40 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 April 1899. De heer Beekhuis heeft geen bezwaar tegen het amen dement van den heer Kolff. Toch moet hij even doen opmerken, dat er een klein verschil bestaat tnsschen de laatste alinea van dit artikel en art. 51 van de algemeene politieverordening. Dit laatste verbiedt het loozen van faecaliënen art. 22, tevens ook het inrichten van een riool voor dit doel. Namens burgemeester en wethouders neemt hij echter het araendement over. De overige voorwaarden worden onveranderd vastgesteld. Alzoo is besloten 1°. het terrein behoorende tot blok I, gelegen ten westen van het perceelkadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 6134, in eigendom behoorende aan den heer G. JeUemate onttrekken aan de bepalingen omtrent de wijze waarop en ^voorwaarden onder welke ter bebouwing worden uitgegeven de terreinen, uitmakende de blokken I—IX van het grondplan voor de uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente Leeuwarden,' gelegen ten noorden en ten zuiden van het Nieuwe Kanaal tusschen de beide daarover liggende bruggen, vastgesteld bij raadsbesluiten van 14 April 1896, no. 18 en 28 December 1897, no. 7 2°. dat terrein in koop of in altijddurende erfpacht uit te geven, overeenkomstig de volgende voorwaarden. VOORWAARDEN voor den verkoop of het uitgeven in altijddurende erfpacht van een bouwterrein aan de Emmakade noordzijde toebehoorende aan de ge meente Leeuwarden. Art. I. Het aangeboden terrein, tot eene oppervlakte van onge veer 350 vierkante meter, is gelegen aan de Emmakade, noordzijde, en wordt begrensd ten oosten door het per ceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 6134, in eigendom behoorende aan den heer G. JeUema ten westen door de perceelen, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G nos. 5885, 3213 en 4528, onder scheidenlijk in eigendom toebehoorende aan de erven van den heer Mr. J. L. van Sloterdijck, den heer F. J. E. von Weijhrother en den heer J. W. Bilkers, ten noorden dooi de lijn op bijgevoegde teekening en op het terrein zelve nader door piketten aangewezen en ten zuiden door de lijn, die den zuidwestelijken hoek van perceel no. 6134 en den zuidoostelijken hoek van perceel no. 5895 verbindt, mede op de bijgevoegde teekening en op het terrein zelve door piketten aangegeven, welke lijn bij het stichten van gebouwen tevens als rooilijn wordt aangewezen. Art. 2. De verkoop of het uitgeven in altijddurende erfpacht zal plaats hebben op de wijze in de volgende artikelen omschreven. Art. 3. De gegadigden zullen eene op zegel geschrevene en door hen onderteekende aanvraag moeten bezorgen in eene daarvoor ter secretarie der gemeente aangewezen gesloten buswelke bus in eene openbare vergadering van burgemeester en wethouders, op eene door hen te bepalen en in een of meer te dezer stede uitkomende nieuwsbladen bekend te maken tijdstip zal worden geopend. De aanvrage moet vermelden de koopsom, ook al wenscht men het terrein te bekomen in altijddurende erfpacht. Art. 4. Het terrein zal voorloopig door burgemeester en wet houders aan den aanvrager, of indien er meer dan een aanvraag is ingekomen aan den hoogsten bieder worden toegewezen. Indien echter de hoogste bieders een gelijk bod hebben gedaan zal aan alle aanvragers, op nader door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag en uur, gelegenheid worden gegeven om ten overstaan van hun college tegen elkander op te bieden, waarna het terrein voorloopig aan den hoogsten bieder wordt toegewezen. Burgemeester en wethouders hebben het recht, het terrein niet te gunnen, indien de geboden koopsom hun te laag is. In dat geval bepalen zij, of en zoo ja wanneer de in schrijving op nieuw zal worden geopend. De bepalingen van art. 3 en van dit artikel zijn ook op de nieuwe inschrijving van toepassing. Art. 5. Degene, aan wien het terrein voorloopig is toegewezen, moet binnen acht dagen, nadat die toewijzing ter zijner kennis