106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 September 1899.
Hoe kan men dan zoo hoog opgeven van belemmering
van den handel Immers art. 2 is er ook nog. Door
vaart wordt toegelaten als het noodig blijkt. Men moet
niet vergeten dat, wanneer deze maatregel niet genomen
wordt, allicht hulp-brugwachters noodig kunnen zijn. Want
de brugwachter moet even als ieder ander mensch zijn
nachtrust hebbenmen kan niet door booger bezoldiging
de zaak in orde maken. Het financieel belang der gemeente
is dus ook bij deze zaak betrokken.
De heer Duparc is door het gehoorde niet van het
ongegronde van zijn bezwaar overtuigd geworden. Op het
papier schijnt alles dikwijls heel mooi, doch de practijk
leert het anders. Dit laatste zou, volgens spr„ ook hier
'bet geval worden.
De beer Konter wijst er op, dat wanneer hot voorstel
van burgemeester en wethouders aan de Kamer van Koop
handel om advies wordt verzonden, dit n. t. uitstel van
behandeling tengevolge heeft en de aandacht en belang
stelling inmiddels in ruimer kring wordt opgewekt. Wel
licht komt ons dan de stem der meer direct belangheb
benden ook nog ter oore.
Spr. zegt voorts, dat de schipper geheel van den wind
afhankelijk is. Is hgt stil, dan moet hij blijven liggen,
is de wind echter gunstig, dan maakt hij daarvan gebruik
en zoo komt het herhaaldelijk voor, dat bij nacht wordt
gevaren. Wat overigens door den voorzitter en den heer
Troelstra over de nachtrust der brugwachters is gezegd,
bevat waarheid. Spr. meent echter, dat onnoodige storing
dier rust wel zou zijn te voorkomen, door de heffing van
dubbel bruggeld bij nacht.
De door den beer Troelstra uitgesproken vrees, dat
dergelijk tarief door de regeering niet zou worden goed
gekeurd, deelt spreker niet. Dat nacht-arbeid tegen ver
hoogd tarief geschiedt, wordt vrij algemeen gebillijkt.
De heer Oosterhoff zou gaarne medewerken om aan
de brugwachters eene behoorlijke nachtrust te bezorgen,
maar vreest dat met deze verordening het doel niet zal
worden bereikt. Gesteld dat aan de 2e Kanaalbrug een
schip arriveert, terwijl de brug gesloten is. De schipper
begeeft zich naar het politiebureau en vraagt vergunning
om te mogen passeeren, bewerende dat hij groote haast heeft.
Wat moet de inspecteur van politie nu doen Hoe komt
hij tot de wetenschap of de voorgewende haast in wer
kelijkheid bestaat Spr. stelt zich voor, dat de inspecteur
in de meeste gevallen wel vergunning zal moeten geven,
zoodat de nachtrust van de wachters toch verstoord zal
worden en bet resultaat van de verordening dus alleen
zal zijn onnoodig oponthoud van de schipperij.
De heer Troelstra doet, naar aanleiding van het door
den heer Oosteihoff gesprokene, opmerken, dat er veel van
afhangt, op welk uur van den nacht de schipper door de
brug wil varen.
Als hij b.v. om elf uur 's nachts voor de brug komt,
dan zou hij 4'/, uur moeten wachten, komt hij echter
b.v. te 2 uur voor de stad, dan zou hij slechts een paar
uur behoeven stil te liggen.
Dat er veel gebruik zal worden gemaakt van de mach
tiging, zooals door den heer Oosterhoff wordt gevreesd,
gelooft spr. niet. De gang naar het politiebureau zal in
de meeste gevallen de schippers wel terughouden permissie
te vragen als er geen dringende haast is.
Spr. geeft toe, dat er omstandigheden kunnen wezen,
die de doorvaart noodzakelijk maken. Een beurtschipper
b.v. moet op tijd ter plaatse zijn, doch dezen zou een door-
loopende vergunning kunnen worden verleend. Doch
overigens zijn de bezwaren z.i. overdreven. In de practijk
vallen dergelijke bepalingen gewoonlijk wel wat mee.
