90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 September 1899. Tot leden der 3e sectie, waarvan voorzitter is de heer J. Troelstra, de heeren D. Tigler Wijbrandi, D. Lautenbach, T. Konter, I. Middelkoop, Mr. H. D. van Ketwich Verschuur, P. A. Wiihelmy, en S. J. van Messel. 9. Voorstal van burgemeester an ivt houders inzake vaststelling van aan besluit lot heffing van waagrechtan an van eene verordening op da invordering dier rechten. (zie bijlage no. 24 tot het verslag van 's Kaads handelingen). Geen der leden wenscht hierover in algemeone beschou wingen te treden, waarna de Voorzitter overgaat tot de artikelsgewijze behandeling van het heffingsbesluit. Art. 1 wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 2 eerste lid. Het recht voor het wegen en verwelken van waren bedraagt voor boter van een vat, bruto wegende 40 kilogram of meer ƒ0.16 20 tot beneden 40 K.G. -".08 v minder wegende dan 20 kilogram -0.04 Voor het plaatsen en verwerken van aan de waag aan gevoerde vaten boter, die reeds elders aan eene waag zijn gewogen en waarvan het vereischte biljet wordt ver toondalsmede van vaten boter, waarvan geen weging wordt verlangd, bedraagt het recht van een vat, een bruto gewicht hebbende van 40 kilogram of meerƒ0.05 van een vat, een bruto gewicht hebbende van 20 tct beneden 40 kilogram- 0.03 van een vat, bruto minder wegende dan 20 kilogram - 0.02 Bij art. 2 zegt de heer Wiihelmy, dat eenige wijziging daarvan hem wensehelijk voorkomt. Z.i. is de uitdrukking „van een vat, wegende 4'» kilogram of meer" te onbepaald. Vroeger bestonden er slechts en 1/IC vaten, wegende respectievelijk nagenoeg 40, 20 en 10 K.G. De vaten waarin de fabrieksboter wordt verzonden, worden onder scheiden in 7», 7g en 7n v'aten. Het gewicht daarvan is niet vast bepaald de 73 vaten wegen in den regel ongeveer 50 K.G.doch men ziet soms reeds "3 vaten boter verzenden die een gewicht hebben van 57 K.G. Indien bij de verordening geen paal en perk wordt ge steld, dan zullen die l/3 vaten wellicht nog zwaarder gemaakt wordenom die grootere hoeveelheid boter toch tegen denzelfden prijs gewogen en ook vervoerd te krijgen. De fabrieken gaan van het standpunt uitdat een vat boter een vat boter is. Dit is voor haar voordeelig, omdat geen vracht wordt betaald voor meerder gewicht en zoo kan het voorkomendat bij vervoer van een vat boter van veel meer dan 50 K.G. voor dat laatste gewicht slechts vracht wordt betaald. Spr. meent, dat het gewenscht ishierin te voorzien en stelt daarom voor, art. 2 eerste lid te wijzigen als volgt van een vat, bruto wegende 40 tot beneden GO K.G. ƒ0.16 20» 40 -0.08 minder wegende dan 20 K.G. - 0.04 wegende meer dan GO kilogram, van iedere 10 kilo's of gedeelten meer dan GO kilo's - 0.03 Voor het plaatsen en verwerken van aan de waag aan gevoerde vaten boter, die reeds elders aan eene waag zijn gewogen en waarvan het vereischte billet wordt ver toond, alsmede van vaten boter, waarvan geene weging wordt verlangd, bedraagt het recht: van een vat, een bruto gewicht hebbende van 40 tot 60 kilogramƒ0.05 van een vat, een bruto gewicht hebbende van 20 tot beneden 40 kilogram- 0.03 van een vat, bruto minder wegende dan 20 K.G. - 0.02 wegende meer dan 60 kilogram, van iedere 10 kilo's of gedeelten meer dan 60 kilo's - 0 01 De heer Troelstra doet opmerken, dat in de memorie van toelichting reeds over dit punt is gesproken burge meester en wethouders hebben echter geen termen ge vonden, het bestaande tarief te veranderen. Kr bestaat voor het oogenblik hoegenaamd geene aanleiding, het voorstel van den heer Wiihelmy aan te nemen, want vaten als door hem bedoeld worden niet gebruikt. Diens vrees voor overdreven grooto vaten is z. i. ook niet gewettigd. Men is bij het maken der vaten altijd aan zekere afme tingen gebonden, omdat ze moeten worien vervoerd. Spr. deelt de vrees