94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 September 1899. De heer Beekhuis geeft den heer Oosterhoff de verzeke- 25 jaar zooveel last werd ondervonden. Thans vervalt ring, dat het hier geene nieuwe maatregel betreft. Her- men in hetzelfde euvel want behalve de hoofdstraat, blij- haaldelijk kwam het voor, dat de gemeente toezicht liet ven de in deze bouwwijk aan te leggen straten particuliere uitoefenen op werken, door particulieren uitgevoerd, en straten, een stelsel, dat door spr. ten sterkste wordt veroor- waarbij de gemeente, middellijk ofonmiddeUijk, was betrokken, deeld. Het kan zijn, dat bij de stichting van de 16 woningen Toen in 1892 een ontwerp voor stratenaanleg in deze aan de Spanjaardstraat, niets is betaald voor het toezicht, bouwwijk bij den Raad in behandeling was, adviseerde do Maar hier betreft het een ander geval. Commissie voor Openbare Werken, dat adressanten 7, ge- Hier wordt o.a. een straat gelegd, die naderhand voor deelte zouden betalen der door de gemeente te maken het publiek verkeer wordt opengesteld en aan de gemeente kosten van bestrating en rioleering. In het huidige voor in eigendom en onderhoud zal worden overgedragen. De stel van burgemeester en wethouders is dit anders gefor- gemeente draagt voor 1700.— bij in de kosten van muleerd thans wordt alleen de hoofdstraat een publieke rioleering en bestrating. Nu mag de gemeente zich toch weg en blijven de zijstraten particulier eigendom; de wel verzekeren, dat de werken overeenkomstig de voor- uitvoering heeft in stede van door de gemeente, van wege waarden worden uitgevoerd. Spr. ziet de onbillijkheid de ondernemers plaats. Zoo komt men voor toestanden, die niet in, dat de bouw-onderuemers dit toezicht betalen; het ^le heer Oosterhoff Jaakt. Spr. moet hem echter in over- is ook in hun belang, dat de werken solide worden uit- weging geven, zijn voorstel in te trekken, gevoerd. Den heer Jansen spijt het te moeten verklaren, dat de De heer Oosterhoff heeft geen bezwaar tegen liet toe- |ieer Bekhuis zich vergist, en dat de heer Oosterhoff goed zicht, alleen vindt hij het onbillijk, dat de kosten daarvan js ingelicht. In het jaar 1897 is hij aan de Spanjaards ten laste van de aannemers komen. )aan en Spanjaardstraat werkzaam geweest bij den bouw Het werk dat zij wenschen uit te voeren getuigt van van 3 burgerwoonhuizen en 8 daarachter staande werk- ondernemingsgeest, want zij nemen een niet geringe risico manswoningen. Bovendien werden aldaar nog door Gebrs. op zich. Of zij er in zullen slagen, de te bouwen panden de Boer, T. IJtsma en v. d. Veen een 60-tal woningen te verhuren, moet de toekomst leeren Daarom moet men I gebouwd. Met de geheele geschiedenis dier bebouwing het hun niet te moeilijk maken en spreker blijft dan ook jg Spr van nabij bekend en hij kan positief verklaren, van meening, dat als de gemeente toezicht noodig rekent. daf geen toezicht van bouwpolitie heeft plaats gehad, doch zij dan ook de kosten daarvan moet dragen. daf weken lang bij de rioleering een opzichter van de gemeente is geweest, welke niet is betaald geworden door De Voorzitter moet den heer Oosterhoff tegenspreken, de bouwondernemers, wanneer hij meent dat met de door hem besproken voor waarde eene uitzondering wordt gemaakt op den bestaan- j)e jieer Beekhuis zegt, dat aan het gesprokene door den regel. Integendeel, o.a. bij de aansluiting van riolen jen jieer jansen natuurlijk niet valt te twijfelen, doch aan een bestaand gemeenteriool wordt altijd het van dan zou bij dien geachten spreker willen vragen of het gemeentewege uitgeoefend toezicht door belanghebbenden door hem bedoelde werk niet is uitgevoerd vóór 8 Maart betaald. Spr. ziet geen enkele