22 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Maart 1899. over de geheele breedte steeds eene gelijkmatige hoogte zal moeten behouden van ten minste 1 meter boven F. Z. P. 2. dat de passage over den trekweg voor paarden en voetgangers, als ook desgewenscht voor rij- en voertuigen, over eene doorgaande breedte van ten minste 4 meter ongehinderd blijve 3. dat de breedte van den wegmet inbegrip der taluds aan weerszijdentot zomerpeil steeds gemiddeld 6 meter moet bedragen en nergens minder dan 5.50 M. mag zijn; 4. dat de noordelijk van den weg gelegen bermsloot voortdurend in goeden staat van onderhoud blijve en steeds voldoenden afloop geve aan de oostelijk daaiaan verbonden slooten 5. dat deze vergunning niet insluit het vrije gebruik van andere gedeelten van den trekwegdoch dat daar voor bij gebleken behoefte nadere vergunning moet worden aangevraagd 6. dat de brug in den trekweg, ten westen van het perceel gemeente Deinum, sectie B no. 115, voortdurend in den besten staat worde onderhouden en voor de passage zoowel van rij- en voertuigen als personen en paardengeopend en geschikt blijveeen en ander ten genoegen van burgemeester en wethouders van Leeuwarden 7. dat bijaldien door burgemeester en wethouders verbeteringen worden gelast, deze onmiddellijk door den adressant moeten worden uitgevoerd binnen een voor elk geval te bepalen termijn 8. dat, ingeval de adressant in gebreke blijft aan de sub 7 genoemde voorschriften te voldoen, het gemeente bestuur van Leeuwarden het recht zal hebben, deze ver beteringen op de wijze, zooals burgemeester en wethouders zullen meenen noodig te zijn uit te voeren en de kosten op hem te verhalen 9. dat ingeval van geheele of gedeeltelijke vernieuwing, de onderdeelen van de brug van gelijke afmetingen en materialensoort genomen moeten worden en ten slotte voor de thans uit hout bestaande onderdeelen eiken hout worde genomen voor de palenAmerikaansch greenen voor de beschoeiing en dekplanken, en vuren hout voor de steekplanken dat in het algemeen alle te gebruiken materialen moeten zijn van de beste in hunne soort en voldoen aan de keur van den directeur der ge meentewerken te Leeuwarden 10. dat als erkenning vau het eigendomsrecht der gemeentevoor bovenbedoeld gebruik van weg en brug door den adressant telken jare vóór of op den 12 Mei voor het eerst vóór of op 12 Mei 1899, ten kantore van den gemeenteontvanger van Leeuwarden moet worden betaald eene recognitie van f 1. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver breeding van een gedeelte van den weg Achter de Hoven en wijziging van de rooilijn langs de zuidzijde van de bouwblokken VIII en IX. In verband met den eventueelen aanleg van een tramweg langs den weg Achter de Hovenwordt besloten tot verbreeding van dien weg ten zuiden van den tuin van den heer Corbelijn Battaerd met 1.10 meter en tot wijzi ging van de rooilijn langs de zuidzijde van de bouwblokken VIII en IX, zooals is aangeduid op eene situatieteekening. 12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van een uitweg van gardeniersland aan het Vliet naar de openbare straat ten noorden van het ISieuwe kanaal. In de akte, den 1 Juni 1894 verleden voor den notaris Mr. J. Tjebbeswaarbij de gemeente van de heeren S. Jansen en J. A. van der Noord eene strook gardeniers land heeft gekocht in verband met het graven van het kanaal naar de Tijnje is de bepaling opgenomen dat zoodra dat kanaal zou zijn voltooid en de straat daarlangs voor het publiek zou zijn opengesteldde gemeente ten behoeve van het aan de verkoopersin eigendom verblijvend perceelkadastraal bekend gemeente Leeuwarden, in sectie G no. 5691 een uitweg zal verleenen naar de openbare straat aan de noordzijde van het kanaal. Volgens de voorwaarden moet de plaats van dezen uit weg die ten minste drie meter breed moet zijn en hot eigendom der gemeente blijftworden bepaald door het gemeentebestuur. De directeur der gemeentewerken heeft bij missive d.d. 10 November 1898 no. 844/83 geadviseerd, den uitweg te maken tusschen do bouwblokken VI en VII. Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten ten behoeve van het perceel ten kadaster bekend ge meente Leeuwarden no. 5691, een uitweg van dat perceel naar de openbare straat ten noorden van het nieuwe kanaal te verleenen op de wijze als is aangeduid op do teekening, door den directeur dergeraeeutewerken overge legd bij zijn missive d.d. 10 November 1898 no. 844/83, onder de volgende bepalingen 1. dat de uitweg op eene breedte van 5 meter gemaakt, over eene lengte van 10 meter met klinkers bestraat en verder voorloopig als gewone aardenbaan aangelegd zal worden 2. dat het gedeelte slootwaarover de uitweg zal worden aangelegd na de eigenaren van voormeld perceel land te hebben gehoord, gedempt en van een duiker groot ongeveer 0.30 M. in diameter voorzien zal worden 3. dat aan meergenoemde eigenaren zal worden over gelaten op hun terrein een zoodanige verhooging te maken dat daardoor aansluiting aan den uitweg moge lijk wordt; 4. dat voor de bebouwing op gemeenteterrein langs dezen uitweg de rooilijn ter weerszijden 2.50 M. uit den kant van den weg of 10 meter uit elkaar verwijderd zullen zijn. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig besloten. Wordt opgemerkt, dat de heer S. Jansen tot het nemen van dit besluit niet heeft medegewerkt. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over dracht van grond bij Oldegalïleën en aanwijzing van een nieuwe rooilijn aan J. Jurjens. Zonder discussie wordt besloten Aan J. Jurjens, aannemer en timmerman alhier, den met roode arceering op de teekening aangeduiden grond, gelegen op Oldegalileën hoek Lindebuurtten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie F no. 1856 ter grootte van ongeveer 84 M2., in eigendom over te dragen, op de volgende voorwaarden 1. De adressant zal voor de overdracht van dien grond aan de gemeente moeten betalen eene koopsom van twintig gulden 2. Hij zal aan den tegenwoordigen huurder van de bleek voor het daarom staand houten hekwerk 25 be talen. Hij zal dit hekzoodra hij in het volle genot van den grond is gesteld in de op de teekening aange duide rooiïng moeten plaatsen 3. de huurder van de bleek blijft tot den 12 Mei 1899 in het genot van het gehuurdetenzij deze tot zijne tevredenheid schadeloos worde gesteld 4. De adressant zal kosteloos in vrijen eigendom aan de gemeente overdragen a. de door hem aangelegde straatgelegen tusschen de Lindebuurt en de aan de gemeente behoorende linnen- bleekerijter grootte van 120 M2., op de teekening in blauw aangeduidmet het plaveisel en de aanwezige riolen kolken enz. b. twee strooken grond ter gezamenlijke breedte van 0.85 meter van de ter weerszijden van de genoemde straat liggende bleeken enz.en wel (aan elke zijde voor de helft) nader op de teekening in blauw ar<;ure aangegeven ter grootte van 35 M2. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 18 Maart 1899. 23 c. twee driehoeken van de ter weerszijden van de verbreede straat overblijvende terreinenwaarvan de opstaande zijden elk twee meter lengte hebben, eveneens in blauwe ar<jure op do teekening aangeduid te zamen groot 4 M2. Do op de teekening met blauwe artjure aangegeven strooken en driehoeken grond, met alles wat zich daarin en op bevindtblijven evenwel ter bede ter beschikking van den adressant, tot dat do sub a gemelde straat noordelijk wordt doorgetrokken op het terrein van de tegenwoordige linnenbleekery. Het onderhoud van de schutting tusschen de straat en de linnenbleekerij blijft ten laste van den adressant, totdat de straat wordt doorgetrokken. Zoodra deze doortrekking heeft plaats gehad, zal de adressant de hokjes langs de straat staande, binnen 14 dagen na aanzegging door of van wege het gemeente bestuur op de nieuwe scheiding plaatsen 5. hij zal binnen 14 dagen na aanvaarding van het sub 1 bedoelde terrein, de thans nog op zijn terrein langs de openbare stiaat bestaande schutting, tusschen Oldega lileën en de aan de gemeente over te dragen straat, wegnemen en deze doen vervangen door een net houten of ijzeren hekwerk, dat niet hooger dan 90 centimeter boven de straat mag zijn; 6. Aan den adressant wordt toegestaan, om, in afwijking van de vroeger vastgestelde rooilijn op 13.80 M. uit de tegenoverstaande huizenals rooilijn te volgen eene lijn in 't verlengde der gevels van de huizen aan het Haze- buurtje, zooals op de teekening met eene roode lijn is aangewezen, tot aan de door den raad vastgestelde rooilijn in de Lindebuurt. 14. Voorstel van de raadscommissie voor straf verordenin gen omtrent een adres van visscliers te Eernewoudetot het vaststellen van eene verordening tegen het vervuilen van openbare viscliwaters. Do commissie stelt vooraan de adressanten te kennen te geven dat aan hun verzoekzooals het ligtniet kan worden voldaandoch dat 's raads aandacht bij voort during op de onderwerpelijke zaak in het belang van Leeuwarden zelf blijft gevestigd. De beraadslagingen worden geopend. De heer OosterhofF kan zich met de te geven beschik king op het verzoek van adressanten zeer goed vereenigen. Hij doet echter de vraag aan de commissieof het geen aanbeveling verdientden adressanten er tevens op te wijzen dat voor deze gemeente reeds eene verordening vau kracht is, waarin bepalingen tegen het vervuilen van openbare wateren zijn opgenomen n.l. de verordening houdende algemeene bepalingen van politie. De heer Du pare heeft wel geen bezwaar tegen het denkbeeld van den heer Oosterhoff, maar acht het niet volstrekt noodig. De commissie toch stelt voor, aan de adres santen fe kennen te geven dat aan hun verzoek zooals het ligtniet kan worden voldaan. Volgens spreker is dit voldoende. De Voorzitter stelt na de toelichting van den heer Duparc voor, de nadere redactie aan burgemeester en wethouders over te laten. Het voorstel der commissie wordt nu aangenomen. 