124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 4 November 1899. Spr. dankt voor de bekomen inlichtingen en vereenigt zich geheel met het voorstel van den heer Duparc. Het voorstel van burgemeester en wethouders, met de door den heer Duparc voorgestelde toevoeging, wordt hierop aangenomen zonder hoofdelijke stemming. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot in gebruik geving van natuurkundige instrumenten in het Cgmnasium. De Directeur van de landbouwwinterschool heeft tot burgemeester en wethouders het verzoek gericht, om ten behoeve van een door het personeel, dier school te houden cursus, die zich ten doel stelt, onderwijzers, die zich be kwamen voor de acte lager onderwijs landbouwkunde steun en leiding bij hunne studie te verstrekken, gedurende 5 uren gebruik te maken van het voor het onderwijs in de natuurkunde bestemd lokaal en de instrumenten in het Gymnasium. Heeren Curatoren van het Gymnasium hebben to kennen gegeven, dat tegen de inwilliging van dit tweeledig ver zoek geen bezwaar bestaat. Burgemeester en wethouders zich hiermede vereenigende, hebben met betrekking tot het bepalen van de jaarlijks daarvoor te betalen vergoeding, eene opgave gevraagd van den betrokken leeraar aan het Gymnasium, die te kennen gaf, dat naar zijne meening een bedrag van 50.eene billijke vergoeding zoude zijn. In verband met het bepaalde bij art- 138 der gemeen tewet, stellen burgemeester en wethouders voor, te besluiten het lokaal en de instrumenten voor het onderwijs in de natuurkunde in het Gymnasium alhier voor het bovenom schreven doel tot wederopzegging in gebruik af te staan tegen eene vergoeding, per cursus van vijftig gulden. Dien overeenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 3. Behandeling der gemeentebegrootingdienst 900. (Zie bijlagen nos. 25, 36 en 39 tot het verslag van'sRaads handelingen.) De voorzitter opent de algemeene beraadslagingen, De heer Middelkoop zou gaarne eenige inlichtingen ontvangen omtrent de gevolgde usance bij de begrooting. Spr. wenscht n. 1. het woord te voeren, speciaal over hoofdstuk II der ontvangsten. Hij vraagt of het beter is, dit bij het betrekkelijk hoofdstuk te doen of reeds thans bij de algemeene beraadslaging. De Voorzitter geeft den heer Middelkoop ten antwoord, dat het hem wenschelijk voorkomt, de bespreking bij het des betreffende hoofdstuk te houden. De heer Beucker Andreae was afwezig toen do begroo ting in zijn sectie was behandeld, waardoor hij niet in de gelegenheid was, eene vraag te stellen, welke hij thans tot burgemeester en wethouders wenscht te richten. Zij betreft n. 1. de steeds stijgende kolenprijzen. Zou het niet wenschelijk zijn, vraagt spr. in verband daarmede den gasprijs te verhoogen Deze toch dient in overeenstem ming te zijn met den kostenden prijs der grondstoffen, met dien verstande, dat eene billijke winst mogelijk blijve. In de vergadering van 25 April 1893 zeide de hoer Bekhuis reeds: „De onkosten der gemeentetoestellen die nen rechtstreeks aan de gasfabriek te worden vergoed, dan kan de gasprijs worden geregeld naar den prijs der gaskolenen in 1895 werd gezegd, dat bij alle verschil van inzichten men het er toch over eens is, dat de gas prijs wordt beheerscht door dien der kolen. Nu stelt spr. de vraag, omdat het van algemeene be kendheid is, dat de prijs der steenkolen belangrijk ge stegen is. In 1890 was de prijs van het gas 7 cent per M\ In 1897 werd de gasprijs op 6 cent per M3 gesteld. De lage kolenprijs a 60 cent per ILL. veroorloofde deze vermindering. Thans echter bedraagt de prijs der gas kolen naar hij meent te weten 73 cent. In de begrooting is 70 cent per ILL. uitgetrokken, zou het nu ook wen schelijk zijn, vraagt spr. den gasprijs te verhoogen Het verschil tusschen de ontvangsten en uitgaven der gasfa briek, de winst dus, wordt langzamerhand kleiner. Spr. acht het van hoog belang, dat althans deze bron van in komsten vloeiende blij ve, opdat men daarmede bij de be grooting rekening kunne houden. De heer Hijlkema is het met den heer Andreae eens, dat de prijs der steenkolen dien van het gas beheerscht, en dat laatstgenoemde daarmee dus in overeenstemming dient te zijn. Toch is het niet mogelijk, steeds de onophou delijke schommelingen der kolenmarkt te volgen. Eene verlaging van den gasprijs ondervindt natuurlijk bij de ver bruikers geen tegenkantingmaar eene verhooging gaat met groote bezwaren gepaard, ondervindt steeds heftige bestrijding. Spr. kan overigens niet aanraden tot eene verhooging van den gasprijs over te gaan, ook omdat zij in de gege ven omstandigheden niet noodzakelijk is met het oog op het batig saldo. Het komt spr. voor, dat het beter ware geweest bij het betrekkelijk artikel der begrooting hierover te spreken. De algemeene beraadslaging wordt gesloten en tot de behandeling der uilgaven overgegaan. De volgnummers 68 tot en met 90 worden zonder discussie of hoofdelijke stemming onveranderd vastgesteld. Volgno. 