is gebracht, ter secretarie der gemeente bij eene op zegel gestelde verklaring doen blijken, of hij het terrein in koop of in erfpacht wenscht aan te nemen. Wordt die verklaring niet binnen dien termijn inge zonden, dan wordt de verkrijger geacht, het terrein in koop te willen aanvaarden. Art. 6. Indien burgemeester en wethouders het noodig achten, dat vóór de voorloopige toewijzing door den aanvrager eene schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een of meer bij hen als genoegzaam solvabel bekende personen, waarbij deze zich ten behoeve van den aanvrager hoofde lijk tot borg of borgen stellen voor de richtige naleving der bij eventueele toewijzing op hem rustende verplichtingen, zal daaraan door den aanvrager onmiddellijk moeten worden voldaan. Art. 7. Degene, aan wien het terrein voorloopig is toegewezen, moet binnen 24 urennadat hij hiervan kennis heeft bekomenten kantore van den gemeente-ontvanger als waarborgsom storten vijf procent van den koopprijs. De waarborgsom wordt teruggegeven, wanneer aan de bepalingen der artt. 16 tot en met 23, voor zoover van den kooper of erfpachter afhankelijk, is voldaan. Art. 8. Indien het terrein in koop wordt verlangd, moet de koopsom ten kaniore van den gemeente-ontvanger worden betaald in één termijn, twee maanden na de verteekening der koopacte, of in twee termijnen, als wanneer de helft op evengemeld tijdstip en de wederhelft zes maanden daarna zal moeten worden betaald. Van de wederhelft zal door den kooper eene rente moeten worden vergoed naar vier ten honderd in het jaar, ingaande twee maanden na de verteekening der koopacte en loop zullende houden tot de koopsom geheel is voldaan. Indien de kooper in het aanzuiveren van den eersten termijn van betaling nalatig is, is de volle koopsom met de hiervoren bepaalde rente, die alsdan over de volle koopsom verschuldigd is, dadelijk invorderbaar. Het enkel verloop der termijnen zal tot ingebrekestelling voldoende zijn. Art. 9. De jaarlijksche erfpaehtsom bedraagt vier een tweede procent van de koopsom. Zij is verschuldigd van den dag af, waarop de acte van erfpacht door partijen is veiteekend. Zij moet jaarlijks in Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag II April 1899. 41 één termijn vóór of op 31 December aan den gemeente ontvanger worden betaald, het eerste jaar tot een bedrag berekend van af de dagteekening der acte tot het einde des jaars. Alle belastingendie op den in erfpacht uitgegeven of op de daarop gestichte gebouwen mochten grond liggen of gelegd erfpachter. worden zijn voor rekening van den Art. 10. Op het uitgeven in erfpacht zijn, behalve de bepalingen van het vorig artikel, van toepassing de artt. 767 783, met uitzondering van art. 776, 2e alinea, van het Bur gerlijk Wetboek, met dien verstande, dat het terrein in altijddurende erfpacht wordt uitgegeven. Art. 11. De acte van koop of erfpacht moet worden opgemaakt binnen 30 dagen na den termijn, vermeld in de le alinea van art. 5. Art. 12. Het terrein kan vrij worden aanvaard, zoodra de in het vorig artikel bedoelde acte is verteekend. Van af dat tijdstip gaat de hoed noed en het onderhoud van het terrein over op den verkrijger. Art. 13. De verkrijger moet het terrein ontvangen zoo goed en zoo kwaad als het moge wezen, voor de grootte, die het in de acte is verklaard te hebben en in den toestand waarin het is bij de verteekening der acte, met alle daar aan verbonden bekende of onbekende gebreken, lusten, lasten, actiën, heerschende en lijdende erfdienstbaarheden, massaliteiten, bezwaren van onderhoudsrechten en ver plichtingen en wat van dien aard meer moge zijn, zonder dat de verkrijger eenig verhaal zal kunnen uitoefenen tegen de gemeente, die geene andere vrijwaring belooft, dan voor den eigendom of het volle genot van het terrein, indien de verkrijger daarin mocht worden gestoord. Art 14. Tot waarborg voor de onbetaalde kooppenningen en renten wordt door de gemeente het recht van