34 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Maart 1899.
De heer Oosterhoff hoorde den heer Haverschmidt de
namen noemen van een paar mannen, op wier oordeel hij
zich beroept. Spreker zou beter hebben gevonden, daar
mede maar niet weer te beginnen, want waar blijft men
als men de verklaringen hoort van mannen van naam,
deskundigen, die van de zaak een speciale studie hebben
gemaakt. Maar nu de vorige spreker daarmee begon, wil
hij alléén aanhalen eene uitspraak van den hoogleeraar dr.
Chanfletin van IJsselstein, luidende: „De methode van
onderzoek deugt volstrekt niet. Bijaldien de gevolgde me
thode niet deugt, is er dan geen andere weg, langs welken
men het nadeel voor de algemeene gezondheid van de
prostitutie kan tegengaan Enkel de visitatie van over
heidswege af te schaffen zal zeker niet ten doel voeren,
wanneer men daarbij de zaak overigens haar gang laat
gaan. Neen, men ga verder en verbiede ten strengste het
houden van publieke huizen van ontucht en elke publieke
prostitutie Dat is de zekerste weg om die bronnen van
infectie te doen verdwijnen."
Deze hoogleeraar is dus van een geheel ander gevoelen
dan hen, die beweren dat geneeskundig onderzoek nuttig
is om de gevolgen van het kwaad te voorkomen.
De groote quaestie is thans, welke waarde moet worden
gehecht aan het sanitair toezicht, en dan wenscht spreker
zich te bepalen tot onze gemeente. Volgens de verklaring
van den geneesheer komt ziekte zelden, ernstige ongesteld
heid hier nooit voor en hebben mannen, die besmet zijn
geworden, dit elders opgedaan. Spreker vraagt, hoe kan
die dokter dat weten Wanneer iemand lijdende is aan
eene kwaal, als waarvan hier sprake is, zal hij zeker niet
bijzonder mededeelzaam zijn, en op de vraag van deu
geneesheer„hoe komt gij er aan zeker antwoorden
„laat ons liever vragen, hoe ik er weder afkom Voorts
verklaren de collega's en de chefs van den militairen ge
neeskundigen dienst, dat in deze gemeente weinig syphilis
en andere venerische ziekten voorkomen.
Alles wijst er dus op, dat de toestand hier zoo gunstig
mogelijk is. Spreker wil nagaan, in hoeverre die gunstige
toestand aan de keuring mag worden toegeschreven. In
het bordeel verblijven 4 a 5 meisjes, die tweemaal per
week worden onderzocht. Nu moet niet uit het oog worden
verloren, dat op de vraag, door mij tot den heer Kooper-
berg gericht„indien een gezond meisje in den vooravond
een besmetten man ontvangt en later in den avond een
gezonden man, kan zij dan reeds de besmetting over
brengen het antwoord bevestigend luidde. Er zijn buiten
het bordeel 4 publieke vrouwen ingeschreven, die ook aan
het sanitair toezicht onderworpen zijn, wat echter veelal
niet kan worden toegepast, omdat zij zich herhaaldelijk
wegens allerlei delicten in hechtenis bevinden. Bovendien
zijn er een 15 a 20-tal prostituées, die in het geheel niet
onderzocht worden alzoo een 9-tal meisjes of vrouwen,
die meer dan onvoldoende onderzocht worden en een 15
a 20-tal, die in het geheel niet onderzocht worden en
toch zou de gezondheidstoestand hier tengevolge van die
keuring zoo gunstig zijn. Waar nu, bij een zoo gebrekkig
en onvolledig onderzoek de gezondheidstoestand zoo gun
stig is, daar heeft men, zijns inziens, volle vrijmoedig
heid, om te besluiten tot afschaffing van die zoo verfoei
lijke keuring.
Hij zegt, dat de heer de Ja Faille zich niet behoeft ongerust
te maken over ue verantwoordelijkheid, die spr. op zich
neemt door afschaffing te vragen van sanitair toezicht op
de prostituées.
Bij hem bestaat echter nog een ander bezwaar.
De raad is bij de wet geroepen de openbare zedelijk
heid te bevorderen. Hij vraagt of de raad niet aan zijn
verplichting te kort doet, indien hij het bordeel laat blijven
en daarmee een toestand van openbare onzedelijkheid
bestendigt Hij weet wel, dat bij hetzelfde wetsartikel ook
gesproken wordt van de zorg voor de volksgezondheid,
doch het is voldoende gebleken, hoe de deskundigen ver
schillen in hun oordeel over den invloed, dien afschaffing
van het geneeskundig onderzoek op de volksgezondheid
zal hebben.
