104 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 September 1899.
evenwel, dat het onnoodig zal zijn, salarissen te verhoogen
of adsistenten aan te stellen als slechts dubbel tarief wordt
toegepast gedurende die uren, waarop door burgemeester
en wethouders thans wordt voorgesteld het verkeer geheel
te sluiten. Volgens bekomen inlichtingen is sedert kort
te Harlingen ook dubbel nachttarief ingevoerd. Van 's avonds
half negen tot zonsopgang wordt dat tarief toegepast. Te
Franeker worden zonder verhooging van bruggeld steeds
schepen doorgelaten. De brugwachters hebben zeker recht
op een voldoende nachtrust en het is wenschelijk de on-
noodige verstooring paal en perk te stellen, doch dit mag
niet ten koste van den handel geschieden. Er zijn gevallen,
dat sluiting van bruggen zeer ten nadeele van den handel
zou zijn. Spr. deelt o.a. mede, hoe door den lagen water
stand in de provincie en de daardoor veroorzaakte belem
mering van de scheepvaart op de kanalen, nog voor enkele
dagen aan de reeders van een schip te Harlingen liggende,
extra liggeld is betaald. Meermalen komen gevallen voor,
dat door do verschepers premien worden uitgeloofd om tijdig
ter bestemder plaatse te zijn. Langs het geheele kanaal
Groningen-Harlingen, zou Leeuwarden de eenigste gemeente
zijn, waar door sluiting der bruggen de scheepvaart belem
merd zou worden. De bepaling van burgemeester en
wethouders behoudens buitengewone gevallen, waarvoor
door den burgemeester of een van zijnentwege aan te wijzen
ambtenaar vergunning voor het afdraaien der bruggen kan
worden gegeven is te omslachtig en te belemmerend.
De vrees, dat de hooge regeering een dubbel- of verhoogd
nachttarief niet zou geedkeuren, behoeft niet te bestaan
nu dit te Harlingen is goedgekeurd.
Spr. zal dus tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders stemmen.
De heer Bekhuis heeft met belangstelling de beide
vorige sprekers gehoord. Vooralsnog is hij niet overtuigd,
dat er zoo uitgebreide belangen bij betrokken zijn. om de
bruggen zonder voorafgaande machtiging hij nacht voor
de scheepvaart te doen openen. Hij zal dus zijne stem
aan het voorstel van burgemeester en wethouders geven.
Spr. vraagt zich echter af, laat de redactie niet te
wenschen over?
Art. I van het ontwerp bepaalt, dat de bruggen gesloten
zullen zijn op de daarbij genoemde tijdstippen. Dit geeft
den indruk, alsof de bruggen gedurende den overigen tijd
voortdurend geopend zijn, wat natuurlijk niet het geval is.
De normale toestand is, dat de brug is gesloten alleen
ten dienste van de scheepvaart kan de brug worden
geopend. Spr. acht het daarom wenschelijk, in de verorde
ning alléén van opening der bruggen te spreken. De
verordening van 1875 luidde: „De gewone tijd voor het
openen der genoemde bruggen is enz.
Spr. geeft dus in overweging, het aangeboden ontwerp
in dien geest te wijzigen.
De heer van Messel zegt, dat hij zich ook moet ver
klaren tegen het voorstel van burgemeester en wethouders
op de gronden door den heer Wilhelmy aangehaald en
vooral omdat het eene belemmering voor den handel te
weeg zal brengen. Daar, waar de heer Dekhuis te kennen
gat, nog niet overtuigd te zijn van het nadeel der veror
dering, wil spreker een enkel voorbeeld stellen hetwelk
dien spr. waarschijnlijk tot andere inzichten zal brengen.
Zondagsavonds, wanneer de bruggen gesloten zijn, komt
hier aan een schuit, geladen met graan, bestemd voor
Groningen: de schipper zou met goeden wind (wanneer
de bruggen niet gesloten waren) nog voor den marktdag
op de plaats zijner bestemming kunnen zijn, waardoor
de ontvanger der lading nog in de marktschepen afleveren
kan. Komt echter de schipper door sluiting der bruggen
na den marktdag aan, dan is meestentijds de ontvanger
der lading verplicht, zo te zolderen en te wachten met
aflevering tot den volgenden marktdag, waardoor hem groote
onkosten worden veroorzaakt
Nu mag men somtijds willen beweren, dat men alleen
op de plaats onzer inwoning liet oog dient gevestigd te
hebben, spreker meent dat door de voorgestelde verorde
ring de handel in liet algemeen niet mag worden belem
merd.
