114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 10 October 1899. eens een honderdtal bij komen. Wat zou het dan nog geven Zal de gemeente zijn verantwoord, als zij, om zoo'n betrekkelijk klein getal ingezetenen, de risico op zich neemthen te bedienen ten koste misschien van de andere gemeentenaren Spr. is zoo krachtig mogelijk hiertegen. Of zou men het willen doen, om winst voor de gemeente uit de onderneming te trekken Maar dit zou weder zijn ten nadeele van hen, die op de telephoon zijn geabonneerd en, als handelaren en indus- trieelen, dit wel moeten doen. Welk gemeentebelang zou men dus kunnen opnoemen, dat bij eene exploitatie van gemeentewege is betrokken Spr. moet er tevergeefs naar zoeken. Er is gewezen op andere steden, Rotterdam, Amsterdam enz., doch daarbij kan Leeuwarden ook hier niet worden vergeleken. En wie weethoe vooral Amsterdam, dat in de laatste jaren maar alles tot gemeente zaak is begonnen te maken, na verloop van tijd niet zal blijken, zich, zooals men het noemt, in de vingers te hebben gesneden. De heer Konter heeft er op gewezen, dat de ambtenaren, die de gemeente casu quo zou hebben aan te stellen, niet veel geld zouden kosten, de een zou slechts f 600, de ander niet meer dan j 400 per jaar behoeven te genieten. Welk soort ambtenaren zou men voor deze geringe bezoldigingen kunnen bekomen Bo vendien, het getal gemeente-ambtenaren zou er al weder door worden vermeerderd. De heer Konter heeft er van gesproken, dat men de aanvragers eene voorloopige con cessie, met een proeftijd van vijf jaren, zou kunnen ver- leenen. Ernst of kortswijl? zou spr., naar aanleiding hiervan, willen vragen. Want in ernst zal zeker ook de heer Konter niet willen geloovendat de aanvragers al die aanzienlijke kosten voor den aanleg der lijnen enz. zich zouden willen getroosten op het gevaar, dat na afloop van dezen termijn de definitieve concessie niet zou worden verleend. Spr. hoopt, zijn medeleden eenigszins te hebben over tuigd dat het inderdaad in strijd zou zijn met het ge meentebelang, indien de raad het door den heer Konter verdedigde stelsel aannam. De heer Wilhelmy kan zich niet met het voorstel van burgemeester en wethouders verèenigen op de zelfde gronden, als zooeven de heer Konter breedvoerig heeft ontvouwd. Ook spr. acht eene concessie van 20 jaren een veel te lang tijdsverloop. Zooals burgemeester en wethouders terecht aanvoeren, gaat alles, en voornamelijk de electro- techniek, met reuzenschreden vooruit. Wanneer nu met 5 jaar een belangrijke uitvinding of een groote verbete ring is tot stand gekomen, die in de telephonie aanmer kelijke verandering teweeg brengt, dan zal de gemeente, indien de concessie is verleend, lijdelijk moeten aanzien, dat zij daarvan verstoken blijft. Bij gemeente-exploitatie is dit anders; bij gebleken verbeteringen kan men ze toe passen, zonder dat men daarover iemand verlof behoeft te vragen. De heer Troelstra meent, dat de ever.tueele winst van gemeente-telephoon-exploitatie den heer Konter zeer toe lacht. Maar, vraagt spr. weegt de risico, welke de gemeente op zich neemt, tegen die betrekkelijk kleine winst op Het is volstrekt niet zeker, dat er winst zal worden behaald. Al mogen de concessionarissen aan hunne onderneming verdienen, daarom is het nog niet zeker, dat de ge meente ook winst zal maken. De ondervinding leert, dat gemeente-exploitatie nooit zoo goedkoop kan werken als de particuliere. Spr. gelooft, dat de directeur in zijne exploitatie-rekening de kosten te laag heeft geraamd. Een nieuw aan testel len ambtenaar voor de telephoon zou stellig meer dan 400.— salaris moeten genieten. Er zal toch wel moeten worden aangesteld iemand, die zoowel theoretisch als practisch geheel op de hoogte is van alles wat de tele phonie betreft, een wetenschappelijk man dus. Ook is het de vraag, of de berekende som voor af schrijving en vernieuwing van de toestellen wel voldoende is, waar voortdurend nog iets nieuws op het gebied der telephonie wordt gevonden. De heer Wilhelmy vreest, dat bij het verloenen der concessie op den duur slechte toestellen zullen worden gebruikt. Maar de vrees van dien spr. zal ijdel blijkenart. 