niet, dat door wijziging van het tarief in den zin als door den geachten spreker wordt voorgesteld, men van grootere vaten zal gebruikmaken. Trouwens fabrieks boter wordt immers tot dusver niet ter waag gebracht. De usance is ook hier van grooten invloed. De fabrieken onderling zullen wel zooveel mogelijk van gelijke en ge lijkvormige* vaten gebruik maken. De handel zal dit ook wel eischen. Spr. herhaalt, hij ziet geen enkelen grond, om het voorgestelde tarief te wijzigen. De boter-aanvoer aan de Waag neemt alle jaren af. De fabrieken zenden hare boter bijna niet naar de Waag, finantiee! belang is dus bij het amendement Wiihelmy niet betrokken. Bovendien, deze verordening is geen wet van Perzen of Meden. Alle belasting-verordeningen worden door de Regeering in den regel voor een bepaalden tijd goedge keurd, meestal voor drie of vijfjaren. Er is dus gele genheid te over, om veranderingen aan te brengen, indien deze wensehelijk of noodzakelijk blijken. De voorgestelde ontwerp-verordening is gebaseerd op den bestaanden feitelijken toestand. Het amendement is gericht op iets wat in de toekomst mogelijk is, maar daarvoor maakt men toch geen regelingen. De heer Wiihelmy is van meening, dat het betoog van den heer Troelstra weinig hout snijdt; hij heeft toch geens zins aangetoond, waarom niet de door hem voorgestelde wijziging moet worden aangenomen. Wanneer men eene verordening maakt, laat die dan zooveel mogelijk goed zijn, opdat zich niet weder het geval voordoet als bij de verordening op het meten en wegen, die reeds na zes maanden moest worden gewijzigd. De heer Dijkstra hoorde den heer Wiihelmy ook als reden voor diens amendement aanvoeren de betrekkelijk mindere vracht, die voor de grootere vaten boter behoeft te worden betaald, in \erband met het hoogere gewicht dat zij hebben. Spr. gelooft echter, dat de spr. hier dwaalt. Dit mag in het binnenlandsch verkeer een enkele maal voorkomen, maar voor zoover hem bekendwordt bij export de vracht van alle koopmansgoederen berekend naar het gewicht, dus ook van de boter, die naar Londen wordt vervoerd. Het komt spr. daarom voor, dat dit argument van den heer Wiihelmy kan vervallen. De heer Troelstra doet den heer Wiihelmy opmerken, dat er nog eene andere verordening voor de Waag be staat. Deze schrijft o.a. voor, dat het juiste gewicht op de vaten behoort te worden vermeld. Hij begrijpt dus niet hoe het scheepvaartbelang eenigermate bij de rege ling van het weegloon betrokken kan zijn. De beraadslaging over het amendement wordt gesloten In stemming gebracht, wordt het verworpen met 12 tegen 6 stemmen, die van de heeren Konter, Jansen, Wiihelmy, Kiers, Lautenbach en Middelkoop. Art. 2, de andere artikelen, de ontwerp-verordening op de heffing- in haar geheel en die op de invordering der vraagrechten worden daarna zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Alzoo zijn vastgesteld Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 September 1899. 91 1°. VERORDENING tot heffing van rechten aan de Waag te Leeuwarden. De raad der gemeente Leeuwarden Gezien art. 14, alinea 3 der wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156), krachtens welke bepaling het besluit tot heffing van rechten aan de -waag te Leeuwarden van den 28 Juli 1891, met 1 Januari 1900 van rechtswege zal zijn vervallen Gelet op artt. 248 en 240 der Gemeentewet Mede gelet op art. 10 der verordening, regelende het gebruik van de waag (gemeenteblad van 1894, no. 5); Besluit vast te stellen de volgende verordening tot het haffen van waagrechtan. Art. 1. Ten behoeve der gemeente Leeuwarden worden rechten geheven a. voor het wegen en verwerken van aan de waag aangevoerde waren b. voor het bewaren van boter in de daarvoor in de waag bestemde bergplaats c. voor het gebruik van standplaatsen in de waag. d. voor het gebruik van aanplakborden en