91. Uitgaven ten behoeve van de tienjarige volkstelling. De heer Middelkoop heeft gezien, dat de uitgaven voor de tienjarige volkstelling hooger zijn geraamd dan de in komsten. Hij vraagt of het wenschelijk zal zijn, bij den Minister op eene verhooging van de Rijksvergoeding aan te dringen. De heer Troelstra zegt, dat een bepaald bedrag per persoon beschikbaar is gesteld. Het is nog niet met ze kerheid te zeggen, dat dit bedrag niet voldoende is. Er kan eerst aanleiding bestaan, verhooging der bijdrage te vragen, als het blijkt, dat deze niet toereikend is. Den heer Duparc zegt, in eene andere betrekking ver scheidene volkstellingen te hebben meegemaakt en kan daarom eenigszins uit ervaring spreken. En nu meent hij dat eene poging, als door den heer Middelkoop wordt bedoeld, niet de minste kans van slagen zal hebben. Bij de laatste tienjarige volkstelling werd aan de gemeente eene rijksuitkeering verleend van 3 cent per getelden per soon. Dit maal is dit bedrag bepaald op 4' 2 cent, eene belangrijke verhooging dus, die over de bevolking van ons land meer dan vijf millioen, reeds verscheidene guldens bedraagt. Het verhoogde bedrag heeft, blijkens het voor- loopig verslag dor Tweede Kamer over de begrooting voor het Departement van Binnenlandsche Zaken over 1900, zelfs reeds tot aanmerkingen geleid. Het is volgens spr. daarom te minder te verwachten, dat er nog meergelden zouden worden toegestaan. Volgno. 91 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgno. 92 tot en met 108 worden zonder discussie aangenomen. Volgno. 109. Onderhoud van puin-, grint-, schil- en straatwegen. De heer Baart de la Faille heeft tot zijn leedwezen verzuimd in zijne sectie ter sprake te brengen de belem Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 4 November 1899. 125 mering, die ondervonden wordt om den Noordersingel als rijweg te gebruiken door de paaltjes, daarin geplaatst ter hoogte van de Singelstraat en bij de zwemschool. Indertijd zullen er wel goede redenen bestaan hebben, om dat gedeelte van dien singel niet als rijweg te be schouwen. Het komt spr. echter voor, dat, sedert het diaconessen- huis, eene inrichting van groote beteekenis, daar werd gesticht en talrijke rijtuigen daarvoor dagelijks stilhouden, eene verandering gewenscht is. Het zal misschien, eenige kosten veroorzaken, om den singel als rijweg te kunnen gebruiken, doch het betreft slechts een klein gedeelte, dat nog dient verhard te worden. Spr. geeft burgemeester en wethouders beleefd in over weging, de bestaande moeielijkheden op te heffen, om den Noordersingel over zijne geheele lengte als rijweg te ge bruiken. De Jieer Haverschmidt ondersteunt het denkbeeld van den geachten spreker, door hem zelf bij de vorige be grooting reeds uitvoerig besproken. Nu daar een nieuwe stadswijk ontstaat, moeten de paaltjes verdwijnen en de singels voor rijtuigen worden opengesteld. De weg zooals die daar ligt, moge voor wagens niet geschikt zijn, met weinig kosten is die te verharden. Spreker bespreekt daarna de publicatie van burgemees ter en wethouders, betreffende openbare paden uitsluitend voor voetgangers bestemd. Die publicatie heeft heel wat schrik veroorzaakt onder de wielrijders en hoewel het spreker achterna is gebleken dat het hier slechts geldt eene uitbreiding van eene oude verordening, zou de ofticieële erkenning van den burge meester in deze raadszitting, dat het niet de bedoeling is geweest de wielrijders te treffen, velen gerust stellen. In dezelfde publicatie komt een verbod voor om met rijtuigen achter den Prinsentuin langs te rijden en spreker hoopt dat burgemeester en wethouders dit verbod willen terugnemen. Het gebruik van dien weg als rijweg is zeer gering en het terrein voor rijtoeren om de siad is al zoo beperkt, dat men dit mooie punt daaraan niet moet onttrekken, ook al ter wille der vreemdelingen die steeds meer onze stad bezoeken. Maar bovendien verleent de achterdeur van den Prinsentuin toegang voor personen, die slecht ter been zijn en er zonder rijtuig niet zouden kunnen komen. Ten slotte wijst spieker nog op de treurige verbinding tusschen Bleekerstraat en Houtstraat. Deze straten zijn gescheiden door een houten hek, waarvan het publiek een lat heeft afgerukt. De passage heeft plaats door die opening en spreker was er getuige van dat een brieven besteller zich door de nauwe ruimte heenwerkte. Hoewel de zaak een lange