Is men het er dus over eens, dat door afschaffing van
het bordeel de zedelijkheid wordt bevorderd, dan zal men.
door tot de afschaffing te besluiten, voldoen >aan den eisch
der wetbevordering der zedelijkheid eene zekerheid,
die men niet heett, wanneer men, om aan de wet te
voldoen, ter bevordering van de gezondheid het bordeel
wil handhaven. Op grond daarvan meent spreker, dat
de raad tot het eerste moet besluiten.
De heer de la Faille hoorde den heer Oosterhoff den
lof verkondigen over den thans bestaanden toestand in deze
gemeente. Die is naar spreker's oordeel 't gevolg van de
verordening, die nu 22 jaar lang door den Raad is gehand
haafd, en die een einde gemaakt heeft aan ongeregelde
en ergerlijke toestanden, zooals die vóór dien tijd hebben
bestaan.
Maar merkwaardig vindt spreker 't, dat dit geachte lid
zich over den toestand verheugt, zonder iets verder te zien
en het gevaar op te merken, dat steeds dreigende is, wan
neer men de teugels laat verslappen.
De heer Oosterhoff bepaalt zich tot dingen die hij ziet,
terwijl anderen ook de aandacht gevestigd houden op din
gen, die men niet ziet. Hij haalt zijn wijsheid uit de boe
ken, van autoriteiten, vooral specialiteiten, die allicht het
woud niet zien van wege de boomen, en die hij op z'n
kantoor of in z'n studeerkamer raadpleegt.
Maar spreker doet een beroep op de practici, op de
mannen die het leven van nabij kennen. Het is echter
hier de plaats niet, om verder in details te treden, die
den leden trouwens bekend zullen zijn na kennisneming
van de overgelegde stukken, o. a. het verslag van de behan
deling dezer zaak in den gemeenteraad van Arnhem. Maar
spreker veroorlooft zich tegenover den heer Oosterhoff',
en zijne autoriteiten, die hij vooral ten vorigen jare te
berde heeft gebracht, nog eens de autoriteit te plaatsen
van een landgenoot, wiens naam om zijn universeele kennis
alom in den lande met eerbied wordt genoemd, van een
koninklijken geest, die alleen opweegt tegen tien speciali
teiten van den heer Oosterhoff, van prof. Stokvis. Hij
heeft diens oordeel gevraagd over het behoud van het
toezicht op de prostitutie en daarop een antwoord ont
vangen. Met de bescheidenheid die den waren geleerde
kenmerkt, zet prof. Stokvis voorop, dat hij te weinig studie
van het onderwerp heeft gemaakt, om zijne meening als
eenigszins „massgebend" te bescho iwen en verzoekt ook
die bekentenis mede te deelen, indien spr. van zijne mee
ning in 't openbaar gebruik wil maken. En dan zegt
hij „het vraagstuk is uiterst moeilijk, maar dat een ver
standig en consciëntieus medisch toezicht op de prostitutie,
met tolerantie van bordeelen, de voorkeur verdient boven
het geheel vrij laten der prostitutie, is ook mijne oprechte
meening.
In Amsterdam zijn thans de bordcelen van vroeger
„Hotels en Café's" geworden, hetgeen noch der gezondheid,
noch der moraliteit ten goede kan komen, en op den duur
tot schade moet leiden door het welig voortwoekeren en
bevorderen der zoo gevaarlijke geheime prostitutie."
Een woord dus dat hier gehoord mag worden.
Al de invectiven tegen het bordeel gelden de prosti
tutie zelve, die door ieder wordt beschouwd als de kanker
der maatschappij, ook door lien, die, om de prostitutie
binnen de grenzen en onder behoorlijke controle te houden,
geen vrijheid vinden, bordeelen te verbieden.
Wat het sanitair toezicht betreft, spreker erkent, dat
men volstrekt geen absolute zekerheid heeft tegen be
smetting dat die ook door geen verstandig mensch wordt
beloofd of voorgespiegeld. Intusschen kan die door
maatregelen van reinheid die ook in de verordening
worden voorgeschrevenbelangrijk worden vermeerderd.