reden, waarom in het 1393 onderhevige geval van de altijd gevolgde gedragslijn zou immers van dien datum dateert eene bouwverordening, moeten worden afgeweken. wjer art. 5 voorschrijft, dat dergelijke wei ken worden aan gelegd onder toezicht en tot genoegen van burgemeester De heer Oosterhoff kan uit de mededeeling van van en wethouders, en dat de kosten van dat toezicht worden der Veen, niet anders opmaken, dan dat in het onderhavige 1 gr@id.fa-g'en door hem, die de werken aanlegt of doet aan geval van vroegere gewoonten werd afgeweken, daar, zooals I je^en jyjen beeft hier eene toepassing van dat besluit, hij reeds zeide, bij den bouw van de genoemde zestien zoocja^ er niets onbillijks in gelegen is, dat de ondernemers woningen niets voor het toezicht werd betaald. de kosten van ,)et toezicht betalen. De heer Bekhuis gelooft, dat de heer Oosterhoff in eene £)e heer Oosterhoff verklaart zijn voorstel in te trekken, dwaling verkeert. l)at geachte lid zegt. dat in de Span- omdat vooraf zou moeten gaan een voorstel tot wijziging jaardslaan is gebouwd onder gemeente-toezicht, zonder dat van verordening, voor dat toezicht is betaald. Volkomen juist. Dit betrof echter een werk geheel op partikulier terrein en het toezicht, De beraadslaging wordt gesloten, door de bouw-politie uitgeoefend ter verzekering van de voorschriften der verordening. Het betreft hier echter iets Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt anders. Hier geldt het eene straat, die later door de hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen, gemeente in eigendom en in onderhoud wordt overgenomen. Alzoo is besloten Daarom dient er een waarborg te zijn, dat het werk I. Het door de heeren S. v. d. Veen en S. Schilderman volgens de regelen der bouwkunde geschiedt. alhier bij hun adres van 20 Juli 11. overgelegd plan van Het is juist, dat de straat voor rekening der onderne- bebouwing van het door hen van het Diaconessenhuis mers wordt gelegd, met eene financieele tegemoetkoming aangekocht terrein, gelegen aan den Noordersingel alhier, van de gemeente. Waarom dan de ondernemers die een kadastraal bekend gemeente Leeuwarden in sectie E no. groot gedeelte van de straat betalen, van de kosten van 2070, groot 59.30 are, goed te keuren onder de volgende het toezicht te ontheffen, vraagt spr. voorwaarden en bepalingen Spr. wenscht er echter op te wijzen, dat men hier bij A. rooilijnen. dezen straten aanleg zich in oen totaal verkeerden toestand 1°. dat als rooilijnen langs de straten (op de teekening bevindt. In de commissie voor openbare werken, waar aangeduid met A B C D, CF en BG) zullen gelden de het aanhangige voorstel werd besproken, heeft spr. er zich op de situatieteekening langs die wegen getrokken roode bij neergelegd en ook hier zal hij dat doen. Spr. wenscht lijnen echter in het licht te stellen, dat men bij het leggen van 2°. dat als rooilijn langs den weg E F G H zal wor de straten achter de Klanderij op den goeden weg was. den aangenomen een uit rechte lijnen bestaande gebroken Die werken zijn door de gemeente geheel in eigen beheerlijn, evenwijdig aan- en op zes meter afstand uit den met bijdragen van de eigenaren, uitgevoerd, waardoor eene bovenkant van het talud der tusschen het in dezen richtige uitvoering werd verzekerd. Later, o.a. bij den bedoelde land en dat van den heer Bieruma Oosting aanleg van de nieuwe straten achter de Bleekerstraat, is liggende sloot. Genoemde bovenkant talud moet in hoogte men van dien goeden weg afgeweken. Toen is men geko- overeenkomen met de voor den kant van weg A B C D men tot de particuliere bestrating, waarvan in de laatste beschreven hoogte. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 September 1899. 