Nu zeggen burgemeester en wethouders wel in art. 2
der verordening, dat in buitengewone gevallen tot het
afdraaien der bruggen door den burgemeester of een door
dezen aan te wijzen ambtenaar schriftelijk vergunning
kan worden verleend spreker meent dat dit artikel wel
licht schoon is in de theorie, echter heiaas slecht in de
practijk zal zijn.
Spr. kan zich bijna geen buitengewoon geval voorstellen;
echter stel, dat gedurende de sluitingsuren alhier aankomt
een sleepboot met een of meer schepen achter zich (het
welk als een buitengewoon geval zou kunnen worden
aangemerkt) dan zou de kapitein, u mijnheer de voorzitter,
als burgemeester of hem, die u vervangt, moeten wekken
onderzocht zou moeten worden, of het als een buitengewoon
geval kan worden beschouwd zoo ja, dan moet een schrif
telijke verklaring worden afgegeven, alsdan moet de brug-
gewachter nog gewekt wordenterecht zou hierop van
toepassing zijn liet oude spreekwoord„met passen en
meten gaat de tijd versleten."
Het is daarom uit overtuiging dat spr. zal stemmen tegen
het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer Konter heeft bij de inzage van de stukken
ontdekt, dat er nog eene andere verordening op de sluiting
van bruggen bestaat, n.l. die van 1875hij vraagt of,
bij aanneming van dit voorstel, die verordening niet moet
worden ingetrokken. Spr. roert dit terloops aan hoofd
zakelijk heeft hij het woord gevraagd, omdat er z i. uit de
stukken niet valt af te leiden, dat de sluiting der bruggen
tot geene moeielijkheden aanleiding kan geven. In 1875
is over dit onderwerp, naar hij meent, het advies gevraagd
van de kamer van koophandel.
Door een der leden dezer vergadering is reeds aange
voerd, dat de sluiting der bruggen kan teweegbrengen,
dat de schipperij Leeuwarden zal vermij ien, indien zij er
niet behoeft te lossen of lading in te nemen. Dit zal
inderdaad plaats hebben. Als voorbeeld wijst spreker op
schepen die, van Groningen in de richting van Amsterdam
varen. Deze zullen bij Garijp gekomen, hun weg over
Grouw nemen, wanneer zij niet zeker zijn nog vóór den
nacht de Leeuwarder bruggen te kunnen passeeren.
Nu zal liet wel zeer moeilijk zijn, zelfs eene ruwe be
grooting op te maken van het aantal schepen, die in dit
of dergelijk geval verkeeren. Er kunnen nog andere be
zwaren bestaan en haast is er niet bij, daarom komt het
spr. voor, dat dit ontwerp even als in 1875 bij de kamer
van koophandel en fabrieken behoort te worden gebracht,
ten einde haar advies te vernemen.
De Voorzitter voort ter verdediging van het voorstel
aan, dat tot tweemalen toe uit den Raad stemmen zijn
opgegaan tegen het misbruik, dat des nachts van de
bruggen wordt gemaakt, een misbruik, dat op den duur do
gemeente op kosten zou komen te staan. De eerste maal
geschiedde dit in 1897 bij de behandeling der heffingsver-
ordening voor het bruggeld, de laatste maal bij het debat
over de begrooting voor 1899, toen wijlen de heer van
Sloterdijck op een onderzoek aandrong, omdat anders
hooger loon of adsistentie voor de bruggaarders onver
mijdelijk worden zou. Reide keeren werd evenals do
lieer Kiers thans doet - de invoering van een verhoogd pacht-
tarief voorgestaan, maar dit denkbeeld heeft nooit instem
ming bij den Raad gevonden, hetzij men daartegen in
beginsel gekant was, hetzij men meende dat daarop geen
Koninklijke goedkeuring zou worden verleend.
Naar eene oplossing in deze richting is dus niet gezocht.