Door het onderzoek worden vele ziektegevallen bekend,
zij worden gesignaleerd en de zieken worden ter genezing
opgezonden daardoor worden vele kansen van besmetting
weggenomen.
De tegenpartij heeft medelijden met den medicusdie
in haar oog zou verlaagd worden door het geneeskundig
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Maart 1899.
35
onderzoek te verrichten. Hij heeft dat medelijden niet
noodig, daar hij eenvoudig zijn plicht doet. Hij wordt
daardoor evenmin bezoedeld, als de heer Oosterhoff zich
bezoedeld heeft door het instellen van het onderzoek naai
den omvang der prostitutie, waarbij hij zich ook met
allerlei onreinheid heeft moeten afgeven.
Het onderzoek der publieke vrouwen is bovendien
niet het zwaartepunt van het toezicht op de prostitutie.
Dat toezicht is van veel uitgebreider aard het werkt
repressief en preventief beidede moeilijkste taakdie
de meeste tact en het meeste beleid eischtis der politie
toebedeeld. Zeker wordt dat in het gecontroleerde bordeel
op de meest doeltreffende wijze toegepastheft men die
controle opof verbiedt men de bordeelenze verrijzen
op andere plaatsen weder als paddestoelen in het duister.
Dit is de wondeplek waarop prof. Stokvis doelten
waaraan Amsterdam thans lijdt.
En wat de clandestiene-prostitutie betreft, spreker meent,
dat vooral in kleine gemeenten het medico-politiseh toe
zicht wel degelijk kan waken het kan voorkomen dat
de kwaal erger wordt Treft de politie b.v. minderjarigen
aan, die zich aan prostitutie overgeven, zij kan de ouders
daarmede bekend maken en zoodoende ze misschien nog
op het goede pad terugbrengen. En mochten de ouders
zich zoover vergeten, dat ze toelaten, dat hunne dochter
zich aan de prostitutie overgeeftdan is het de plicht
der politie, om de bepalingen van de verordening op haar
toe te passen.
Wat wij wenschen is, dat de overheid een waakzaam
oog houde op de prostitutie. Daartoe is de verordening in
het leven geroepenhaar voorschriften strekken tot hand
having der openbare ordetot het beperken van de
gevarenwaarmede de prostitutie de gezondheid dei-
ingezetenen bedreigt, terwijl ze do prostituées ten allen
tijde de gelegenheid opent, om op den weg der zedelijkheid
terug te keeren.
De heer Troelstra zegt. dat degehoadenredevoeringenj
uitnranten door bezadigdheid, zoodat men «li.- met genoe
gen kon aanbooren, hoewel de queaestie zelf geenszins eene
aangename is. De heer de la Faille heeft met overtui
ging gesproken en daardoor zeker veel indruk gemaakt, I
doch spreker is niet overtuigd geworden hij schaart zich
aan de zijde van den heer Oosterhoff. Het toloreeren van
het bordeel keurt hij uit een oogpunt van zedelijkheid af.
Spreker zegt, dat iedere gemeente te dezer zake op zich 1
zelf moet worden beschouwd men moet met de toestan
den in eigen gemeente te rade gaan. Uit het rapport
blijkt, dat de prostitutie hier in de laatste jaren is afgeno
men, hetgeen ook de jaarverslagen van den toestand der
gemeente aantoonen. Het rapport bevat dus in vele op
zichten niets nieuws.
Vroeger waren in deze gemeente 40 publieke vrouwen
en 8 bordeelen, thans bestaat hier slechts I bordeel, ter
wijl het getal publieke vrouwen niet in die mate is afge
nomen. Bijgevolg schijnen de bezoekers van publieke
vrouwen weinig prijs op het behoud van bordeelen te stel
len. Nu als 't ware de bordeelen hier zijn uitgestorven,
schijnt het oogenblik gunstig een maatregel te nemen, die
liet merk der schande drukt op ieder bordeel.
Over de waarde van het sanitair toezicht bestaat ook
tusschen de mannen der geneeskundige wetenschap een
belangrijk verschil van opinio. Mannen van gezag, medici
met ervaring hebben in geheel tegenovergestelde» zin daar
over verklaringen gedaan.
Na de uitvoerige beschouwingen, die spreker ten vorigen
jare over deze zaak heeft gehouden, meent hij thans kort
te kunnen zijn.