20 der voorwaarden waarborgt de gemeente steeds een goed telephoonnet, en art. 1 geeft eeno definitie wat daaronder wordt verstaan. Burgemeester en wethouders hebben hot dus geheel in hun macht te zorgen, dat het telephoonnet en alles wat daartoe behoort, in den meest volmaakten toestand worde gebracht en gehouden. Den lof, door enkele sprekers over dit ontwerp aan bur gemeester en wethouders gebracht, stellen zij op hoogen prijs. Er is dan ook naar gestreefd do voorwaarden in 't belang van de gebruikers der telephoon zoo deugde lijk, mogelijk te maken. De heeren Konter en Wilhelmy achten 20 jaar een te langdurige concessie. Doch de concessionarissen vroegen haar voor den tijd van 30 jaren aan, omdat zij en dit is wel aan te nemen, zeer groote kosten moeten maken voor nieuwe toestellen, kabels, geleidingen enz. Burge meester en wethouders hebben met moeite kunnen verkrij gen, dat de aanvragers met 20 jaar genoegen namen. Zij zouden zich aan te groote risico blootstellen, indien zij de concessie voor korter tijdsverloop aanvaardden. Het aannemen van een amendement, dat den duur der consessie nog korter stelde, zou gelijk staan met een mooid van het geheele voorstel, want daarvoor zouden de aan vragers ongetwijfeld niet te vinden zijn. Mochten er dus leden zijn, die vóór zoodanig amende ment zouden wenschen te stemmen, dan zouden die zeker beter doen met maar dadelijk te stemmen tegen het ver- leenen eener concessie. De heer Hijlkema was in den beginne gemeentelijke exploitatie van de telephoon niet ongenegen. Na echter van alle hiertoe betrekkelijke stukken kennis te hebben genomen, moet spr. verklaren, dat hij zijn eerste denkbeeld heeft laten varen, en voor verlenging der concessie is. Spr. is van oordeel, dat het te leenen bedrag ad 36.000 ontoereikend is, om de volledige installatie van het ge meentelijk telephoonnet te bekostigen. Hierdoor moet ook de eventueel te maken winst lager worden gesteld. Ook komt het hem voor, dat do exploitatie-kosten te laag zijn geraamd. De directeur der gemeentewerken is voor eigen-exploitatie en onwillekeurig stelt hij misschien daardoor die onderneming wat rooskleurig voor. Men vergete toch niet, dat Leeuwarden geen groote handelsstad is. En het is toch in hoofdzaak de handel, die zich op de telephoon abonneert. Als een particulier zich abonneert, is het meestal voor liefhebberij, of om eenig meerder gemak te verkrijgen, niet om de financieele voor deden, die van eene snelle correspondentie zijn te ver wachten. Spr. meent dus, dat het financieele voordeel voor de gemeente niet zoo groot zou blijken te zijn. Tegenover het voordeel uit de gemeente-exploitatie te verkrijgen, staat de zekerheid, dat de gemeente, bij het verleenen der concessie, steeds uitstekend zal worden be diend. Als aan deze voorwaarden de hand wordt gehou den, behoeft de heer Wilhelmy niet bevreesd te zijn, dat slechte toestellen enz. worden gebruikt. Na verloop van de 20 jaren, als Leeuwarden zich misschien tot eene groote handelsstad heeft ontwikkeld, laat men dan het denkbeeld van gemeentelijke exploitatie der telephoon in ernstige overweging nemen De heer Konter zegt, dat zij die in gemeente-exploitatie geen voordeel zien, niet moeten vergeten, dat de aan vragers der concessie daarin blijkbaar wel degelijk voor deel zien. Overigens heeft de heer Troelstra spr. ver keerd begrepenwanneer hij meentdat het geldelijk belang zijn voornaamste bezwaar is tegen het verleenen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 10 October 1899 115 der concessie. Zijne voornaamste bezwaren ontstaan uit den aard van het bedrijf en den langen duur der concessie. Spr. meent voorts, dat de telephonie gevoegelijk bij den dienst der gemeentewerken kan worden ingedeeld en weinig uitbreiding van personeel zal veroorzaken. De algeiueene beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter stelt voor thans over te gaan tot de be handeling der concessie-voorwaarden. De heer Middelkoop vraagt of het met het oog op de verdere beraadslaging niet wenschelijk zou zijn, eerst over het beginsel der gemeentelijke exploitatie te steramen. De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar en brengt derhalve eerst in stemming den aanhef van het ontwerp besluit, strekkende: om met intrekking van de bij raads besluit van 8 Januari 1885 aan de firma Ribbink van Bork Co. te Amsterdam verleende vergunning tot aanleg en exploitatie van voor het publiek bestemde electro- telephonische verbindingen in de gemeente Leeuwarden, aan de naamlooze vennootschap „Algemeene Telephoon- maatschappij, voorheen Ribbink van Bork Co.", gevestigd te Amsterdam, tot den 1 October 1920, met uitsluiting van anderen, concessie te verleenen tot aanleg en exploi tatie van een voor publiek vorkeer bestemd telephoonnet met centraal bureau te Leeuwarden enz. Deze wordt aangenomen en mitsdien de concessie ver leend mot 16 tegen 5 stemmen, die van de heeren Lau- tenbach, Wilhelmy, Konter, Jansen en Middelkoop. Hierna wordt tot de behandeling der voorwaarden overgegaan. Artt. 1—5 worden zonder discussie of hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 6. Aan de concessionarisse