geschiedenis heeft, die spreker met rust zal laten, meent hij toch dat deze versperring, ook met het oog op brand in die buurt, niet jaar uit jaar in kan voortduren en beveelt hij nadere bespreking met belanghebbenden zeer bij burgemeester en wethouders aan. De heer Beekhuis zegt, dat de vraag van den heer de la Faille reeds gedeeltelijk door den heer Haverschmidt is beantwoord. Overigens, als het eenvoudig de kwestie was, om het bewuste gedeelte van den Noordersingel voor rijweg geschikt te maken, door de aanwezige paaltjes te doen verwijderen, dan zouden burgemeester en wet houders reeds de noodige maatregelen hebben genomen. Doch de kosten van verharding van den weg zijn niet zoo gering te achten. Spr. erkent, dat de behoefte, om den gehoelen Noor dersingel als rijweg te gebruiken, meer en meer blijkt. Hij gelooft echter niet, dat nu reeds eene betrekkelijk groote som voor het beoogde doel mag worden besteed. Wat de opmerking van den heer Haverschmidt betreft, spr. wijst er op, dat de publicatie omtrent de wegen, uitsluitend voor voetgangers bestemd, geheel in overeen stemming is met de verordening. Deze bepaalt dat het verboden is o. a. met rij- ot voertuigen, gebruik te maken van eenen door burgemeester en wethouders uitsluitend voor voetgangers aangewezen openbare straat. Een rijwiel behoort echter niet tot de rij- of voertuigen, zoodat dit niet onder de verbodsbepaling valt. Het rijden met rijwielen op de aangeduide wegen blijft dus geoorloofd. De Voorzitter kan aan het door den heer Beekhuis gesprokene toevoegen mede om te voldoen aan het ver zoek van den heer Haverschmidt, dat de publicatie uit sluitend een uitvloeisel is van art. 21 der algemeene politie-verordening, zoodat de publicatie de wielrijders nooit kan treffen zoolang de verordening dit niet doet. En nu is, noch bij den Raad ooit oen voorstel aanhangig geweestnoch ooit door de commissie voor de strafver ordeningen het denkbeeld overwogen, om strafbepalingen omtrent het wielrijden in te voeren. De algemeene politie verordening heeft dus nooit op wielrijders het oog gehad en spr. kan dus met vrijmoedigheid de door den heer Haverschmidt gewenschte verklaring afleggen. De heer Haverschmidt merkt nog op dat de kosten van verharding van den singel niet zoo hoog zijn als de wethouder wellicht meent. Spreker bedoelt geen formeelen grindweg, bestaande uit platten steen, steenpuin en rivier- grint, maar eenvoudig verharding met steenpuin, dat de ge meente in ruimen voorraad heeft op haar terrein aan de Dok kumer Ee, eene verharding dus, zooals de Harlinger trekweg die heeft ondergaan. Spreker dankt den voorzitter voor diens naderen uitleg van de publicatie. Van een dagelijksch bestuur met twee bereden wethouders had spreker trouwens geen belemme ring van het wielrijden verwacht. De Voorzitter doet opmerkendat de heer Beekhuis reeds op de niet onbelangrijke kosten heeft gewezen, die aan de verharding van den singel zijn verbonden. Het gesprokene zal natuurlijk aanleiding geven, om de verharding van den Noordersingel andermaal bij burge meester en Avethouders ter sprake te brengen. Volgno. 110 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming onveranderd goedgekeurd, gelijk volgno. 111. Volgno. 112. Kosten van aankoop van boomen, plan ten, zaden enz., zoomede uitgaven voor gereedschappen voor het plantsoen en arbeidsloonen der werklieden. Den heer Baart (Ie la Faille heeft het antwoord van burgemeester en wethouders omtrent de opmerking, in de Ie sectie gemaakt ten opzichte van de hoog-opgaande boomen b. v. in de Zuiderstraat, onbevredigd gelaten. Burgemeester en wethouders zeggen, dat bij hen geene klachten van bewoners der Zuiderstraat zijn ingekomen. Doch de onderwijzer in het Old Burger Weeshuis heeft spr. uitdrukkelijk verklaard, dat de hooge boomen zijne woning voor een groot deel van lucht, licht en zonne schijn berooven. Juist aan de zijde van het weeshuis bevinden zich de zwaarste en meest vertakte boomen. Spr. dringt daarom bij burgemeester en wethouders aan, om eene ondoelmatige beplanting in de straten tegen te gaan, opdat lucht en licht in overvloed kunnen toe- stroomen. De Voorzitter zegt, dat het antwoord van burgemeester en wethouders moet worden opgevat in dien zin, dat bij hen geene rechtstreeksclie klachten over de boomen in de Zuiderstraat zijn ingekomen. Overigens wijst spr. er op, dat dit antwoord ook onderzoek en verbetering toezegt. Maar hij herinnert er aan, dat zoowel gemeentebestuur als ingezetenen zeer noode groote boomen zien vallen, zoodat wellicht dit bezwaar tegen de wenschen van den heer de la Faille zal blijken op te wegen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 2