Spreker meent er op te moeten wijzen, dat de conclusie
yan liet rapport wat sub a betreft niet gelukkig gesteld
is. Er zijn immers over de zaak adressen ingekomen,
de conclusie had dus moeten strekken tot afwijzing van
die adressen. En ten aanzien van sub b moet hij zeg
gen, dat het hem heeft getroffen, dat, .waar het bestaande
bordeel in het rapport als zoo best ingericht wordt beschre
ven en de commissie zich daarmede ingenomen betoont,
toch wordt voorgesteld het op to heffen. Juist uit een
hygiënisch oogpunt is men voor het behoud van bordee
len en nu is het bordeel alhier uit dat oogpunt beschouwd
zeker al zeer gunstig gelegen terwijl het geheel „naar de
fischen des tijds" schijnt te zijn ingericht. Zij, die de
hygiënische zijde bij de beoordeeling dezer zaak zoo op
den voorgrond stellen, moesten dit voorstel niet doen. En,
zoo vraagt spreker, wa&r moet het dan wèl worden geves-
tigd?
Niemand zal er toch op gesteld zijn, het in zijne buurt
to hebben.
De heer Beekhuis acht zich, na het door de heeren
de la Faille en Haverschmidt gesprokene, ontslagen van
verdere verdediging van het rapport der commissie.
Alleen het formeele bezwaar van den heer Troelstra tegen
de conclusiedat daarin niet wordt voorgesteld eene
beschikking te nemen op de indertijd ingekomen adressen
tot het strafbaar stellen van het honden van huizen van
ontuchtwil spreker nog met een enkel woord bespreken.
In de vergadering van 12 April 1898 is do commissie
benoemd met de opdrachteen onderzoek in te stellen
naar den omvang der prostitutie in deze gemeente. Hare
conclusie is dus logisch. De adressen zijn niet in hare
handen gestolddus met deze had zij niets te maken.
Zij had den raad alleen te adviseeren over do vraagof
liet houden van huizen van ontucht in deze gemeente
al dan niet moet worden strafbaar gesteld.
De heer Troelstra zeide verder niet te begrijpendat
terwijl de commissied.w.z. de meerderheid van deze
„ingenomen" blijkt te zijn met bordeelen, zij met alge
meene stemmen aandringt op eene verplaatsing. Die
geachte spreker schijnt het rapport niet goed te hebben
begrepen. Immers de commissie heeft wei op de in het
rapport genoemde gronden het bestaan van bordeelen ver
dedigt, doch dit heeft met de plaats waar zij zijn gevestigd
1 niets te maken.
De heer Oosterhoff verwondert er zich overdat de
lieer de la Faille voor den dag komt met een schrijven
van den hoogleeraar Stokvis. Meent de heer de la Faille
nu werkelijk daarmede iets te kunnen uitwerken? Maar
hij weet immers even goed als sprekerdat indien men
dit gewild hadtal van brieven overgelegd konden worden
van deskundigen waarin het gevoelen van genoemden
hoogleeraar zou worden weerlegd.
Spieker herinnert er ten overvloede nog aan, hoe reeds
jaren geledon door Parent (du Chatelet) is toegegeven
dat bordeelen geen grootere waarborgen tegen infectie
aanboden, dan de vrijlevende prostituées, wat door anderen
nader in cijfers is aangetoond.
Hij blijft er dan ook bij dat het bordeel een schandvlek
is voor de gemeente on dat ieder weldenkende moet
medewerken om de opheffing te bevorderen.
De beraadslagingen worden .gesloten.
Onderdeel a der conclusie van de commissie wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 7
stemmen, die van de heeren Jansen, Menalda, v. Kijsinga,
Feitz, Bekhuis, Troelstra en Oosterhoff.
Aan de orde is onderdeel b der conclusie.
De Voorzitter wenscht zijn standpunt ten aanzien hier
van uiteen te zetten. Hetzij liet wordt aangenomen of
verworpen, in geen enkel opzicht wordt hierdoor, nu punt
1° der conclusie is aangenomen, de verantwoordelijkheid
verzwakt, die krachtens art. 3 der gehandhaafde verorde
ning op den burgemeester rust.
De aanneming der motie kan voor hem dus geen aan
leiding zijn om eerder over te gaan tot intrekking der
vergunning, dan anders het geval zou zijn
De verwerping omgekeerd kan hem niet ontheffen van