95 B. aanleg van straal A Ji C D. 1°. dat daarin over de geheele lengte van de noord westelijke grens van het terrein tot in de gracht bij den Noordersingel een waterdicht riool worde gelegd, liggende met den bovenkant bodem aan het beginpunt op 0.62 M. beneden F. Z.-P. en met het uiteinde aan de gracht op 1.36 M. beneden dat peilzullende het riool over do geheele lengte gelijkmatig afloop moeten hebben. In dit riool op aan te wijzen plaats waterdicht te ver binden drie stuks waterdichte putten van cement-beton groot in diameter 1.20 M. en hoog 3.70 M. binnenwerksch,zoo gemaakt en gesteld, dat de kap 0.20 M. onder do bestra ting komt en volgens het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende sterk is om den noodigen grond- druk en mogelijk vervoer daarover heen met voldoende zekerheid te kunnen weerstaan 2°. dat dit riool worde gemaakt van eivormige buizen van cement-beton, wijd 0.35 bij 0.55 M. van punt D tot punt B, en overigens wijd 0.40 bij 0.60 M. 3°. dat deze, zoowel als de hierachter voor de overige wegen te noemen riolen alle moeten voldoen aan de bij bestek no. 10 dienst 1898 voor de levering van cemont- riolen, enz, beschreven proef, 11.1. dat zij op daarbeschreven wijze en geheel vrijstaande, ten minste 50 K. per dM\ moeten kunnen dragen 4°. dat het riool bij de uitmonding in de gracht worde voorzien van een om het riool passend houten landhoofd, lang 1 M. met 2 vleugels, elk lang 3 M., waarvan het hoofd tot 1.20 M. en de vleugels tot 0.80 M. boven F. Z.-P. moeten reiken, en bestaan uit het volgende van best eikenhout 8 vierkante beslagen palen, elk zwaar 20 bij 20 cM. en lang 5 M. 4 meskant bezaagde gordingen, zwaar 10 bij 15 cM. elk ontwikkeld lang 7.40 M. een meskant bezaagde beschoeiing langs landhoofd en vleugels ter hoogte gemiddeld van 1 M. en 0 cM. dikte; en van best recht geschaafd battinghouteen dam wand lang 7.40 M., hoog 3.75 M., bestaande uit battingen zwaar 6 72 X 161/2 cM., die zoo diep moeten worden ingeheid langs de op één 11a hoogste gording, dat zij met den bovenkant op 0.10 M. beneden F. Z.-P. komen; een en ander te versterken met '2 ankers van taai gesmeed ijzer (P L H) zwaar 1 Eng. duim, te zamen lang 9 M., ter weerszijden voorzien van wei en moer met lange schroefdraad en 2 eiken ribben elk lang 4.50 M., zwaar 10 bij 15 cM. meskant bezaagd en bevestigd aan 4 ankerpalen van beslagen eiken, elk lang 3 M., zwaar 0.20 bij 0.20 M., voorzien van eiken 5 dwarshouten, samen lang 5 M., zwaar 10 bij 20 cM. kant bezaagd; 5°. dat voor de uitmonding van het riool een geul worde gebaggerd van ten minste 2 M bodem breedte en dosseeringen van 5 op 1, ter diepte van 1.50 M. beneden zomerpeil bij het riool en atloopende onder eene helling van 10 op 1 naar het midden van de gracht 6°. dat onder het geheele riool van best vurenhout zonder waan worde gelegd een goed sluitende bot, in breedte overeenkomende met de grootste buitenwerksehe breedte van het daarop te leggen riool en ter dikte van 5 cM. voor die van de grootste en 4 cM. voor die van de kleinste breedte. Onder de rioolputten de botten te leggen ter lengte en breedte van 1.50 bij 1.50 en 5 cM. dikte. Elk dezer botten te spijkeren op vurenhouten kespen, lang als de breedte der botten en zwaar 7 bij 7 cM. voor de riolen en 10 bij 10 cM. voor de putten waarvan die onder de putton 0.50 M. hart op hart en voor de riolen 1 M. hart op hart uit elkander gelegd moeten worden 7°. dat in genoemde straat worden geleverd en geplaatst en waterdicht aan het hoofdriool verbonden met cement- buizen, wijd 0.15 M., tien stuks gegoten ijzeren straat- kolken met roosters enz., zooals in Maart 1899 in het open baar door burgemeester en wethouders van