Van hooger loon behoefde, na de definitieve regeling van
dit jaar, geen sprake meer te zijn, do vraag was alléén
Is adsistentie noodig, of kan op andere wijze aan de in
den Raad geopperde klachten over misbruik worden
tegemoetgekomen Burgemeester en wethouders meenden
liet laatste, op grond van de gedurende meer dan een
Vorslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 September 1899. 105
jaar verzamelde gegevens. Uit de daaruit getrokken staten
blijkt, dat des zomers tusschen half elf en half vijf, des
winters tusschen tienen en vijven nagenoeg geen gebruik
van de bruggen wordt gemaakt, immers slechts resp. 9
en 6 maal per maand en per brug. Neemt men 1111 in
aanmerkingdat dit gering gebruik nog voor een goed
deel misbruik is, omdat liet niet zelden voorkomt, dat
schippers, die geruimen tijd voor de brug hebben gelegen,
eerst verlangen daar door te varen, wanneer de wachter
zich ter ruste heeft begeven, zoodat hiertegen voorziening
noodig was,—dan meenden burgemeester en wethouders, dat
dit voorstel om de bruggen gesloten te houden gedurende
den tijd, dat dit blijkens de verzamelde gegevens zonder
bezwaar geschieden kan, door den Raiid gunstig zou worden
ontvangen. Althans werd hierin voor handel en schipperij
geen bezwaar gezien, en zulks to minder, omdat het besluit
de gelegenheid opent om de bruggen te doen afdraaien,
wanneer dit werkelijk noodig isindien dezo inderdaad
wordt veroischt, zal de vergunning hiertoe niet worden
geweigerd. Het door den heer van Messel geopperde
bezwaar, dat de bruggaarders in dit geval moeten worden
gewekt, geldt ook thansook thans slapen de brugwachters,
zoolang zich geen schepen aanmelden.
Aan den heer Konter geeft spr. te kennen, dat de kamer
van koophandel over de door dat lid besproken verorde
ning van 1875 niet is gehoord. Wel heeft zij van advies
gediend over de tweemalen 's jaars door burgemeester en
wethouders afgekondigde sluiting dor bruggen in verband
met den dienst der spoorwegen. De genoemde verorde
ning is nooit ingetrokken, althans dit blijkt nergens uit
Waarschijnlijk is, dat zij in onbruik geraakt is iu 1882,
toen de opkomsten der Wirdumerpoorts- en Prins-Hen-
driksbruggen zijn verpacht.
Wat ten slotte de opmerking van den heer Bekhuis
betreft omtrent de redactie van het ontwerp, die hij liever
in overeenstemming met de verordening van 1875 had
gezien, spr. gelooft niet, dat burgemeester en wethouders
daarin aanleiding behoeven te vinden om in hun voorstel
wijziging te brengen. Trouwens aan het slot der veror
dening van 1875 wordt ook van den „gesloten tyd" der
bruggen gesproken. Intusschen kan de heer Bekhuis bij
de artikelsgewijze behandeling een amendement indienen
en alsdan de redactie nader worden overwogen.
De heer Bekhuis meent te hebben opgemerkt, dat het
oordeel van den voorzitter over den door spr. gegeven
wenk, om in de verordening slechts te spreken van de
opening der bruggen, niet geheel ongunstig is. Spr. acht
het echter niet wenschelijk, bij amendement eene wijziging
der ontwerp verordening voor te stellen. Als zijn denk
beeld ingang vindt, zal het ontwerp geheel moeten worden
omgewerkt.
De heer Konter wijst er op, dat de bij het voorstel
overgelegde tabel wel ecnig licht geeft omtrent de scheep
vaart bij nacht, maar niet voldoende. Of de 629 schepen,
die bij inwerking treding der verordening niet kunnen
doorvaren, 20 of b.v. 120 ton lading kunnen bergen, blijkt
daaruit niet en dit is toch niet zonder belang voor den
handel. Men vergete bovendien niet, dat de schepen thans
meestal van grooter afmetingen worden vervaardigd, dan
in 1875. Mot de vermeerderde tonnen-inhoud staat natuur
lijk do meerdere waarde der lading in nauw verband, en
ook daarmede dient rekening gehouden te worden.
Spr. stelt hierop voor, het voorstel tot vaststelling oener
verordening, regelende de sluiting gedurende den nacht
van de bruggen, waarvan de opbrengst bij gadering wordt
geïnd, te verzenden aan de kamer van koophandel en fa
brieken, om bericht en raad.
Het voorstel van den heer Konter wordt ondersteund.
Het komt den Voorzitter voor, dat de kamer van Koop
handel zeker een belangrijk advies kan geven over aard
en afmetingen der schepen, die hier thans in de vaart zijn,
maar hii vreest, dat zij geen licht kan verspreiden over
de belangrijkheid der schepen, die de bruggen passeeren
op de voorgesteldo sluitingsuren tusschen 10 uur's avonds
en 5 uur 's morgens. En wat het getal betreft, zullen
haar geen betere gegevens ten dienste staan, dan de door
burgemeester en wethouders verstrekte.