Het spreekt van zelf, dat eene verordening altijd beper
kingen oplegt.
Vraagt men nu de belanghebbenden zeiven, zooals de heer
Konter dit schijnt te wenschen, dan zullen die beslist tegen
de verordening zijn, want zij zullen voor zich de meest
mogelijke vrijheid wenschen.
De heer Bekhuis beeft tal van bezwaren tegen art. 2
der ontwerp-verordening gehoord. Z. i. zijn die echter
in de practijk niet te verwachten.
Wie toch maken het meeste gebruik van de bruggen
de stoombooten en zeilschepen, die in vaste beurt varen.
Spr. gelooft dat men voor deze vaartuigen wel eene door-
loopende vergunning kan verleenen, om ook bij nacbt
door de brug te varen.
Spr. heeft eenige jaren bij eene beweegbare brug ge
woond de brugwachter verzekerde hem, dat hij de dagen
en de uren van aankomst der booten, welke de brug
moesten passeeren, kende en het ook des nachts weinig moeite
gaf, de schepen te doen passeeren.
Als dus de sluiting op deze wijze wordt geregeld, zal
de handel geen nadeel ondervinden en wordt de nacht
rust der brugwachters niet noodeloos gestoord.
De heer Dijkstra kan zich niet vereenigen met het
donkbeeld van den heer Konter om thans nog liet advies
van de kamer van koophandel te vragen over het voorstel
van burgemeester en wethouders.
Hij acht dit niet noodig met het oog op wat daarover
in deze vergadering door eenige vertegenwoordigers van
den handel in het midden is gebracht en omdat door
burgemeester en wethouders zulke uitstekende gegevens
bij hun voorstel zijn verstrekt. Dat voorstel is evenwel
volgens zijne meening niet in den geest van vroeger door
den Raad genomen besluiten.
Waar vroegere besluiten tot het maken van het kanaal
het niet toepassen van een verhoogd nachttarief en tot
verlaging van het bedrag van het bruggeld van 15 tot
10 cent alle zijn in het belang van handel en scheepvaart,
komt het hem voor, dat dit voorstel van eenige reactie
daarop getuigt.
Ook acht hij dit voor-stel niet principieel, omdat hqt wel
kan worden toegepast, wanneer zooals nu het bruggeld
bij gaardering wordt geïnd, maar niet als men eventueel
weer tot verpachting over gaat, zooals ook vroeger is
geschied.
De heer van Messel zegt, dat het hem voorkomt, dat
de heeren Bekhuis en Troelstra hem verkeerd begrepen
hebbendoor hem is niet gesproken over beurtschepen
en stoombooten echter in zijne eerste rede werd door hem
als buitengewoon geval (waarover art. 2 der verordening
spreekt) gesteld een sleepboot met een of meerdere schepen
achter zich. Dit diende slechts als een voorbeeld, voor
hetgeen als een buitengewoon geval kan worden aange
merkt. Echter zijn er een tal van andere voorbeelden
aan te halen, o.a. bij herfst en vriezend weder, waarbij
sluiting der bruggen bij nacht aan den handel zeker schade
zal kunnen berokkenen.
Spreker meent verder, dat waar wordt gewaakt voor de
nachtrust der brugwachters, ook de belangen van den
handel in de eerste plaats niet mogen worden verwaarloosd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Konter wordt hierop in stem
ming gebracht en aangenomen met 14 tegen 6 stemmen,
die van de heeren Beekhuis, Oosterhoff, Dijkstra, Tigler
Wijbrandi, Troelstia en Hijlkema.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van C. Lerk alhier om koop van
bouwterreinen aan het Nieuwe Kanaal.
(Zie bijlage no. 26 tot het verslag van 's Raadshande-
lingen).
De heer Middelkoop wenscht slechts een enkel woord
te spreken over het aanhangige voorstel, waaraan hij zijn
stem niet zal kunnen geven. In de vorige vergadering
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 September 1899. 107
heeft hij breedvoerig zijne bezwaren tegen den verkoop
van bouwterrein uiteengezet en de wenscheljjkheid betoogd,
om dien grond tegen een veranderlijken canon in erfpacht
uit te geven.
