Mirii mi DMg dei 28 Haart 1899. 24 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 18 Maart 1899. te voorkomen is sedert lang eerstgenoemde redactie ge kozen. De heer Oosterhoff was 't vóór alles te doen om eene betore redactie. Hij ziet het bewaar van den lieer Kolff tegen eene gewijzige redactie niet inwaarom moet eerst eene speciale bepaling en later een algemeen voorschrift in het artikel worden opgenomen? Spreker zal nu niet verder op zijn denkbeeld aanhoudenmaar blijft de voor gestelde redactie leelijk vinden. De beraadslagingen worden gesloten. De heer Hijlkema was inmiddels ter vergadering gekomen. Het voorstel der commissie wordt hierop zonder hoof delijke stemming aangenomen. 16. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan het bestuur der Maatschappij van Schilder' en Teekenkunst vergunning te verleenengebruik te maken van het Beurs- lokaal voor eene tentoonstelling. Zonder discussie wordt besloten het bovenlokaal van het Beurs- en Waaggebouw op 1, 2 en 3 April 1899 kosteloos aan liet bestuur der Maat schappij van Schilder- en Teekenkunst in gebruik af te staan voor het houden van eene tentoonstelling van aquarellen en schilderijen, onder voorwaarde 1. dat het beurslokaal onder toezicht van den beurs- meester blijve 2. dat de adressant verantwoordelijk zij voor alle schadedie gedurende de tentoonstelling aan het lokaal en aan do hierin aanwezige voorwerpen mocht worden toegebracht 3. dat het lokaal na afloop der tentoonstelling op kosten van adressant worde schoongemaakt. De voorzitter sluit de vergadering. Stoom Hoek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Maart 1899. 25 Tegenwoordig eerst 19, later 20 leden. Afwezig de heeren R. H. Dijkstra en A. Vlaskamp. Een vacature. Voorzitter: de heer Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester. I. De notulen van de op 18 Maart j.l. gehouden ver gadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1. dat door Ged. Staten is goedgekeurd het raadsbesluit tot afstand van grond aan J. Jurjens. 2. eene missive vau het bestuur van het Friesch Ge nootschap geleidende een extract uit de rekening van het genootschap over 1897/98. Wordt ter visie gelegd 3. uitslag van de verpachting van standplaatsen voor stoomcaroussels enz. op de aanstaande kermis. 4. resolutie van Ged. Staten houdende bericht van ont vangst van het raadsbesluit tot wijziging van de verorde ning tot aanvulling van de verordening op het bouwen enz. III. Wordt ter tafel gebracht 1. Rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven van de d.d. schutterij. Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld iu handen van de heeren Oosterhoff, Kolff en Hijlkema. 2. aanbeveling voor de benoeming van een voogd der Stads-A rm en kam er. 3. voorstel van burgemeester en wethouders ter vast stelling van eene verordening omtrent de gaarders van bruggelden. De stukken 2 en 3 worden ter visie gelegd, om in een volgende vergadering te worden behandeldterwijl dat sub 3 zal worden gedrukt in de bijlagen tot het verslag van 's raads handelingen. 4. alsboven inzake het aanbrengen van stellingen in de Waag voor den verkoop van kaas. Dit voorstel heeft voor de leden ter visie gelegen, om nog heden le worden behandeld. 5. een adres van D. Landeweer en R. Molema om aan koop van grond aan het tweede kanaalpand voor de oprichting van een scheepstimmerwerf. Wordt gesteld in handen van burgemeester en wet houders om bericht en raad. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een arts voor de genees- en heel kundige behandeling van behoeftigen. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wet houders wordt besloten tot vervulling der met 1 Mei e.k. to vaceeren betrekking, volgens artt. 2 en 3 der betrekke lijke verordening (gemeenteblad no. 16 van 1892). Voor deze betrekking wordt door burgemeester en wet houders aanbevolen de heer L. Woltring, arts. De uitslag der gehouden stemming is, dat met alle (19) stemmen wordt benoemd de heer L. Woltring. De heer Hijlkema was nog niet ter vergadering ver schenen. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen van eene Uf- en overschrijving op de gemeente- begrooting, dienst 1898. Zonder discussie wordt besloten het ontwerp-besluit goed te keuren. 3. Rapport dpr raadscommissie omtrent een aanvraag om machtiging tot het doen van af- en overschrijvingen op de begrooting van de Stads-Armen kamer, dienst 1898. Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten, de gevraagde machtiging te verleenen. 4. Voorstel van de heeren Mr. II. D. van Ketwich Ver schuur, N. T. Haverschmidt J.IIz. en Mr. W. Kolfftot aanvulling van de verordening tot regeling der jaarwedden en de verdere belooningen van de onderwijzers aan de scholen van openbaar lager onderwijs. (Zie bijlagen 4 en 6 tot het verslag van 's raads han delingen.) Het voorstel strektom aan genoemde verordening (gemeenteblad no. 25 van 1897) toe te voegen een art. 9 bis, luidende als volgt „De belooning van hen, die, krachtens artikel 32 der wet op het lager onderwijs, de betrekking van onderwijzer tijdelijk waarnemen bedraagt voor iedere maand dienst ƒ40 voor hen die minder, en ƒ50 voor hen, die meer dan twee jaren practisch bij het lager onderwijs zijn werkzaam geweest." De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter vindt in de „nadere toelichting der voor stellers aanleiding om in de eerste plaats de zienswyze van burgemeester en wethouders omtrent het gewijzigde voorstel uiteen te zetten. Het komt hem voor, dat het voorstel, zooals het thans is gewijzigd na het door burgemeester en wethouders uitgebrachte prae-advies, veel van zijne practische beteeke- nis heeft verloren. Immers burgemeester en wethouders geven toe, dat in sommige gevallen met eene belooning naar ƒ500 kan worden volstaan en de voorstellers erkennen, dat de om standigheden eene vergoeding naar ƒ600 per jaar kunnen noodig maken. Het zij derhalve het voorstel wordt aangenomen of verworpen in beide gevallen zal de tijdelijke belooning naar omstandigheden 40 of 50 per maand bedragen intusschen met één onderscheid, n.l. dat bij verwerping óók voorziening mogelijk zal zijn zonder kosten voor de gemeenteterwijl bij aanneming altijd belooning uit de gemeentekas zal worden verleend. Laat men dit laatste intusschen buiten rekening, dan is duidelijk, dat de aan neming van het voorstel niet geschiedt omdat de behoefte aan regeling dringend ismaar slechts kan beteekenen dat do raad medegaat met het betoog der voorstellers, dat burgemeester en wethouders tot dusverre in strijd met de wet hebben gehandeld. Burgemeester en wethouders nu hebben in hun prae-advies aangaande het voorstel trachten aan te toonen, dat dit niet het geval is, en zij zijn daarin naar spreker's inzien geslaagd. De nadere toelichting der voorstellers heeft deze overtuiging niet geschokt, integendeel is spr. daarin ver sterkt, nu ook de administratieve bladen zich van de quaestio hebben meester gemaakt en de „Gemeentestem" in haar no. van 6 Februarihoewel niet geheel medegaando met het prae-advies, zich vereenigt met de opvatting van bur gemeester en wethouders, wat artikel 136 der gemeente wet aangaat en het „Weekblad voor Burgerlijke Admini stratie", in een hoofdartikel van 10 Februari j.l., zich geheel nederlegt bij het prae-advies en het betoog van burgemeester en wethouders afdoende noemt. Spreker be hoeft dan ook de argumenten van burgemeester en wethouders dus niet te herhalen, maar kan zich bepalen tot bespreking van de „nadere toelichting" van de voorstellers, waarin het betoog van burgemeester en wethouders wordt be streden en de toepasselijkheid van art. 136 gemeentewet op de belooning van tijdelijke onderwijzers wordt volge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 1