15. Voorstel der commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging van de verordening tol aanvulling van de verordening op het bouwen enz. (Zie bijlage no. 8 tot het verslag van 's raads handelingen.) De commissie stelt voornavolgend besluit vast te stellen De raad der gemeente Leeuwarden Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot wijzi ging der verordening tot aanvulling van de verordening op het bouwen en op het inrichten van woningen en tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen vastgesteld bij raadsbesluit van 8 Maart 1898 (Gemeenteblad no. 7) Gezien artt. 135, 161, 171, en 174 der gemeentewet; Besluit In plaats van artikel 1 van gemelde verordening te lezen Artikel 1. Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft hij, die bij den aanleg of de uitbreiding van eene buurt of straat bouwt of doet bouwen, tenzij, tengevolge van zijn daartoe strekkend verzoek, de rooilijn voor het gebouw of do gebouwen, die hij verlangt te stichten, en de breedte, richtingpeil en rioleering der aan te leggen wegen en straten door den gemeenteraad vooraf zijn vastgesteld, en anders dan overeenkomstig de hierna volgende bepalingen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff kan zich met dit voorstel zeer wel vereenigen. Nu evenwel dit artikel zal worden gewijzigd zou de redactie tevens nog eene verandering kunnen ondergaan. De laatste woorden „en anders dan overeen komstig de hier navolgende bepalingen" zijn niet erg duidelijk. Men weet eigenlijk niet waarop ze slaan. Naar zijn oordeel zou het beter zijn, dit artikel als volgt te redigeeren Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft hij, die bij den aanleg of de uitbreiding van eene buurt of straat bouwt of doet bouwen, in strijd met do hierna volgende bepalingen en indien niet tengevolge van zijn daartoe strekkend verzoek, de rooilijn voor het gebouw of de gebouwen, die hij verlangt te stichten, en de breedte, richting, peil en rioleering der aan te leggen wegen en straten door de gemeenteraad vooraf zijn vastgesteld. Dan komt eerst het algemeene voorschrift en daarna eene speciale bepaling. Spreker maakt er geen voorstel van maar vestigt er de aandacht der commissie op De heer Kolff zegtdat de redactie van het onder- werpolijk artikel dezelfde is als van het bestaand artikel der verordening. Er is slechts eene aanvulling aangebracht met het oog op het uitbreiden van een bestaande buurt, maar overigens is de redactie onveranderd gebleven. De redactie is, meent spreker, juist. Volgens dit artikel moet iemand nu eerst goedkeuring vragen voor een plan van bouwen en bij dit plan de in de verordening voor geschreven bepalingen in acht nemen. De opeenvolging der voorschriften in dit artikel acht hij juist, en hij zou met het oog op eene strafvervolging niet gaarne verandering der redactie zien aangenomen. De heer Duparc wijst er op, dat de heer Kolff reeds zeer juist heeft doen uitkomendat het ontworpen nieuw artikelhetzelfde is als het bestaandealleen aangevuld met een paar woorden met het oog op de mogelijkheid dat iemand één buurt wil bouwen doch nog geen nieuwe buurt of straat aanlegt. De redactie is overeenkomstig aan de meeste na 1886 vastgestelde straf verordeningen waarbij die van het wetboek van straf recht tot voorbeeld en leiddraad is genomen. De heer Oosterhoff wil nochtans eene negatieve be paling. Daartegen moet spreker met alle kracht waar schuwen. Volgens de redactie van den heer Oosterhoff zou het verboden zijn iets te doen zonder vergunning. De commissie heeft ook nu weder gesteld de woorden „tenzij met vergunning", evenals bij alle in de laatste jaren nieuw vastgestelde of herziene strafverordeningen omdat hierdoor de bewijslast wordt gelegd op den per soon tegen wien procesverbaal is opgemaaktterwijl volgens de redactie van den heer Oosterhoff die last zou rusten op het Openbaar Ministerie. Juist om dit laatste

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 3