Spr. acht dus het inwinnen van het advies der kamer
van koophandel geheel overbodig en ziet niet in, waarom
hét ontvverp-bosluit niet aanstonds kan worden aangenomen.
Het is slechts gericht tegen noodeloos misbruik, terwijl
art. 2 waarborgt, dat handel en schipperij er geen nadeel
van ondervinden.
De heer Duparc had geen plan, zich in de algemeene
beraadslagingen te mengen. Nu echter daarbij reeds dooi
den voorzitter zelf art. 2 in hot debat is gebracht, wenscht
spr. zich te veroorloven, daarover thans mede iets in het
midden te brengen. Uit 's voorzitters woorden schijnt nl.
te mogen worden opgemaakt, dat het de bedoeling is,
door den burgemeester eene algemeene machtiging aan de
inspecteurs van politie te geven, om in zoogenaamde buiten
gewone gevallen, gedurende de sluitingsuren, vergunning
tot het doen afdraaien der bruggen te verleenen. Dit
zou spreker te ver gaan, daar dan aan deze ambtenaren het
oordeel over het al of niet buitengewone van het geval
zou worden gelaten, iets wat volgenj spr. aan den burge
meester behoort.
Doch er is meer. In de economio van de ontwerp
verordening is gelegen, dat in ieder geval op zich zelf
moet worden beoordeeld ot de buitengewone omstandigheid
bestaat. Ook déirmede zou niet strooken bet verleenen
van eene algemeene doorloopende machtiging.
Men vergete voorts niet, dat de vergunning telkens
door den betrokken schipper moet worden gevraagd. Het
zal dan echter zijn in den nacht. Moet dan telkens de burge
meester worden gewekt, om, hetzij persoonlijk de schriftelijke
vergunning te verleenen, hetzij dezen of genen ambtenaar
daartoe aan te wijzen? Wat zou dit niet een last geven
zegt spr. Ofschoon het beginsel van het voorstel spr.
wel toelacht, daar het den gaders der bruggen steeds de
noodige nachtrust zal verzekeren, zou hij toch bezwaar
vinden, zijn stem aan het ontwerp, zooals hot ligt, te geven.
De heer Troelstra meent te weten, dat in Amsterdam
eene regeling bestaat, als hier thans wordt voorgesteld.
Hij wijst den heer Duparc er op, dat, indien zij wordt
aangenomen, groote publiciteit daaraan zal kunnen worden
gegeven, niet alleen van de sluiting, maar ook, waar de
schipperij zich kan vervoegen om machtiging tot het ope
nen der brug. Ook de brugwachters zullen de schippers
wei op de hoogte brengen.
Spr. wijst op het geval door den Voorzitter aangehaald,
waarbij een schipper weigerde, door de brug te varen,
vóórdat de brugwachter zich had ter ruste begeven. Spreekt
dit niet vóór de aanhangige verordening
Vroeger had men voor sommige bruggen een nachttarief.
Of dit was om de doorvaart bij nacht te belemmeren of
dat het eenvoudig was ingevoerd, omdat men het afdraaien
der brug bij nacht een grooter dienst achtte dan bij dag,
weet spr. niet. Wel weet hij, dat de hooge regeering
somwijlen bezwaar heeft gemaakt een nachttarief goed te
keuren. De redeneering was dan, dat het afdraaien bij
dag of bij nacht een zelfde dienst was. waarvoor een
gelijke retributie behoorde te worden gevorderd.
Toen spreker waarnemend burgemeester was, is hem
uit verstrokte inlichtingen omtrent de schepen, die de brug
bij nacht doorvarenreeds geblekendat de doorvaart
door de bruggen tusschen 10 uur 's avonds en 4 uur
's morgens zeer gering was. Eerst tegen 5 uur passeerden
gewoonlijk vele schepen do brug. Een bewijs dus dat de
schipperij in het algemeen gedurende dien tijd rust neemt.
Trouwens, een schipper moet evengoed zijn nachtrust
hebben als een brugwachter.
Blijkens de verstrekte opgaven, passeeren in een geheel
jaar 536 schepen de bruggen tusschen de voorgestelde
sluitingsuren dat is nog op verre na geen twee per nacht.