Alleen wil hij er op wijzen, dat eene verlaging van
den prijs ad f 6.— per M'. tot f 4.— enorm is. Het
is een zeer ingrijpende maatregel, te meer als men in aan
merking neemt, dat de waarde van den bouwgrond naar
alle waarschijnlijkheid zal stijgen, o. a. door den aanleg
van den tramweg daar ter plaatse.
De heer Beekhuis zegt, dat men niet moet vergeten,
dat dit voorstel is gedaan naar aanleiding van het door
den heer Lerk gedaan verzoek.
Werd het verworpen, dan zou de gemeente weer een
gegadigde voor bouwterrein verliezen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Alzoo is besloten
I. De lijst, aanwijzende de minimum-prijzen van de
verschillende bouwblokken, bedoeld in art. 1 der bepalin
gen van uitgifte van bouwterreinen aan het Nieuwe kanaal,
te wijzigen als volgt
a. in plaats van de prijzen voor blok VIII a. li. en c.
ad. f 7.50, 6.— en f 7.50, te lezen respectievelijk
lxf 5.—, 4.en f en
voor blok IX a. b. en c. ad. f 7.50, J' 6.— en /'7.5rt,
te lezen respectievelijk 5. f 4.— en f 5.—".
b. de algemcene bepaling „aan de koopers van ter
reinen wordt 15°/0 reductie verleend enz." te lezen „aan
de koopers van terreinen (met uitzondering van die gelegen
in blokken VIII en IX) wordt 15"',, reductie verleend enz."
II. Den adressant C. Leik, onder rnededeeling van het
sub I besloteue, te kennen te geven, dat zijn adres dd. 4
.September j.l. niet voor inwilliging vatbaar is, doch dat hij
zich mot eene nieuwe aanvrage lot burgemeester en wet
houders kan wenden, overeenkomstig het bepaalde bij art,
5 vlg. der Bepalingen en Voorwaarden van 14 April 1896
4. Voorstel van de heeren Duparc en Oosterhoff om te
besluiten tot geleidelijken openbaren verkoop van bouwter
reinen aan het Nieuwe Kunaal
(Zie bladz. 93 van het verslag van 's Raadshandelingen.)
De heer Duparc, tot toelichting van bet voorstel over
gaande, zegt, dat de voorstellers eigenlijk zouden kunnen
volstaan met te verwijzen naar de aan hun voorstel toe
gevoegde schriftelijke toelichting. Gelijk zij daarin met
eenige andere woorden zeiden, is teleurstelling gevolgd
op de voor ettelijke jaren uitgesproken verwachting, dat
de bouwterreinen ter zijden van het Nieuwe Kanaal
spoedig koopers zouden vinden, daar er tot dusver nog
slechts een zeer gering gedeelte van uie terreinen is ver
kocht en op dit oogenblik niet veel uitzicht bestaat, dat
er in dit opzicht woldra eene belangrijke verbetering zal
komen. Die terreinen liggen thans, als waro het, nage
noeg braak. Toch blijven de gemeentefinanciën voort
durend gedrukt door de betaling niet alleen van de rente,
maar vooral ook van de aflossing (Ier voor den aanleg van
het kanaal en den aankoop der daarvoor noodig geweest
zijnde gronden aangegane geldleening.
Die druk zou niet weinig worden verlicht, indien ge
leidelijk meer terrein werd verkocht, omdat dan uit de
opbrengst daarvan de aflossing zou kunnen geschieden.
Het gevolg zon zijn vermindering van onze belastingen,
hetzij van don hoofdelijken omslag, hetzij van de opcenten
op de personeele belasting.
Bij de in de laatst-vorige vergadering gehouden beraad
slagingen over het voorstel van burgemeester en wet
houders tot verkoop van bouwterrein aan gebroeders Meijer,
werd door een der sprekers gewezen op de mogelijkheid,
dat, naar mate de gemeente zich uitbreidt, de waarde der
kanaal-terreinen zal stijgen. Volkomen waar, zegt spr.;
hij acht dit zelfs waarschijnlijk. Hij zou het echter willen
noemen „toekomst-muziek." Ongaarne nu zou spr. willen
worden geacht te huldigen het „Après nous le déluge."