muurvlakte in de waag. Art. 2. Het recht voor het wegen en verwerken van waren bedraagt voor boter van een vat, bruto wegende 40 kilogram of meer f0.16 20 tot beneden 40 kilogram - 0.08 van een vat, bruto minder wegende dan 20 kilogram -0.04 Voor het plaatsen en verwerken van aan de waag aan gevoerde vaten boter, die reeds elders aan eene waag zijn gewogen en waarvan het vereischte biljet wordt ver toond, alsmede van vaten boter, waarvan geen weging wordt verlangd, bedraagt het recht van een vat, een bruto gewicht hebbende van 40 kilogram of meerf 0.05 van een vat, een bruto gewicht hebbende van 20 tot beneden 40 kilogram- 0.03 van een vat, bruto minder wegende dan 20 kilogram - 0.02 voor kaas: van een partij van 127, kilogram of minder ƒ0.03 boven de 12 7j tot en met 25 K.G. - 0.05 25 50 0.68 van grootere partijen voor de eerste 50 kilogram 0.08 en voor elke verdere 50 kilogram gedeelten voor vol gerekend 0.06be houdens de volgende bepalingen Bestaat een partij uit: 1000 tot beneden 2000 stuks kazen, model Edammer, of uit: 500 1000 nagelkazen of kazen, model Goudsche, dan bedraagt het recht van elke 50 kilogram, gedeelten voor vol gerekend0.057, en bij grootere partijen voor de kazen boven de vermelde getallen, van elke 50 kilogram, gedeelten voor vol gerekend - 0.04' voor ivol Los of gepakt in zakken var. minder dan 150 kilogram: van een partij van 12 72 kilogram of minder 0.02' boven de 12 72 tot en met 25 K.G. - 0.04 x 25 50 - 0.09 van grootere partijen voor de eerste 50 kilogram ƒ0.09 en voor elke ver dere 50 kilogram, gedeelten voor vol gerekend ƒ0.07 gepakt in balen of zakken, per stuk, 150 kilo gram of meer wegende: voor elke baal of zak- 0.30 voor geslacht vee en alle andere natte en droge waren van een partij van 127, kilogram of minder ƒ0.027, boven do 12 7, tot en met 25 K.G. - 0.03 7, 25 50 -0.087» van grootere partijen, voor de eerste 50 kilogram f 0.087, en voor elke verdere 50 kilogram, gedeelten voor vol gerekend- 0.06 Art. 3. Behoudens het bepaalde bij art. 8 is voor het uitstallen van vaten boter en van kaas in de waag geen afzonderlijk recht verschuldigd. Art. 4. Het plaatsen van goederen in de waag wordt geacht het verzoek tot weging in te sluiten. Deze bepaling is niet van toepassing op de vaten boter, die reeds aan eene andere waag zijn gewogennoch op die, waarvan bij den aanvoer is opgegeven, dat geene weging wordt verlangd. Art. 5. Voor het door den waagmeester af te geven biljet van weging, indien zoodanig biljet wordt verlangd, is ver schuldigd 0.027,. Art. 6. Onder de rechten voor het wegen en verwerken van boter vastgesteld, zijn niet begrepen de kosten, die krach tens het provinciaal reglement op de botervaten tot vinding van traetement en reiskosten van den keurmeester dei- botervaten worden ingevorderd. Art. 7. Voor het bewaren van boter in de daarvoor bestemde bewaarplaats bedraagt het recht 0.05 per vat, doch voor elke partij niet minder dan 0.25, voor elk tijdvak, vallende tusschen den eenen en den anderen dag voor den verkoop van boter aan de waag bestemd. Art. 8. Voor het gebruik van standplaatsen in de waag be draagt het recht voor het geheele belastingjaar 50 cent per centiare. Indien tusschentijds een standplaats in gebruik wordt genomen, wordt het recht over het loopende belastingjaar naar tijdsgelang berekend. De aanwijzing der standplaatsen geschiedt door de waagcommissie, zoo noodig bij loting, op de wijze, door haar -te bepalen. Art. 9. Voor het gebruik van aanplakborden en muurvlakten bedraagt het recht als volgt voor een week voor de eerste 50 vierkante decimeter, per dM2. 1 cent. voor de volgende 50 vierkant decimeter,)per dM2. 8/* cent, voor elke dM2. boven de 100 vierkante decimeter 7, cent voor drie maanden voor de eerste 50 vierkante decimeter, per dM2. 27, cent,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 3