der gemeentewet.
Art. 9.
Elk abonnement of recht van gebruik volgens de
artikelen 1, 3, 5 en 6 eindigt in elk geval met het einde
van net belastingjaar, waarin het is genomen of ontstaan
In geen geval heeft restitutie van betaalde rechten plaats
Art. 10.
Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot ult°. December-
Art. 11.
Dit besluit treedt in werking den 1 Januari 1899.
VERORDENING op de invordering van rechten
voor het gebruik van de beurs te
Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
Gelet op de heden vastgestelde verordening tot het
heffen van rechten voor het gebruik der beursvan de
aldaar van gemeentewege geplaatste meubelen en van het
recht van uitstalling en aankondiging
Gezien art. 257 der gemeentewet
Besluitvast te stellen de volgende verordening, regelende
de invordering van bovenvermelde rechten
Art. 1.
De betaling der rechtenvermeld in art. 1 van hot
heftingsbesluitmoet plaats hebben bij de intrede in
het beurslokaal, en die, vermeld in de artikelen 3, 5 en
6 van dat besluit, vóórdat van de voorwerpen of plaatsen
gebruik wordt gemaakt.
Art. 2.
De beursmeester is met de invordering der rechten belast.
Het entréegeldvolgens alinea 1 van art. 1 van het
heftingsbesluitkan echter ook worden ingevorderd door
een door den beursmeester daartoe onder zijne verant
woordelijkheid aangesteld persoon.
Art. 3.
Met uitzondering van evenbedoeld entréegeld, wordt
overigens van elke betaling door den beursmeester qui-
tantie afgegeven.
Deze quitantiën moeten door een lid der beurscommissie
voor „gezien" worden geteekend.
De quitantiën wegens abonnementsgelden, volgens alinea
3 en 4 van art. I van het heftingsbesluitworden op
papier van verschillende kleur gedrukt.
In die, wegens betaling volgens alinea 4, wordt melding
gemaakt van den patroonde firma of de naamlooze
vennootschap, waarvan de geabonneerde bediende, deel
genoot of medebestuurder is.
De quitantiën worden overigens ingericht volgens het
voorschrift van burgemeester en wethouders.
De geabonneerden volgens art. 1 van het. heftingsbesluit
zijn verplichthunne quitantie steeds aan een lid der
beurscommissie en aan den beursmeester op eerste aan
vraag te vertoonen.
Art. 4.
Bij nalatigheid in het betalen der verschuldigde rechten
wordt daarvan door den beursmeester proces-verbaal op
gemaakt en aan den gemeente-ontvanger gezonden ten
einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig
de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking met 1 Januari 1899.
13. Rapport der raadscommissie omtrent bet onderzoek
ran den geloofsbrief van den heer S. Jansennieuw ge
kozen lid van den raad.
Zonder discussie wordt conform het voorstel der com
missie besloten, den heer S. Jansen als lid van den raad
toe te laten.
De voorzitter sluit de vergadering.
Stoom Üock- en Steendrukkerij van N. MieJe.na Co., Leeuwarden.