eerste hy potheek op het afgestaan terrein voorbehouden, met on herroepelijke volmacht om, bij gebreke van behoorlijke voldoening van kooppenningen en renten op de aange wezen tijdstippen, het terrein, met alle daarop gestichte gebouwen of getimmerten, in het openbaar volgens de plaatselijke gebruiken te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst zoowel de koopsom als de renten en kosten te verhalen. Zoolang de koopsom niet volledig is voldaan, zal de kooper het terrein, bebouwd of onbebouwd, niet anders dan met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders mogen verhuren en zal, ingeval van willigen verkoop, geene zuivering van hypothecaire inschrijvingen, ten voordeele van de gemeente genomen, kunnen worden gevorderd. Art. 15. Alle kosten op den verkoop of de uitgifte in erfpacht vallende, die der hypotheekstelling en inschrijving daar onder begrepen, komen ten laste van den verkrijger. Art. 16. Behoudens het opvolgen van de gemeentelijke verorde ningen op het bouwen en inrichten van woningen, voor zoover betrekkelijk, moeten voor het bebouwen van het terrein door den verkrijger opgevolgd en in acht genomen worden de bepalingen in de volgende artikelen vermeld. Art. 17. Binnen drie jaren na de dagteekening der acte van koop- of erfpacht zal het terrein met een of meer woon huizen, waarvan de door één gezin te bewonen opper vlakte ten minste 100 vierkante meter moet bedragen, bebouwd moeten zijn. De vertrekken mogen geene mindere verdiepingshoogte hebben dan 3.50 meter, gemeten tusschen bovenkant vloer en onderkant balklaag of plafond. Burgemeester en wet houders kunnen afwijking van deze bepaling toestaan voor huizen of gedeelten daarvan, die door één gezin zullen worden bewoond en meer dan twee kamers bevatten. De vóórgevol der gebouwen (de zuidelijke gevels) moeten, gemeten uit den beganen grond van het vóórliggend voetpad tot den bovenkant van de gootlijst, eene hoogte hebben van ten minste 8.50 meter. Burgemeester en wet houders kunnen voor gedeelten van die gevels ontheffing van deze bepaling verleenen. Art. 18. Het terrein moet aan de zijde van den weg (zuidzijde) zoodanig worden volgebouwd, dat aan de westelijke grens ten hoogste 3 meter onbebouwd blijve. Burgemeester en wethouders kunnen van deze bepaling afwijking toestaan. Voorts zal, hetzij aan de oostelijke grens van het terrein, hetzij tusschen de te stichten gebouwen, ruimte mogen worden gelaten voor een steeg of toegang tot het achtererf der gebouwen van ten hoogste twee meter. Art. 19. In de gestichte woonhuizen mogen geene beroepen of bedrijven worden uitgeoefend, waarvoor volgens de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95) vergunning noodig is. Art. 20. Voordat tot het bouwen wordt overgegaan, zullen aan burgemeester en wethouders teekeningen van de te stichten gebouwen moeten worden overgelegd, wat de plattegronden betreft op de schaal van 1 100 en wat de doorsneden en gevels aangaat, op de schaal van 1 a 50. Eerst na goedkeuring der teekeningen door genoemd college mag met het bouwen worden aangevangen. Art. 21. Het gedeelte van het terrein, dat niet de hoogte mocht hebben van den beganen grond tegen het trottoir aan de zuidzijde, moet door den eigenaar of erfpachter op zijne kosten tot die hoogte gebracht worden. Art. 22. In liet terrein moeten een of meer riolen worden gelegd, aansluitende aan het door de gemeente in den pubiieken weg gelegde riool en de verkrijger moet tevens zorgdragen, dat het terrein niet naar de slooten of andere terreinen afwatert. De riolen binnen het bouwterrein moeten, wat ligging, afmetingen en constructie betreft, voldoen aan door burge meester en wethouders te geven voorschriften en onder van hunnentwege te stellen toezicht worden gelegd. Buiten het bouwterrein geschiedt de aanleg vanwege het gemeentebestuurde kosten daarvan komen echter ten laste van den eigenaar of erfpachter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 3