Doch de voorstellers willen evenmin volgende geslachten
te veel ontlasten, te veel voordeelen schenken, ten koste
van het tegenwoordige geslacht, dat reeds met zoovele
financiëole lasten is bezwaard.
Spr. zou de vraag willen doen, hoe een koopman zou
handelen, die goederen ingeslagen en daarvoor een prijs
bepaald heeft, doch maar voortdurend met die goederen
blijft zitten Het is eigenlijk geen vraag, want die koop
man zou in zoodanig geval niet lang wachten, alle geoor
loofde middelen te bezigen, om die goederen van de hand
te doen, allereerst om den prijs te verlagen. De gemeente
verkeert in hetzelfde geval met hare bouwterreinen, van-
di'uir het voorstel van den heer Oosterhoff en spr.
Niet vergeten mag ook worden, dat, door de stichting
van huizen op de bouwterreinen, gedurende geruimen tijd
werk zal worden verschaft aan velen, die belang hebben
bij den bloei van het bouwvak. Ook voor de leveranciers
van allerlei benoodigdheden in de nieuwe huizen zullen
er geldelijke voordeelen uit voortvloeien, zoo de eigenaars
en bewoners althans niet de vorkeerde gewoonte van som
migen volgen om, wat zij noodig hebben, met voorbijgaan
van stadgenooten, van elders te laten komen.
Wegens de nieuwe huizen zal de gemeente ook opcenten
op de personeele belasting ontvangen en tevens zal het
gasverbruik toenemen, zonder dat de gasfabriek, die genoeg
capaciteit bezit tot nog veel grootere gasproductie, dan zij
thans heeft, er om zal behoeven te worden vergroot.
Spr. is van oordeel, dat alles samengenomen »tot aan
neming van het voorstel moet leiden.
Het in het voorstel neergelegd beginsel, om tegen lagere
prijzen te verkoopen dan de in Mei 1896 vastgestelde, want
hiertoe zal het bij aanneming van het voorstel zeker
komen, werd reeds eenige malen door den raad gehuldigd.
Nu pas weder door het besluit over het voorgaande punt.
Het ligt geenszin; in de bedoeling van de voorstellers,
om in eens veel terrein te doen verkoopen en evenmin
om maar eiken geboden prijs aan te nemen. Er zal een
minimum dienen te worden bepaald, en, wordt dit niet
bedongen, dan zullen de terreinen moeten worden inge
houden.
De voorstellers hebben dit laatste echter bij hun voor
stel geheel in het midden gelaten, zooals uit den inhoud
blijkt. Daarbij is slechts sprake van geleidelijken openbaren
verkoop.
De overweging van dit alles blijve nader aan burge
meester en wethouders overgelaten, aan wie de voorstellers,
hij het 2e lid, de uitnoodiging wenschen te richten,
om de vereischte voorstellen ter uitvoering den Raad aan
te bieden.
Voorgelicht door den directeur der gemeentewerken
en te rade gaande met de sedert 1896 opgedane eigene
ervaringen, zal het burgemeester en wethouders zeker niet
moeilijk vallen, zoodanige voorstellen te doen.
Het komt den Voorzitter voor, dat er hij den Raad wel
geen bezwaar zal zijn, om het voorstel in overweging te
nemen. Volgens het reglement van orde voor de Raads
vergaderingen moet hiermede worden gehandeld als bij te
onderzooken stukken. Hot kan dus in handen van eene
commissie worden gesteld, onmiddellijk in behandeling wor
den genomen, of bij burgemeester en wethouders gebracht.
Wegens het hoogo belang acht spr. het voorstel in geen
geval voor dadelijke behandeling geschikt. Integendeel,
er dient nauwgezet te worden overwogen, of het daarin
neergelegde beginsel al dan niet dient te worden aangeno
men en eene onmiddellijke beslissing dienaangaande acht hij
niet raadzaam. Er blijft dus over, het in handen var.
eene commissie of wel van burgemeester en wethouders
te stellen.
En nu komt het spr. en hij meent uit de laatsto
woorden van den heer Duparc te mogen opmaken, dat dit