wordt toegestaan de telephoon- geleidingen en de daarvoor noodige steunpunten in-, op of boven den openbaren gemeentegrond te hebben of aan gemeentegebouwen te verbinden, volgens door burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden. Zij mag deze werken niet uitvoeren dan na daartoe voor elk onderdeel afzonderlijk van burgemeester en wet houders goedkeuring op de plannen en vergunning tot uitvoering te hebben verkregen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze voor waarden ten allen tijde te wijzigen en aan te vullen of om bijzondere redenen een of meer dier vergunningen in te trekken. Bij art. 6 vraagt de heer Menalda of onder openbaren gemeentegrond ook zijn begrepen de openbare gemeente wateren. Door een artikel in de Gemeentestem no. 2498 heeft hij daarop zijne aandacht gevestigd. Het is naar spr.'s inzien wenschelijk, datde gemeente wateren" in artikel 6 der voorwaarden worden opgenomen, achter „openbaren gemeentegrond", ook in verband met art. 179/t der gemeentewet. Spr. stelt daarom voor, de door hem noodig geachte wijziging in art. 6 aan te brengen. De Voorzitter geeft te kennen, dat het denkbeeld van den heer Menalda instemming ontmoet bij burgemeester eu wethouders. Indien de Raad zich daarmede evenzeer vereenigen kan, geeft hij in overweging de redactie der voorgestelde aanvulling aan het Dagelijksch Bestuur over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten en artikel 6 overigens ongewijzigd aangenomen. Artt. 7 tot en met 10 worden hierop zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomeu. Art. 11. De concessionarisse is verplicht om, zoodra oen eigenaar of gebruiker van een lokaal binnen deze gemeente gelegen verlangt, dat dit lokaal aan het centraal-bureau wordt verbonden, daaraan gevolg te geven overeenkomstig do in art. 5 omschreven wijze, tenzij burgemeester en wet houders voor elk geval in 't bijzonder daarnaar gevraagd zijnde, wegens de ligging van dit lokaal buiten de bebouwde kom der gemeente ontheffing van deze verplichting verleenen. Zij is voorts gehóuden alle geabonncerden en gebruikers die aan de door het rijk gestelde voorwaarden hebben voldaan, van de nader te noemen publieke spreek cellen in de gelegenheid te stellen om intercommunaal c. q. internationaal te telephoneeren, zoomede aan het telegraaf kantoor telegrammen te doen toekomen en vandaar in ontvangst te nemen. De heer Menalda vraagt of tusschen de woorden „ten zij burgemeester" enz. tot en met „van deze verplichting verleenen" en die van art. 16 eerste lid wel overeen stemming is. De Voorzitter antwoordt, dat tusschen de artt. 11 en 16 geen strijd bestaat. Art. 16 waarborgt slechts, dat van de in art. 1L gegeven bevoegdheid om ontheffing te verleenen, slechts bij hoogo uitzondering gebruik zal be hoeven te worden gemaakt. Het kan echter voorkomen dat, ondanks het recht bij art. 16 aan de concessionarisse gegeven, aanleg buiten do bebouwde kom al te bezwarend zou zijn, en in dat geval kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling van dien aanleg toestaan. Artt. 11 tot en met 13 worden zonder verdere discus sie of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 14. Verbindingen, welke in het belang van de verschillende takken van gemeentedienst door burgemeester en wethouders worden noodig geacht, moeten tot een maximum van 15 door de concessionarisse worden tot stand gebracht en onderhouden, tegen vergoeding door de gemeente van de werkelijke kosten, zullende daarbij niets verschuldigd zijn voor het medegebruik van stellingen op gebouwen of van andere steunpunten. De bediening van deze verbindingen op het centraal- bureau geschiedt kosteloos. De heer Kiers wenscht het getal der in art. 14 be doelde verbindingen te zien verhoogd, met het oog op eventueele verbetering der brandweer, daar in de meeste steden van grootte en omvang als Leeuwarden reeds stoom- of motor-brandspuiten zijn of worden aangeschaft en het dus wenschelijk isdatmocht te eeniger tijd de brand weer telephonische verbindingen willen daarstellen, daar voor geen extra kosten behoeven te worden betaald. De concessionarisse zal om deze bepaling toch de con cessie aanvaarden en daar de onkosten van aanleg door de gemeente worden vergoed, zal dit de exploitatie niet drukken. Het amendement van den heer Kiers wordt niet onder steund en blijft dus buiten behandeling. Artt. 14, 15, 16 en 17 worden zonder verdere discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 18. Voor het gebruik van een der publieke spreekcellen in plaatselijk verkeer kan 10 cents per 5 minuten gerekend worden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 4