Leeuwarden zijn aanbesteed volgens bestek no. 11 van den dienst van dat jaar 8°. dat de 3 putten worden afgedekt met ijzeren slraat- mnen en luikenovereenkomende met het in den laatsten tijd bij deze gemeente gevolgde model 9°. dat de aanvulling van alle riolen en putten geschiede met zuiver zand en water tot 10 cM. boven de kruin der riolen en verder onder voortdurend aanstampen mot zware stampers 10". dat de straat over 5 M. breedte en de geheele lengte worde bestraat met beste vlakke waalstraatklinkers 1ste soort op hun kant met zand ingewassehen en daarlangs ter weeiszijden van gelijke klinkers een goot worde gemaakt van 3 klinkers breedte, welke breedte in die van de straat begrepen zij 11°. dat langs deze goten van klinkermop 1ste soort halfsteens rollagen met een streklaag daarachter worden gesteld en de rest tot eene totaal breedte van 10 M. worde voorzien van eene kantbestrating van bakklinkers eerste soort 12°. dat het midden van deze bestrating overal even hoog worde gelegd en in hoogte overeenkome met die van het midden der begrinting op den Noordersingel vóór deze straat. De rijweg van de straat moet een veertigste tonrondte hebben, de trottoirs eene snijding van 11 cM. en een opwaartsche helling van 4 cM. per meter, zoodat de ach terzijden daarvan 8 cM. hooger komen dan do as of het midden van de genoemde begrinting 13°. dat onder de bestrating van alle straten eene zandlaag aanwezig zij, overeenkomstig de verordening, van 0.25 M. dikte. C. aanleg van de overige straten. 1°. dat in alles worde voldaan aan de verschillende bepalingen der verordeningen op het bouwen van woningen, het aanleggen van straten, enz. 2°. dat de aan te leggen straten steeds voor het publiek verkeer zijn opengesteld en ook in geval van aansluiting aan meerdere straten dit moeten blijven, terwijl adressanten deze aansluiting ten allen tijde moeten gedoogen 3°. dat in het bijzonder moet worden voldaan aan het bepaalde in art. 4a der verordening tot aanvulling, enz. (Gemeenteblad van 1898 no. 7.) 4°. dat de hoogte dier straten overeenkome met die van straat A B C 5°. dat in de straten C F, B G en E F G II riolee- ringen moeten worden aangelegd en daarbij de volgende bepalingen in acht genomen a. dat zij waterdicht en van cementbeton gemaakt zijn b. dat zij eivormig zijn en eene wijdte hebben van 25 bij 35 cM. c. dat ter onderlinge verbinding der riolen op de pun ten F en G, waterdichte cementputten worden geplaatst wijd 1 M. en van één Meter meerdere diepte dan de bodem der riolen, terwijl do bovenkant kap op 0.20 M. onder de bestrating blijve d. dat deze rioleering uitloope in het riool van straat A B C D, en van daar uit overal eene opwaartsche helling hebbe van ten minste I op 200 e. dat de riolen overal ten minste 0.50 M. onder de bestrating blijven dat de geheele rioleering worde gelegd op botten, in breedte overeenkomende met de grootste buitenwerksehe breelte van de riolen, en onder de putten groot 1.50 M. bij 1.50 M., alle ter dikte van 0.03 M., terwijl ze gespij kerd moeten worden op klampen of kespen zwaar 3 bij 15 cM. voor de riolen en 7 bij 7 cM. voor de putten, welke kespen bij de riolen 1 M. en bij de putten 0.50 M., hart op hart uit elkaar verwijderd moeten zijn g. dat op de stuitnaden van de voor de botten te gebruiken planken nogbehalve de beschreven dwars- klampen, langsklampen bevestigd moeten worden ter breedte van de bot en ter lengte van 0.80 M. h. dat langs de te maken straten goten gelegd worden onder eene helling van ten minste I ii 100 en deze moeten afloopen in ten minste 5 stuks te plaatsen gegoten ijzeren straatkolken zooals boven sub B no. 1 genoemd; deze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 2